De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5
(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 558]
| |
Nederlandsch tooneel
| |
[pagina 559]
| |
scenieke toestanden is in dezen vijfbedrijvigen Christoffel Columbus - een onderwerp dat o.a. door Delavigne en Ponsard zoo meesterlijk werd behandeld - schier geen spoor te vinden. Hier en daar komt wel een schoone gedachte, een goedgevonden tirade; doch het bedoelde uîtwerksel wordt er maar ten halve, soms in 't geheel niet door bereikt. Van de opvoering was wel zeker niet te klagen. Al de artisten hadden hun rollen gewetensvol aangeleerd en de tooneelschikking was, door den band, even goed verzorgd. Zelfs onze orkestmeester, de ij vervolle beer C. Lenaerts had voor 't slotbedrijf een paar goedgeslaagde matrozencoupletten getoondicht, die echter, door 't gemis aan actie, hun effekt niet maakten. Kortom wat dit stuk - dat, dank aan de aangekondigde nieuwe decors, costumen, en een nieuw ‘schip in volle zee’ veel volk had gelokt - nog van een totalen val heeft gered, is misschien wel voor een groot deel het inderdaad schoone decoratief, vooral in 't laatste bedrijf. Dat schip is waarlijk prachtig, - al te prachtig misschien, met het oog op de historische waarheid. De keuze van dit oorspronkelijk ‘drama’, dat in den Stadsprijskamp niet eens ernstig in aanmerking kwam, was dus alles behalve gelukkig. En wij betreuren dit in princiep, vooral omdat verschillige der bekroonde stukken vooralsnog ongespeeld gebleven zijn. Wij hopen dan ook dat het Bestuur van ons Nederlandsch Tooneel in den niet zoo geringen voorraad stukken van Noord- en Zuid-Nederiandsche schrijvers de naaste maal wel iets beters zal weten te vinden. En dat de Bestuurder die betere keuze sedert dàn nog niet heeft beproefd ligt ongetwijfeld alleen aan de herhaalde opvoeringen van Dennery's ‘Twee Weezen,’ het reeds alom vertoonde drama, dat hier, evenals op andere Schouwburgen, voor 't oogenblik het groot succes van den dag is. Keer op keer vult dit buitengewoon effektstuk de geheele zaal, - ergo dus ook de kas der Directie. Nu, des te beter: dit zal deze in staat stellen nu ook de liefhebbers van fijnere stukken op eenige stille, dus minder ‘volk’ uitlokkende | |
[pagina 560]
| |
comedies te vergasten, een plicht waaraan zij, hopen we, niet te kort blijven zal. Overigens, al zijn wij ook geenszins ingenomen met de melodramatische produkten van zekere richting in de fransche school, toch is ons oordeel over de ‘Twee Weezen’ niet zoo ongunstig als dat van onzen geachten medewerker Servaas Van Rooijen (Zie hiervoren zijn artikel, Blz.549). - Wel is hier en daar een ultra-realistische type, zooals die van het hatelijke bedelwijf Frochard en haar liederlijken zoon, ook zekere tooneelen wat overdreven en schokkend voor den beschaafden toeschouwer; doch die indruk wordt verzacht door de zeer sympathieke figuren van Pierre en Louise, die, in menigen toestand, een traan van innige aandoening opwekt. Daarbij heeft dit stuk onder sceniek opzicht uitstekende verdiensten. En als het dan toch gebleken schijnt te zijn dat zonder effektstukken een tooneelonderneming zich niet kan staande houden, dan verkiezen wij het genre der ‘Twee Weezen’ toch verre boven dat der ‘Londensche Bandieten’, ‘Brandstichters’, ‘Kinderroofster's’ en tutti quanti, die voor goed van ons Nationaal Tooneel mogen verbannen zijn. De vertolking der ‘Twee Weezen’ verdient allen lof. Over 't algemeen hoeven onze vlaamsche artisten daarin voor de fransche, die het te Brussel speelden, in 't geheel niet uit den weg te gaan. Integendeel, enkele rollen worden zelfs oneindig beter vervuld. Jammer dat de vertaling zooveel te wenschen laat! De rest der sedert ons laatste overzicht gespeelde stukken levert weinig of geen nieuws op. Een paar zeer gelukkige reprises: ‘De Goudboer’ waarin Mej. Beersmans en M. Lemmens, als Vroni en Tony, uitmunten en een andere lieve comedie ‘Blinde Valeria’ die de kring ‘Hulp voor allen’ voor zijne liefdadigheidsvoorstelling had gekozen. Nog moet ik ten slotte melding maken van een nieuw blijspel ‘De Bril van Mr Garnaal’ door M. Schramade, lid van 't gezelschap. In dit stukje, dat in een Brusselschen wedstrijd eene onderscheiding bekwam, komen eenige luimige zetten, maar ook andere, vrij flauwe kwinkslagen voor. In alle geval, is 't een | |
[pagina 561]
| |
proef die belooft: er is kleur en karakterstudie in. Wij zien overigens met genoegen dat onze tooneelisten hunne ledige uren aan tooneelletterkundige oefening wijden. Zoo maakten wij vroeger ook kennis meteen zeer voldoende dramatisch gedicht van den heer Van Kuyk. A.J. Cosyn. | |
Gent.Ons Tooneelsaizoen is begonnen met ‘De twee Weezen’; wij gelooven dat het tooneelsaizoen zal eindigen met ‘De twee Weezen.’ Voor de tiende maal wordt het hartstochtelijk en tegelijk sentimenteele drama aangekondigd, en telkens wordt het voor eene propvolle zaal gespeeld. Een bijval zonder weêrga op ons Tooneel. - Voorzeker zouden wij veel liever Nederlandsche producten op den voorgrond zien stellen; maar vox populi... en al kunnen wij het drama van Dennery niet in al zijne bijzonderheden goed keuren, toch moeten wij erkennen dat het veel schoons bevat en de scenieke bewerking den stempel draagt van een buitengewoon talent. Geen wonder dus dat - dank ook aan de keurige vertolking, - dit stuk een zoo machtigen indruk maakt op het publiek, dat telkens de Schouwburgzaal van onder tot boven bezet. Het spreekt van zelf dat we in zulke omstandigheid maar weinig nieuws hebben gekregen. Eene wederopvoering van: ‘Louisette’ en ‘De Straatjongen van Parijs’ twee gekende vertalingen, verder Block's ‘Typen’ en ‘Het Wiegje’ van Van Goethem. De nieuwigheden zijn: ‘Een kopje Thee’, naar 't Fransch; ‘Een hartslochtelijke Rooker, naar 't Duitsch; Van Peene's vaderlandsch drama ‘Mathias de Beeldstormer’ dat vroeger met goed gevolg door Broedermin en Taalijver ‘werd gecreëerd en hetzelfde gunstig onthaal in het Nederlandsch Tooneel ontmoet. Ha ja, ik vergat nog ‘De twee Vaders’, eene gebrekkige vertaling van een fransch boulevardstnk, waarvan ik de vertooning niet bijwoonde, en waarbij ik, naar men mij verzekerde, niets verloren hebben. Doch wij hebben nog te spreken over een ens bijzonder aangenamen avond. Op uitnoodiging der abonnenten kwam onze heer Burgemeester - kort na zijne verkiezing tot lid der Wetgevende Kamers, - eene vertooning van het Nederlandsch Tooneel bijwonen, en was er het voorwerp van eene warme huldebetooging. Bij zijn intreden werd de Magistraat met luidruchtige en langdurige toejuichingen begroet. Hij ontving van de heeren abonnenten eene groote lauwerkroon, en van wege de dames een prachtig bouquet, in de kleuren der stad. In eene korte Nederlandsche | |
[pagina 562]
| |
toespraak, drukte de burgemeester hartelijk zijne tevredenheid uit over den goeden voortgang der zaken, en beloofde zijne krachtige medewerking, om ons Nationaal Tooneel geheel en al op zijne vereischte hoogte te brengen. Om te eindigen een woordje betrekkelijk de vertooning van gisteren avond. ‘Lena’ van Delcroix: veel volk, goede vertolking, veel bijval; - als nastukje ‘Een gendarm in huis’, blijspel van Huart, lid van het spelend gezelschap... ‘un suceès de fou rire!’
Vriend Emiel.. |