machines’ is waarlijk schilderachtig; haar hoofd hangt met verrukkelijke ongedwongenheid achterover; haar oogen zijn nu hemelwaarts gericht; de punten harer voeten staan loodrecht naar beneden en een harer handen licht onverschillig, achteloos - of met gemaaktheid, zooals gij wilt - op haren schoot.
Zij groet ieder die háár groet zoo lief mogelijk.... Voor oen oogenblik zweeft nu een bevallig, kunstmatig afgewerkt en bestudeerd glimlachje over hare trekken, maar dan verzinkt zij weer in haar onwillekeurigen (?) staat van diepzinnig bespiegelende overdenking. Zou zij ook migraine hebben? of zou de pijn lager zijn - niet ver van het hart? Hare kleeding vertoont slechts twee kleuren: blauw, de tint van den hemel - dien zij hoopt te vinden door haar gemaaktheid - en wit, de kleur der onschuld en eenvoud; zij draagt geen andere versierselen dan het zinnebeeld des lijdens: een kruisje en feronière; hierdoor wordt haar aanzien nog belangwekkender; zóo heeft zij wel iets van eene vrome martelaresse.
De omstanders spreken aldus over haar
‘Hoe intéressant ziet dat meisje er toch uit!... Arm kind! wat is zij melancoliek!... zij souffreert zeker!... Hoe heet zij toch? ‘Mary Hypocris’ antwoordt mevrouw de gravin. ‘Welk een lieve naam: Mary!’ zeggen de andere misses en dringen ïn een hoek bij elkaar om over de bleeke, intérssant, onbekende te spreken.
De rol is ten einde gespeeld. Papa Hypocrisy komt zijne dochter vroeg tijdig (natuurlijk!) af halen; hij slaat zorgvuldig eenen shawl, even wonderlijk van kleur als van teekening, om haren hals en 't ongevraagd hart van 25 jaar, en vertrekt met... de actrice. Nu haalt ieder weder vrijer adem en toch heeft de freule haar doel bereikt: zij heeft effect gemaakt.
Nauwelijks is zij de deur uit, of zij wordt weder even vroolijk en natuurlijk als het vulgus profanum; onmeêdoogend is zij voor hare gezette buurvrouwen; spottend vertelt zij al hare komische of tragische ongevallen, en zij bootst de vrouw des huizes zóó volmaakt na, dat haar vader het uitschatert van lachen.