De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 7
(1877)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijBrussel.9 Februari, 1877. In het vorig nummer van uwen Kunstbode verscheen geen Tooneeloverzicht uit Brussel. Daarover vraag ik u verschooning: In de Nieuwjaarsvakancie was ik voor eenige weken naar Vlaanderen gehaan en had alzoo een aantal vertooningen verloren, o.a. die van Lena, door Dés. Delcroix en Mr. Van der Zypen, door Victor Lefèvre. Ik zal evenwel trachten zooveel mogelijk uwe lezers bekend te maken met datgene wat gedurende de twee laatste maanden op ons Tooneel te zien is geweest. 1. Robert en Bertram werd dikwijls in den beginne van December gespeeld, doch daarover hoef ik nu niets meer te zeggen. 2. Mast en Danneel, drama in 5 bedrijven en 8 tafereelen van Nap. Destanberg. Wat de schrijver bewijzen wil, is dat een rotte appel, die naast een goede ligt, dien bederven kan. Mast, een doorslechte kerel, weet zijnen argeloozen, onervaren vriend Danneel met zich in den afgrond te slepen: hij leert hem drinken, stelen, moorden. Eindelijk worden beiden geradbraakt. Alles gebeurt te Gent, of liever alles zou te Gent moeten gebeuren: want de scene der Heidens, in het bosch van Petegem is waarlijk niet te verklaren. Ofschoon de strekking van het stuk zeer schoon is, ofschoon de heeren Hendrickx, Van Beem Daenens en en Mev. Aleidis veel kunstenaarstalent in de vertolking hebben aan den dag gelegd, ofschoon het stuk eene historische gebeurtenis (zoo heeft men mij ten minste verzekerd) tot grondslag heeft, toch heeft het maar weinig bevallen. Het schijnt mij wat te ruw; de verschillende tooneelen schijnen met groven, zeer in 't oog vallenden draad aaneengenaaid. Dat legt uit waarom men dit stuk maar tweemaal heeft kunnen spelen. 3. Lena van Delcroix en Mr. Van der Zypen, naar het fransch van brusselschen schrijver Victor Lefèvre. (Vertooningen niet door mij bijgewoond.) 4. De Koopman van Antwerpen, vervlaamscht drama. Dat tooneelstuk heeft me oprecht genoegen gedaan. Ofschoon ik in princiep tegen de opvoering van vertalingen ben, moet ik nogtans de opvoering van stukken | |
[pagina 83]
| |
zooals De Koopman van Antwerpen onvoorwaardelijk goedkeuren,Ga naar voetnoot(1) - al zijn het dan nog vertalingen. Wie de fransche schrijver van dit stuk is weet ik niet; maar te oordeelen naar zijn gewrocht, moet het een meester in het vak zijn Geen oogenblik verveelt men zich. Van 't begin tot het einde is er leven in dit stuk, niet dat leven, welk uit opéengestapelde actie bestaat, maar dat natuurlijke werkelijke leven, zooals we 't alle dagen voor onze oogen te zien krijgen. En hoe schoon eindigt elk bedrijf niet? Alles is berekend in de Koopman van Antwerpen, en niets schijnt berekend: En daar ligt, mijns dunkens, de grootste verdienste van den tooneelschrijver in. En de strekking? Oh, die is alleredelst, vlaamsch zal ik maar zeggen. De echtbreuk wordt er niet in goedgekeurd en met bloemen omhangen; maar de schuldige vrouw moet boeten, en wordt slechts gezuiverdGa naar voetnoot(2) door knaging en lijden van vele jaren. Ik moet er bijvoegen dat dit schoone drama gespeeld werd op de beneficievertooning van Mev. Aleidis, de goede eerste rol van ons Tooneel; dat de beneficiante de rol van Suzanna schier onverbeterlijk speelde; dat M. Hendrickx op overheerlijke wijze Van Imbert, de hoofdrol wedergaf; dat M. Daenens een uitmuntende zeekapitein was, en Mev. Apers eene allerbekoorlijkste ingenue; eindelijk dat ook de overige spelers, Mevrouwen De Somme en Daenens, HH. Lejour, Van Beem en Van Daelen hun best deden. Ook hoef ik niet te zeggen dat de beneficiante een wèlverdienden bijval genoot en dat haar bloemtuilen in overvloed werden aangeboden. 5. De zwarte Doktor. Toen ik, een drietal weken geleden, voor de eerste maal dit stuk van den bekenden franschen schrijver Anicet-Bourgeois te zien kreeg, maakte het op mij een zonderlingen indruk. Die indruk was noch goed noch slecht, en toch goed en slecht beide. - Van den éenen kant ondervond ik, dat het stuk mank ging, bij gebrek aan éénheid. En dan, hoe de verrijzenis van Pauline de la Reynerie en Fabiaan (de zwarte Doktor) uitleggen, nadat beiden door de golven werden verslonden? - Doch, van den anderen kant moest ik rechtuit bekennen, dat het stuk zeer goed gecharpenteerd is, zooals men dat noemt, alsook dat het vele roerende toestanden bevat, bijzonder geschikt om de krachten van een goeden tooneelspeler voor het publiek te doen uitkomen. Ook verwierf te Parijs Frederik Lemaître, die de rol van | |
[pagina 84]
| |
Fabiaan, in 1856, schiep, daarmee een buitengewonen bijval in de Porte St-Martin. Vandaar ook dat de heer Hendrickx, de Bestuurder van ons (Nationaal) Tooneel zoo vele toejuichingen met die rol inoogstte. De heer Hendrickx heeft op nieuw getoond dat hij een echte kunstenaar is. - Ook aan Mevr. Aleidis (Juffr. de la Reynerie) komt allen lof toe. - Wil dit zeggen, dat ik het stuk de zwarte Doktor goed oordeel om op het repertorium te blijven? Neen; ik acht het niet bijzonder geschikt voor ons vlaamsch publiek; Eerstens, het is eene vertaling uit het fransch (en er zijn vele betere); tweedens, het stuk speelt op eene fransche kolonie en al die fransche namen de la Reynerie, de Sainte-Luce, de Kéradec, Pauline, Aurélie maken een alles behalve goed effekt op eene vertooning voor Vlamingen; enten derde, het stuk heeft veel weg van die zoogezegde fransche pièces à effet. De strekking is niettemin zeer loffelijk. 6. Zondag, 4 Februari, was het eene schoone vertooning. En niettegenstaande ‘de tijden zeer slecht zijn’, (zooals de vrek Mast en Daneels zegt) ten gevolge der laatste handelsrampen, was iedereen op zijnen post in het Alhambra: De zaal was letterlijk ‘gestampt vol.’ En waarom? Men speelde voor de eerste maal het tooverzangspel: Uriëlle of de Duivelsvrijagie, vertaald naar Les Amours du Diable van uwen stadgenoot Grisar. Dat bewijst weder, dat het volk, ons Vlaamsche volk, nog meer van wat muziek houdt, dan van de beste drama's of tooneelspelen. - De oorzaak? Ja, die ken ik zelf niet: Misschien ziet het volk binst den dag maar al te veel drama's in werkelijkheid gebeuren, en heeft het graag 's avonds een weinig te lachen of eenige deuntjes lieve muziek te hooren. Wat er ook van zij, ‘Urielle’ verdiende door zoo'n talrijk publiek te worden gehoord. Die Urielle was Mej. Gobbaerts: eene hemelsche duivelin. Deze naar het schijnt nog jonge zangeres heeft zich bijzonder goed uit den slag getrokken; Geen wonder dus, dat ze verschillende malen werd teruggeroepen. Wat mij betreft, ik moet ronduit verklaren, dat ze goed speelt en zeer lief zingt. - Boutens vervulde de rol van den Prins der Duivelen. Men weet dat hij een goede baryton is, en reeds vrij goed op de planken begint te staan. Verleden jaar debuteerde Boutens in ‘Een Engel op wacht’ van Miry, en de bekomen vooruitgang is zeer groot. Bravo voor de werkers! - Doch wie bijzonder goed op zijne plaats was, is de jonge Van Beem met de rol van Frederik. Vroeger schreef ik u hoe talentvol hij de rol van Cinthio in ‘de Wees van Brussel’ schiep; welnu, Van Beem is niet alleen een ware akteur, maar hij bezit ook eene zeer lieve tenorstem. Ook juichte men hem toe dat het een vermaak om hooren was. De heer Ferd. Van de Sande was een allerluimigste Hortensius, gouverneur van Frederik. De heer Hendrickx was een oprechte zeeroover en zong met veel waarheid en klem zijn zeeschuimerslied. - Mr Lejour en Mej. Hens verdienen ook eene goede noot. Wat Mevr. De Somme betreft, die werd menigmaal, | |
[pagina 85]
| |
en dat met reden, toegejuicht. Somma sommarum, eene zeer schoone vertooning - Het is te hopen, dat Urielle nog lang veel volk naar het Alhambra zal lokken. A propos! wat ik niet vergeten mag: de bekwame muziekbestuurder M. De Mol, verdient veel, zeer veel lof; de kooren werden prachtig gezongen en het orkest speelde overgoed. En dat is toch wel aan hèm te danken. Les Amours du Diable zijn genoeg bekend en hebben hier geene ontleding noodig. Door wien werd het libretto vertaald? Dat weet ik niet; maar wat ik weet is dat die vertaling erbarmelijk slecht is - ik heb ze gelezen - en geen onderzoek hoe vluchtig ook kan doorstaan. Tusschen bovengemelde stukken, of wel met die stukken, werden kleine blijspelen opgevoerd: 99 beesten en een boer, Blauwe schenen, Twee katten voor eene doode musch, Schampavie, alsook het driebedrijvige: Dat heeft Mijnheer van boven gedaan, een goede comedie-vaudeville... Doch mijn brief is ditmaal reeds zoolang, en ik vraag u mij te ontslaan er iets over te zeggen. Vooraleer te sluiten, wil ik u melden, dat de luimige Ferd. Van àe Sande Maandag laatst zijne beneficie-vertooning gaf; dat de 73-jarige Jakob Kats woensdag 31 Januari eene vertooning te zijnen voordeele geven mocht en zelf speelde in 't Piketspel en in de Molenaar van Oud-Turnhout; en dat beide vertooningen volkomen gelukt zijn. Dory. |
|