De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5
(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 131]
| |
Nederlandsch Tooneel.
| |
[pagina 132]
| |
was en 't buitengewoon talrijk publiek in on beschrijflijken geestdrift bracht. Deze prachtige voorstelling eindigde met het zoo gunstig bekende blijspel van Valckenaere: ‘Pompier en Rifleman.’ Uitmuntend geslaagd was mede de vertooning ten voordeele van Mevr. Eliza Coryn-Driessens, die in eene der bevalligste rollen van haar emplooi: als de jonge Lodewijk XIII uit ‘Margot de Bloemenverkoopster’ optrad. Ook haar heeft het Antwerpsch publiek de ondubbelzinnigste blijken van toegenegenheid gegeven. Mevr. Coryn is overigens eene gewetensvolle aktrice, die in de studie der haar toevertrouwde rollen evenveel ijver als kunde aan den dag legt. - ‘Margot’ viel goed in den smaak van 't publiek; 't is een stuk uit de oude doos, maar vast een der goede in zijn soort. En dan, hoe meesterlijk weet Mej. Beersmans de zoo verschillende karakters harer dubbele rol - Bloemenmeisje en Edelvrouw - weer te geven! Hoeveel liever zien wij haar dààrin optreden dan in Bruyland's ‘Mina de Zinnelooze’!... De heropvoering van dit eerder berucht dan beroemd drama, dat, ofschoon geprimeerd, vast niet tot de beste oorspronkelijke stukken behoort, gaan we dus liever stilzwijgend voorbij, om met een woord van lof het vòòrstukje te vermelden. Wij bedoelen ‘Tony’ van J. Lagye en Dupont, een kleine comedie, die met genoegen zal worden weêrgezien. Doch de ‘great attraction’ van onzen Antwerpschen Schouwburg is tegenwoordig het nieuw vaderlandsch stuk ‘De Geuzen’ van Frans Gittens, dat in den Stadsprijskamp eene eervolle melding bekwam. Met onverzwakten bijval werd het vooralsnog reeds zes achtereenvolgende malen voor het voetlicht gebracht, iets wat zeker in de annalen onzer Vlaamsche tooneellitteratuur wel tot de zeldzaamheden behoort. Om aan Cesar te geven wat aan Cesar toekomt, moeten wij er evenwel bijvoegen dat een groot deel van dien ongewonen bijval aan de waarlijk prachtige opvoering is toe te schrijven. Nooit misschien werd eenig Nederlandsch tooneelwerk op zulke schitterende wjjze gemonteerd. Niet alleen zijn daartoe een drietal decoratiën opzettelijk vervaardigd, - Antwerpsche | |
[pagina 133]
| |
stadsgezichten uit de XVIde eeuw, waaronder twee: de Hoofdkerk en de oude Meirbrug vooral bewondering wekken - doch ook de door M. Coryn-Driessens bezorgde historische kostumen, volgens teekeningen van den schilder Jan Van Beers gemaakt, overtreffen al wat men tot hiertoe heeft te zien gekregen. Thans eenige woorden over de gehalte van het stuk zelven. Wij zullen niet onderzoeken in hoeverre de schrijver van ‘De Geuzen’ bij het dramatiseeren zijner aan den heldentijd onzer geschiedenis ontleende tafereelen - een eigentlijk ‘drama’ is zijn stuk niet - erin geslaagd is der historische waarheid getrouw te blijven. Dat is overigens door onze dag- en weekbladpers reeds uitvoerig besproken. Het historisch-wijs-geerige van het stuk laten wij ter zijde, om bij de dramatischletterkundige gehalte een oogenblik te verwijlen. ‘De Geuzen’ is het eerste werk van een Antwerpschen dilettant, die eerst uitsluitelijk in het Fransch schreef; maar zich thans bij voorkeur op de beoefening der Nederlandsche letteren toelegt, een ommekeer waaraan de invloed van Hendrik Conscience niet vreemd schijnt te wezen. -- Dat deze eerste proef, in een zoo bij uitstek moeilijk vak, der kritiek ruimschoots stof levert en het stuk als technieke bewerking nog veel onervarenheid verraadt, zal wel niemand verwonderen. Naast onbetwistbare hoedanigheden - als daar zijn een vloeiende en veelal goed gekleurde dialoog, een nog al goed begrijp van de zeden en gebruiken der XVIde eeuw en een even goede opvatting der verschillige karakters - treft men in ‘De Geuzen’ ook aanmerkelijke gebreken aan. Vooreerst een volslagen gemis aan éénheid en dramatische verwikkeling. Zeker komen daarin enkele tooneelen die op zich zelven beschouwd schoon zijn. Het ‘Spingezelschap hij Moeder Rika’ b.v. is een eigenaardig tafereeltje; verder een paar tooneelen tusschen den laaghartigen Portugees Anastro en de heldhaftige vlaamsche Edelvrouw van Tolhuis zijn treffend, alsook het tafereel van den volksoploop, waar de ongelukkige weduwe van Jan van Marnix om wraak roept over de dood van haren te Austruweel gesneuvelden echtgenoot. - Doch in dit alles heerscht te weinig samenhang. De wet van elk tooneelgewrocht eischt dat al de | |
[pagina 134]
| |
verschillige tooneelen in verband staan met eene bepaalde hoofdhandeling. Aldus wordt een harmonisch geheel gevormd, waarin àlles - personen, toestanden en gesprekken - tot versterking van het beoogde effekt medewerkt. De historischdramatische figuren die in M. Gittens'stuk voorkomen zijn over 't algemeen goed opgevat en trouw weergegeven; hadde hij sommigen echter wat meer handelend doen optreden, zulks zou gewis de belangstelling bij den toeschouwer hebben verhoogd. Vooral waar het zulke voorname figuren als Willem de Zwijger en zijn wapenvriend van Hoogstraten gold, mocht dit wezen. Waarom ook in de handeling niet Jan van Marnix gemengd, waarover toch het stuk door zooveel wordt gesproken? Het vertellen op 't Tooneel trachte men zooveel mogelijk te vermijden. Eene gelukkige gedachte was het van den schrijver ons de voornaamste volkspartijen van dien tijd, verpersoonlijkt door drie mannen uit het volk - Andriessen, Mathias en Theunis - voor te stellen. Jammer dat die personen er zoo episodisch in voorkomen! Nu willen ons niet ontveinzen dat, althans wat een historisch stuk betreft, het in acht nemen dier technische voorschriften wel eenig bezwaar oplevert; doch M. Gittens, die bij dit zijn eerste debuut eenen bijval heeft ontmoet, welke ieders verwachting overtreft, zal hierin wel een spoorslag vinden om verder op dramatisch gebied naar volmaking te streven. - Zijn litterarische bijval zal er vast bij winnen. Ziedaar waarom wij eraan hielden hem onbewimpeld over het voor en tegen van zijnen eersteling onze meening te uiten. Vergeten wij niet te zeggen dat in het stuk eenige lyrische gedeelten voorkomen, het eene beter geslaagd dan het andere, en die door den toondichter Alex. Fernau werden gecomponeerd. Ten slotte een nieuwsken: Er schijnt ernstig sprake te wezen ‘de Geuzen’ eerlang ook te Brussel in den Alhambraschouwburg op te voeren, - door de artisten van ons Antwerpsch Tooneel natuurlijk, die zich op uitmuntende wijze van hunne taak kwijten. A.J. Cosyn. |
|