Men begrijpt dat in dergelijke omstandigheden een of twee bezoeken volstrekt niet volstaan om zelfs nog maar met de bijzonderste stukken der Tentoonstelling kennis te maken.
Deze reden, gevoegd bij de beperkte plaatsruimte in den Kunstbode, is oorzaak dat wij nu enkel bij een aantal onzer nationale kunstenaars - terloops misschien ook bij eenige uit Noord-Nederland - een oogenblik kunnen stil blijven. Niet omdat, onder opzicht van kunst, de uitheemsche minder onze aandacht verdienen - verre daar van! namen als Becker, Goupil, Duran, Falguière, Richter en zoovele anderen getuigen genoeg het tegendeel - maar wel omdat wij den kring van ons overzicht moeten beperken, en gelijk een vlaamsche spreuk een beetje triviaal misschien, maar toch juist zegt: ‘'t Hemd gaat nader dan de rok.’
***
Over 't algemeen beschouwd, mag de Tentoonstelling zeer merkwaardig heeten. - En al mogen ook verscheidene ‘veteranen’ onzer Belgische schilderkunst door hunne afwezigheid schitteren, des te aangenamer was het ons te bemerken hoe voortreffelijk er het jongere element vertegenwoordigd is.
Wat ons veel genoegen doet is dat de historie schilders zich bij voorkeur aan onze zoo roemvolle vaderlandsche geschiedenis inspireeren. Alzoo ontmoetten wij o.a. in het Brusselsch Salon, behalve Breydel en De Coninck, ook de twee Gentsche burgerhelden Jacob en Philips Van Artevelde, elk in eene der bijzonderste episoden van hun zoo wèl vervulden levensloop.
Den laatstgenoemde stelt de heer P. Vander Ouderaa ons voor op 't oogenblik dat Philips, op aandringen der Dekens en Hoofdmannen van Gent, het Ruwaardschap van Vlaanderen aanvaardt. Ofschoon dit gewis niet onverdienstelijk tafereel onder meer dan éen opzicht van het erkend talent des Antwerpschen meesters getuigt, toch heeft het stuk op ons den indruk niet gemaakt, dien wij ervan hadden verwacht, bepaaldelijk wat de opvatting van het onderwerp betreft. En waarlijk