vormen der kristallen’ spreekt, dat hij daarbij de afbeeldingen des titraedrums, hexaedrums, enz., had gevoegd. Wij weten genoeg dat zulks overbodig is voor hen die slechts de eerste geometrische begrippen bezitten, doch wij spreken hier voor den oningewijden lezer, en niet voor lieden van het vak.
Voorbeelden voegen bij alle vooruitgezette stellingen is eene noodzakelijkheid die de heer Boersma wèl begrepen heeft; elke eenigszins duistere thesis wordt door voorbeelden, uit het alledaagsche leven genomen, volkomen verstaanbaar gemaakt.
Waar wij het echter niet volkomen ééns meer zijn met den schrijver, is daar, waar hij de leer der gulden-snede als een absoluut middel schijnt vooruit te stellen tot het bekomen van de juiste verhoudings-indeelingen der kunstvoortbrengselen. Immers, de harmonie der maatverhoudingen veropenbaart zich steeds door hare uitwerksels, doch de geheime wetten die haar beheerschen, zijn ons onbekend, en dààrom moeten die geometrische of graphische wetten, (welke men den leerlingen aanwijst, tot het vergemakkelijken hunner studiën, of tot het formuleeren eeniger meestersstukken der oudheid) niet als positieve regelen eegeven worden; en mag de kunstenaar, zoodra de smaak gevormd en ontwikkeld is, door geene mnemonische voorschriften in zijne scheppingen belemmerd zijn; want hij moet steeds, zooals Michel-Ange zegde, ‘den passer in 't oog hebben’.
Wel vindt men soms in de oudheid kunstvoortbrengselen die aan zeer merkwaardige wetten voldoen, zooals bij voorbeeld de Tempel van Minerva te Athenen, waarin de bijzonderste deelen in die verhouding zijn, dat gedurig het kleinste tot het grootste staat zooals 't grootste tot de som van beiden.
Ook in den Tempel van Poestum en in menige andere zijn zeer zonderlinge verhoudingen op te merken, te oordeelen naar welke men inderdaad zou geneigd wezen te gelooven, dat de Ouden hunne kunstwerken aan zekere wetten onderwierpen; doch bij nader onderzoek blijkt, dat het getal meesterstukken van zulke wetten vrij, even groot is, zoodat wij bij gevolg mogen besluiten, dat de Grieken misschien zelf niet eens die