Dat tijdschrift, dat nu nog alle actualiteit heeft en waaromtrent ‘veel gegist, weinig geraden is geworden’, verdient, vóór dat redacteuren en tijdgenooten ten grave zijn gedaald, bestudeerd en besproken te worden, wijl het in vele opzichten een belangrijke bron is voor de kennis van den toestand van neêrlandsch dicht en ondicht in de 1ste helft der 19e eeuw.
Daartoe deed ik eene poging door het opstellen van eenige ‘Braga-Studiën’, die geplaatst werden in het ‘Nederlandsch Museum’ onder redactie van Prof. Heremans te Gent, meenende daardoor tegenspraak te zullen uitlokken en meerdere punten ontdekt of ontsluierd te zien.
Gedeeltelijk heb ik tot heden dit doel bereikt. Slechts enkele op- en aanmerkingen of aanvullingen en verbeteringen, waarvoor ik recht dankbaar ben, heb ik ontvangen, doch nog altijd blijft ‘Braga’ veel duisters houden, vooral ook omdat ik niets in druk uit dien tijd of later over dat tijdschrift heb kunnen vinden.
Ik noodig daarom letterkundigen, navorschers en bibliographen uit zoo welwillend te zijn om aanwijzigen of mededeelingen te doen, terwijl ik de tijdgenooten (in het bijzonder de medewerkers) opwek, om, waar de kieschheid het toelaat, mij de gewenschte inlichtingen te geven. Eene voorgenomen omwerking mijner ‘Braga-studiën’ zou daardoor zeer gebaat worden.
Ten slotte verzoek ik Heeren Redacteurs van letterkundige tijdschriften en couranten zeer beleefd om deze regelen te willen overnemen.
Utrecht, 2 Sept. 1875.
A.J. Servaas van Rooijen.