De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5
(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijNederlandsch Tooneel
| |
[pagina 522]
| |
heer Lamot, voor zijne tooneelbewerking van Conscience's beroemden roman, zich blijkbaar de Fransche van Dumanoir heeft ten nutte gemaakt - moet den lezer niet verwonderen. Als schepping toch is en blijft dit werk een perel aan de kroon van onzen meest geliefden auteur. De roman is er overigens zeer getrouw in weergegeven, vooral in 't eerste bedrijf, dat dan ook het meest belang wekt en den diepsten indruk maakt. Nooit hebben wij het verdienstelijk spel van den heer Driessens - de titelrol - zóo onvoorwaardelijk bewonderd als in dat eerste bedrijf. Hoe diep treffend, dat innig zielelijden van den armen edelman, die, schijnbaar kalm, met den glimlach op de lippen maar den hevigsten storm in het hart, vruchteloos zijne vergulde armoede voor de wereld tracht te verbergen! Sommige toestanden en bijzonderheden van het stuk hebben ook eene licht komische zijde; doch weldra sterft de glimlach van de lippen des toeschouwers weg, en onwillekeurig welt een traan in het oog op. Onovertrefbaar als mimiek is Driessens in het sprakeloos tooneel met de flesschen, en diep aangrijpend is het oogenblik als, na het mislukt huwelijksontwerp tusschen den zoon van bankier De Necher en de dochter des armen edelmans, deze laatste aan zijn kind het droef geheim ontdekt. De gansche opvoering liet weinig te wenschen. Den heer Van Doeselaer, die goed zijne knechtrol vervulde, zouden wij echter voor raad geven, in dramatische scènes waar pathetisch effekt wordt beoogd, zijn komisch spel wat te matigen. Naast M. Driessens waren het Mej. Verstraete (Lenora) en M. Dierckx (De Necker) die het meest tot den buitengewonen bijval dezer schoone comedie bijdroegen. Een talrijk en uitgelezen publiek - waaronder wij, in eene der loges, Mevrouw Conscience herkenden - woonde de voorstelling bij, die met Van Kerckhoven's ‘Twee katten voor een doode musch’ allervermakelijkst werd geëindigd. Kort daarop hadden wij de eerste vertooning van ‘Typen,’ het nieuw tooneelwerk van den Gentschen schrijver B. Block. Deze ‘première’ had maar weinig publiek gelokt, misschien | |
[pagina 523]
| |
wel uit hoofde van den titel; want ook hier, bijna zoo zeer als in Holland, schijnt con ronkende titel meest effekt te maken. De opvoering was goed verzorgd. De verschillige spelers typeerden zeer juist, vooral M. Dierckx, die in de rol van Waenbergen onbetaalbaar was. Alleen de jonge vrouwenrol Mev. Boesnach - eene debutante die blijken van goeden wil geeft, maar beter in 't blijspel dan in de comedie t'huis is - bleef beneden hare taak. Waarom werd die rol niet door Mej. Verstraete vervuld?
Zooals wij vroeger, na de lezing van ‘Typen’ daarover in den Kunstbode schreven, heeft het stuk - vooral als karakterstudie - onmiskenbare hoedanigheden. Op een paar uitzonderingen na zijn de personages goedgeslaagde typen uit het werkelijk leven, en meer dan éen toeschouwer zal met ons hebben gedacht: ‘Waarachtig ja, zóo zijn er!’
M. Block's fijne comedie heeft echter een hoofdgebrek, dat we bij 't lezen der brochuur niet zoozeer hadden opgemerkt: er is gemis aan leven, aan beweging in; de verschillige tooneelen zijn niet sceniek genoeg uitgewerkt. Dit valt vooral in 't oog omdat op zich zelve de handeling al te onbeduidend, en de inhoud te mager is, om gedurende drie bedrijven 't publiek in spanning te houden. Wij houden het er voor dat de meeste onzer Vlaamsche tooneeldichters. hoe verdienstelijk anders ook, nog aan dit euvel mank gaan. Mie voor t' Tooneel schrijven wil hoeft de planken grondig te kennen. En, hoe weinig wij ook, als strekking, met de moderne fransche school ingenomen zijn, toch moeten we bekennen dat, onder opzicht van techniek, onze Zuiderburen ons verre vooruit zijn. Dit ligt, zooals de heer Jacobson het op 't Congres zeer juist aanmerkte, vooral aan de samenwerking tusschen tooneeldichter en tooneelspeler. In Frankrijk woont een schrijver van den aanvang af de repetities van zijn stuk bij. Met de opmerkingen die de akteurs en die hij zelf maakt weet bij zijn voordeel te doen. Schijnt een tooneel wat lang, eene alleen- of tweespraak wat gerekt, dan wordt zulks hertoetst en doelmatig bekort; | |
[pagina 524]
| |
hier wordt wat geschrabt, dàar nog wat bijgevoegd, en zoo komt er meer gang, meer leven en beweging in het stuk-Zulk stelsel van samenwerking, dat ook al in Duitschland bestaat, zou ongetwijfeld voor onze Nationale tooneelletterkunde de beste vruchten dragen. Heden (14 Nov.) wordt een nieuw oorspronkelijk stuk gespeeld, dat in den wedstrijd der stad Antwerpen meê gedongen heeft; wij bedoelen: Christoffel Columbus door Prof. Hendrickx, van Diest. Hierover nader. * * * Een wereldberoemd klassiek meesterwerk als ‘Kabaal en Liefde’ ten tooneele brengen, meteen kring van liefhebbers, - ziedaar wat men gewis een waagstnk noemen mag. Toch heeft onze tooneel- en letterlievende vereeniging ‘Hoop en Liefde’ aan Schiller's treurspel eens hare krachten willen beproeven. En waarlijk! ‘de fortuin begunstigt de stoutmoedigen’ - dank aan onvermoeibaren ijver en gewetensvolle studie is zij in die proef betrekkelijk goed ge slaagd. Dit stuk, waarmêe die vereeniging onlangs in den wedstrijd te Dordrecht met veel bijval optrad, werd hier door haar in de Variétés gespeeld, als opening harer gewone winterfeesten, die dit jaar aantrekkelijker dan ooit beloven te zijn. Trouwens, bij verscheidene leden die in Kabaal en Liefde optraden hebben wij ernstigen vooruitgang opgemerkt: de heeren Jos. Moreels (President von Waller) en Jul. Vandervoort (Ferdinand, zijn zoon) kunnen met menigen artist van beroep de vergelijking doorstaan. Het minst bevielen ons de vrouwenrollen, bij uitzondering van Mevr. Aleidis, die in de gemoedelijke rol van Louise voortreffelijke oogenblikken had. Mevr. Daenens daarentegen liet als Lady Milford oneindig te wenschen. Haar spel was gevoel- en kleurloos, hare voordracht eentonig en schier onverstaanbaar. Dit was de voorname schaduwzijde dezer opvoering, die, in haar geheel genomen, onze verwachting verre overtroffen heeft. | |
[pagina 525]
| |
Gent.5 November, 1875. De roode haan is van 't dak! Een goeddoend zonneken blinkt dit jaar op ons Nederlandsch Tooneel. Nog nooit stonden de zaakjes zoo goed, wierd er zoo naarstig gewerkt, zag men zoo veel en zoo'n keurig publiek. Reeds bij meer dan ééne vertooning heeft men volk moeten weigeren, en nog niet eens - zelfs den dinsdag niet, met een ‘stil spektakel’ - heeft men gespeeld voor wat men noemt eene weinig bezette zaal. Ons dramatisch gezelschap heeft dit jaar eenige veranderingen ondergaan: Mej. Zenaïde (eerste jonge rol), Mej. Fuchs (ingénue), Mev. Huart (coquette); de heeren Barger, (komiek) en Huart (minn aarsrol), vervangen zeer gunstig hunne rolgenooten van het verleden jaar. We hebben tot heden niet min dan elf nieuwe stukken te zien gekregen; hiermeê bedoel ik stukken welke vroeger misschien wel door maatschappijen, doch nooit door het Nederlandsch Tooneel wierden gegeven. ‘Willem van Dampierre’ (Van Peene), ‘Albert. en Valentine’ bekroonde comedie (L. Vandenkieboom), ‘De twee weezen’ (vertaling), ‘De familietwist’ (Dodd en Delcroix), ‘De vreugde van het huis’ (vert.), ‘Het wiegje’ (Emiel Van Goethem), ‘Pieter de matroos’ (vert.), ‘Karline’ (Ven Peene), ‘Schijn bedriegt (Schepens), ‘Alles voor de vrouwen’ (vert.) ‘Een hartstocht’ (vert.), zijn die nieuwe kennissen, welke over 't algemeen een nog al goed onthaal, enkelen zelfs een warmen welverdienden bijval genoten. En de vertolking? - Die is zeer bevredigend. -En wordt er gestudeerd? - Ongetwijfeld. Men hoort maar weinig meer van die vervelende haperingen en aarzelingen die een stuk verminken en al zeer dikwijls zijnen val bewerken. Ja zeker wordt er gewerkt, en - als schrijver - ben ik gelukkig een woord van persoonlijke hulde te mogen brengen aan Mej. Zenaïde en aan Wannijn. die zeer gewetensvol mijn ‘Wiegje’ hebben voorgedragen. En niet alleen het spel, ook de kostumen, accessoires en decoratiën zijn dit jaar beter dan ooit verzorgd; zonder te spreken van de kooren die merkelijk versterkt zijn en met geluk in vele stukken worden gebruikt. ‘De twee weezen’ (van Dennery) is het groote successtuk; het wordt ook vrij goed vertoond. Men zou zeggen dat dit drama voor onzen Nederlandschen troep geschreven is, zoo wél is ieder er op zijne plaats. Wij hebben dat stuk in 't fransch zien spelen in den Parkschouwburg te Brussel, en kunnen ronduit verklaren dat de artisten van ons Nederlandsch Tooneel de vergelijking niet te duchten hebben. We herhalen het dus: er is vooruitgang, en de zoo ijverige als welmeenende bestuurder, M. Fauconnier is op goeden weg; hij streeft blijkbaar naar volmaking. Vriend Emiel. |
|