De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5
(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijZes blaadjes postpapier.
| |
[pagina 244]
| |
bekennen, ik nooit zonder angst en vrees heb hooren spreken!.. Nu ben ik daarover heel en gansch gerust gesteld! | |
II.'t Was eene maand later. Op zijnen weg ontmoette Arthur een jong meisje, wier zijden en fluweelen kleederen het zand van den voetweg voortsleepten!... Had hij hier kunnen overwegen hoe snel stof en zand tot slijk en modder overgaan!... Maar is het mogelijk dergelijke waarheden te overdenken, als men een-en-twintig jaar oud is en nog door duizenden betooverende schijnbeelden wordt verblind? Schoone kleederen en een lief gezichtje zijn zoo aanlokkend, zoo verleidelijk! Fransche schrijvers zouden gezegd hebben: ‘La voir et l'aimer fut pour lui l'affaire d'un instant.’ In zijne kamer gekomen, nam hij het tweede blaadje postpapier en schreef: ‘Gij zijt lief en schoon! zonder twijfel zijt gij ook goed en minzaam! het geluk heeft mij op uwe stappen geleid en het wil mij leeren dat ik u beminnen moot!... Gij zult mij aanhooren...; gij zult niet weigeren... gij zult medelijden gevoelen...’ enz., enz. Ik wil dezen brief verkorten: hij was werkelijk onbeduidend, zooals alle brieven zijn van rechtzinnige, maar naïeve minnaars!... Arme jongen! Hadde hij geweten!... Ja, hadde hij geweten, hij zou zijn tweede blad papier gespaard hebben!... Maar...! | |
[pagina 245]
| |
III.Acht dagen later moest het derde blad er aan: Het begin van den brief was: ‘Lieve en welbeminde Cora, | |
IV.Zes maanden daarna nam hij het vierde blad. Voor wien was die brief?.... Op den omslag stond: Den heere François De la Verrière, In den brieflas men: ‘Mijnheer, | |
[pagina 246]
| |
V.'s Anderdaags moest het vijfde blad verbruikt worden: ‘Cora, - zoo schreef Arthur, - schandelijk hebt gij mij bedrogen; de bewijzen daarvan heb ik in mijne handen... en nogtans, ik ben lafhertig genoeg u nóg lief tehebben... Ik zou althans u dat niet moeten zeggen!... maar mijn besluit is genomen!... Eerlang zult gij weten wat ik voor u heb gedaan! Arthur. | |
VI.Nog één blad postpapier bleef over... nog één! Arthur wandelde in zijne kamer: hij was gansch ontroerd! Eensklaps bleef hij staan, opende eene kas en trok er een zakpistool uit! - Hij legde het wapen op tafel, nam eene pen en boven op het laatste vel postpapier, schreef hij met een wanhopig besluit: Dit is mijn testament. De poortier kwam op het gerucht van het schot opendoen! - Arthur was een lijk!...
Arthur's goede en brave ouders verwachten nog altijd het vervolg op zijn eersten brief. Het is vruchteloos!... Er is geen blaadje postpapier meer overgebleven!...
Gent, 1875. Mr Edm. De Bock. |