geheimen heeft. Maar gelijk bij sommige dichters on ook wel bij prozaschrijvers, ontwaart men bij hem slechts langzamerhand al de schoonheden der uitdrukking, al de schakeeringen van den stijl; men moet er diep in doordringen om er zich een klaar en helder begrip te kunnen van vormen.
De Philips van Artevelde van Gevaert, meesterlijk door Blauwaert gezongen, werd eenigszins in de schaduw gesteld door de Geest van Artevelde, een fragment uit de Schelde van Hiel en Benoit. Jammer dat men zich met dat fragment moest tevreden stellen; kon dat meesterstuk eens in zijn geheel hier uitgevoerd worden, het zou voor den Antwerpschen meester de schoonste zegepraal zijn, die een kunstenaar kan behalen.
Dezelfde hoedanigheden waardoor het gewrocht van Huberti uitmunt, kenschetsen insgelijks en in eenen nog hoogeren graad de symphonie de Oorlog van den betreurden Willem De Mol. Een buitengewone rijkdom van denkbeelden, eene treffende pracht van schitterende kleuren, doortinteld van gloed en kracht, eene melodie, dan eens liefelijk streelend en neuriënd, dan wederom schaterend, bruischend en donderend naar de vereischten van het ontwerp en het geheel met een weemoedig waas overtogen, maken eenen diepen indruk op den toehoorder en houden zijne aandacht van het begin tot het einde geboeid. Het publiek scheen met die heerlijke muziek hoogst ingenomen, doch velen konden niet begrijpen, dat eene zoo grootsche schepping, die alleen zou voldoende zijn om den naam eens kunstenaars voor vergetelheid te behoeden, nog slechts in handschrift bestaat en op eenen uitgever wacht.
Het zij mij hier vergund eene bemerking te maken. Wij hebben allen onzen penning gestort om het lijk van den dierbaren overledene uit Marseille naar het vaderland te laten overbrengen en in den Vlaamschen geboortegrond te bergen. Zoude het niet veel beter geweest zijn, zijn stedelijk heelsel, dat toch ter vernieling bestemd is, in het zonnige Zuiden, bij de blauwe baren der Middellandsche zee te laten rusten en het verzamelde geld aan het drukken en verspreiden zijner werken te besteden? Die bemerking komt te laat, ik weet het wel, doch het is nog tijd om de hand aan het werk te slaan,