De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5
(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 401]
| |
De Kerkmuziek in Antwerpen.
| |
[pagina 402]
| |
kunst, de Romeinsche School met prachtige meesterstukken verrijkt!... En nevens hem, Pergolesi, rijk, in 't genot der weelde badend, omringd van wijnen en vrouwen; een grijsaard, ja, in den bloei des levens, welke zijne gevallen opera's in godsdienstige lofzangen herschept! Aanhoor dien afgeleefden wellusteling, de smarten der Moedermaagd bezingend, hij, wien die smarten, gevolgen zijner eerlooze en schandige vermaken, het najagen van nieuwe lusten ontzegden!... Vergelijk en zeg nu, wie van beiden hier de waarlijk overtuigde kunstenaar is en wiens werken in de kerk zouden dienen uitgevoerd te worden? of Pisari? of Pergolesi?... En nogtans, de naam van den eerstgenoemde is zelfs niet eens in Antwerpen bekend! Men heeft wel wat anders uittevoeren in onze vlaamsche hoofdstad der kunsten! Hier moeten immers in de kerk tronen: Païsiello, Cimarosa, Napoleon Potard (!!!) en meer anderen!? De denkwijze van den geleerden Martini over Pergolesi's Stabat Mater is al te juist dan dat ik 's mans beoordeeling hier niet aanhalen zou: ‘Indien men, zegt hij, deze samenstelling van Pergolesi vergelijkt met die van den zelfden schrijver getiteld: ‘la Serva Padrona’, bemerkt men, dat zij, enkele plaatsen uitgezonderd, volkomen aan deze laatste gelijkt en van denzelfden aard is. In de éene zoowel als in de andere, bemerkt men denzelfden stijl, dezelfde gedachten, dezelfde bevalligheid en dezelfde teergevoeligheid van uitdrukking. En hoe zal ooit muziek, welke zooals die der Serva Padrona dienstig is om gemeene en kluchtige gevoelens uit te drukken, hoe zal die er zich naar schikken om gevoelens van godsvrucht, ingetogenheid en medelijden op te wekken?Ga naar voetnoot(1).’ | |
[pagina 403]
| |
Keeren wij thans tot grootere kunstenaars terug: spreken wij nog van vier andere meesters der Napolitaansche School, met name: Leo, Porpora, Valente en Tritto. Leonardo Leo, groot toondichter en bestuurder van het conservatorium la Piéta van Napels, was leerling van Pitoni en werkte in den stijl der Romeinsche School. Zijne kerkmuziek is eenvoudig maar vol verhevenheid, gevoelvol maar grootsch. Van hem hebben wij vijf Missen, waaronder eene alla Palestrina, twee Magnificat's, een Te Deum, Responsoria's, een Miserere (zijn meesterstuk), alsook Motetten, waarvan sommige echter eenige te wereldsche wendingen verraden. Nicolo Porpora aan het Hof van Karel VI gehecht, was een talentvol kunstenaar; maar het grootste gedeelte zijner werken is overladen van trillen om welke reden men de uitvoering ervan in de kerken niet zou kunnen aanbevelen. Van Saverio Valente, leeraar aan het Conservatorium van Napels, kent men twee Missen, Vespers, Improperia's en Profetiën voor de Goede-Week. Een van de laatste toondichters der oude Napolitaansche school was Jacomo Tritto, uitstekend muziekant en leeraar aan het Conservatorium van Napels. Deze kunstenaar, in 1824 overleden, liet twee Te Deum's, twee Passiën, Gradualen, Lofzangen, Voorzangen, Psalmen, acht Missen en overvloedige andere kerkgewrochten na. Alvorens de Italiaansche School te verlaten, welke zooals wij gezien hebben, de kerkmuziek met duizenden schoone werken heeft verrijkt, blijkt er mij nog een woord te reppen over enkele italiaansche toonzetters | |
[pagina 404]
| |
welke aan de door mij in deze verhandeling besprokene scholen niet schijnen toebehoord te hebben. Francesc' Antonio Pallotti, een geleerd piemonteesch toonkundige, deelmakend van de Franciscaner-orde, was organist te Padua en werd te recht als een der beste organisten-toondichters zijns tijds beschouwd. Hij schreef Psalmen. Responsaria's, verscheidene Missen en een Dies Iroe. Zijne theoretische leerwijze was boven allen lof verheven: zijne minzame inborst maakte hem van al wie hem kende bemind. Baron Emmanuelle d'Astorga, in Siciliën geboren, was mede een toonzetter van meer dan gewone verdiensten. Zijne muziek is eigenaardig en van eene overheerlijke uitdrukking. Zijn Stabat Mater, hier te Antwerpen over weinige jaren uitgevoerd, dank aan de zorgen der kunstlievende Mejuffer Constantia Teichmann die het werk bestuurde, is eene samenstelling van aanmerkelijke kunstwaarde. De herinnering aan dergelijk werk volstaat om uit het diepste des harten de belachelijke muziek te doen verfoeien, welke een ander Italiaansch kunstenaar, een halve eeuw later gekomen dan d'Astorga, - ik bedoel Rossini - toonzette op den tekst dier overschoone treurklacht, zoo rijk aan smartvolle uitdrukking, de Stabat Mater. Een kapelmeester der hoofdkerk van Trevise, goed toondichter van kerkmuziek, Domenico Della Bella, is schrijver van een Te Deum, een groot getal Motetten, vijf plechtige Missen, twee Missen van Requiem en verscheidene Psalmen. Een der geleerdste italiaansche muziekanten der tweede helft van de XVIIIde eeuw, was Giovanni-Lorenzo Mariani, kapelmeester der hoofdkerk van Savone. Deze toonzette Lofzangen, verscheidene Missen, een Miserere en Vespers. Eindelijk hebben wij nog pater Francesco Zagognoni, van de orde der minderbroeders-conventueelen, kapelmeester te Ferrare en te Rome. Deze schreef Motetten, | |
[pagina 405]
| |
twee Miserere's, eene plechtige Mis en eene Mis van Requiem. Zagognoni overleed te Rome ín 1844. Met hem kunnen wij deze waarlijk lange lijst sluiten van italiaansche kerkcomponisten, die zich beroemd maakten gedurende de drie eeuwen van grootheid, welke de prachtvolle Romeinsche School beleefde. (Wordt voortgezet). |
|