legio heeten, vrij wat zeldzamer althans zijn dichters, bij wien gevoel en verbeelding eerder dan technische vaardigheid op den voorgrond treden. Recht aangenaam is het dan ook de opkomst van een' dichter als Antheunis te begroeten, die reeds bij zijnen eersten stap in de letterwereld voldingend bewijst dat hij op den naam van dichter recht heeft.
En moge die eerste stap ook nog eenige onzekerheid verraden, moge die poëtische lentebloesem nog niet tot vollen wasdom zijn gekomen, onbetwistbaar is het niettemin dat zich in ‘Uit het Hart!’ een dichttalent openbaart, welk zich krachtig belooft te ontwikkelen.
Ja, lief en bevallig zijn ze, die bloempjes uit Antheunis' dichterlijken gaard. Geene schitterende rozen en fier pronkende dahlia's, maar eerder eenvoudig frissche viooltjes, met resida's en anjelieren doormengd, zijn het, die de tuinier hier zorg- en smaakvol tot een tuiltje heeft vergaard.
't Komt ons voor dat de schrijver van ‘Uît het Hart’ de moderne Duitsche dichters met blijkbare voorliefde heeft be studeerd. Dat hij hierbij echter, zoo in vorm als in denkbeelden, zijne eigene oorspronkelijkheid ongedeerd heeft weten te bewaren, zulks bewijzen de meeste in dezen bundel vervatte stukjes. Echt vlaamsche tafereeltjes zijn het, veelal aan 't werkelijk leven ontleend, en waarover de dichter zoo'n ‘chwärmerische’ tint van idealism heeft verspreid.’
Als dichttrant schijnt Antheunis zoo wat het midden te houden tusschen Hiel en Van Beers. Er ligt in zijne poëzie iets van die echt Germaansche zangerigheid, dien eigenaardigen vormenrijkdom, die bij den schrijver van ‘Lucifer’ en ‘De Schelde’ terecht als hoofdvereischten gelden. Groot is echter het onderscheid wat den inhoud betreft: bij Antheunis wordt niet zooals bij Hiel effekt beoogd met stoute en verrassende denkbeelden, maar wel met het innig gevoel dat in zijne poëtische uitboezemingen ligt. En schijnt Hiel er al eens opgesteld te zijn den lezer de helft te laten raden van wat hij zeggen wil, bij Antheunis is dit nimmer het geval. Kortom, de eene richt zich meer tot den geest, de andere meer tot het hart. - In dit laatste opzicht heeft de Muze van Antheunis