De werken van beroemde oude meesters ten gehoore te brengen, mag ontegenzeggelijk worden beschouwd als eene verschuldigde hulde aan hun genie; maar dàarom mogen de verdiensten van de levende en begaafde kunstenaars niet voorbij worden gezien!
Neen!... Naast de werken van het verledene moet plaats worden gelaten voor die van den tegenwoordigen tijd, en evenzoo hebben de werken van de in het midden des volks levende kunstenaars, aanspraak op algemeene bekendheid en waardeering.
Bovengenoemde aangelegenheden werden in eene daartoe belegde ‘voorloopige’ vergadering besproken, welke op 13 Juni jl. te Utrecht plaats vond, en waarbij tegenwoordig waren; de Heeren Richard Hol van Utrecht, H.A. Meijroos van Arnhem, W.F.G. Nicolaï van 's Gravenhage, G.A. Heinze en W. Stumpf van Amsterdam. De Heeren Mr. J.E. Banck en van Santen Kolf van 's Gravenhage, Prof. A.D. Loman en M.A. Caspers van Amsterdam, woonden die vergadering bij als belangstellende kunstvereerders; terwijl de Heeren Boers, Verhulst en Wetrens, alsmede de Heeren Dr. van Werkhoven en Jan Smit V schriftelijk hadden kennis gegeven, dat zij verhinderd waren die vergadering bij te wonen, maar bijna eenparig hun adhaesie schonken aan het doel dezer bijeenkomst.
Na breedvoerige beraadslaging is op deze vergadering de wenschelijkheid erkend om onder de in Noord- en Zuid Nederland gevestigde Kunstenaars en elders wonende Landgenooten, die als componisten en muziek-directeuren werkzaam zijn, aaneensluiting te bevorderen en pogingen aan te wenden tot oprichting eener ‘Vereeniging van Toonkunstenaars in Noord- en Zuid Nederland’, hoofdzakelijk met het doel: om den onderlingen broederband te bevestigen, eigene compositiën door goede en herhaalde uitvoeringen te doen bekend worden, en de voordeden daarvan ook te doen komen ten bate der Toonkunstenaars zelve!
Ten slotte werd het overeenkomstig met de ware bedoeling en in het belang der zaak geacht, dat de tot stand brenging dezer Vereeniging door Heeren Kunstenaars zelve behoorde te geschieden, en namen de ondergeteekenden op zich, de Noord- en Zuid-Nederlandsche Kunstbroeders tot dat einde ter Vergadering op te roepen.
Ondergeteekenden hebben diensvolgens de Eer UEd. uit te noodigen tot bijwoning dier vergadering, welke zal worden gehouden op Zondag 18 Juli, des namiddags te 1 ure, in liet Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, te Utrecht, ten einde gemeenschappelijk de middelen te beramen, waardoor de Nederlandsche Toonkunst tot meerdere waardeering kunne geraken, en de Toonkunstenaars zich dien maatschappelijken toestand kunnen verzekeren, welken de beoefenaren van andere kunsten zich reeds hebben weten te verwerven, en om dan tevens de grondslagen te leggen voor deze zoo nuttige en noodige vereeniging.
Geteekend: G.A. Heinze, Richard Hol, H.A. Meijroos, M.F.G. Nicolaï, W. Stumpf.