Boekbeoordeeling.
I.
Het nationale beginsel in de Vlaamsche Schilderkunst, door Julius Sabbe. Gent. 1874.
Onder dien titel heeft de heer Jul. Sabbe, leeraar aan 't Koninglijk Athenaeum van Brugge, eene zeer lezenswaardige brochuur uitgegeven, die eerst als artikel verscheen in het Nederlandsch Museum.
Het is een warm en keurig geschreven pleidooi ten voordeele van het nationalisme, van de volkseigenaardigheid, in de Beeldende Kunsten, - gestaafd op erkende feiten en op, o.i., onberispelijke philosophische beschouwingen.
Velen, die het nochtans goed meenen met de nationale kunst, en de hoofdgedachten van den heer Sabbe onder dit opzicht deelen, zullen ongetwijfeld niet al zijne oordeelvellingen bestemmen, vooral wat betreft zijne vergelijking tusschen de Brugsche en de Antwerpsche schilderschool, en waarbij de eerste boven de laatste wordt gesteld, onderhet oogpunt van oorspronkelijkheid en het echt Vlaamsch-Germaansch karakter. En nochtans, wij kunnen den schrijver daarin geen ongelijk geven, en wij meenen dat hij in die zienswijze geheel getrouw gebleven is aan de logiek der grondbeginselen, waarop zijn stelsel gebouwd is.
De beer Sabbe denkt dat in de algemoene streving naar ‘levend natuurwaarheid en innerlijke oprechtheid,’ in hetgeen hij noemt ‘de tweede Renaissance, die de germaansche beschaving op den troon moet verheffen,’ dat in onzen tegenwoordigen toestand, waar eene omwenteling in alle kunsten plaats grijpt, ‘de beweging moet uitgaan van Nederland.’ ‘Tusschen Duitschland,’ zegt hij, ‘dat te veel naar bespiegeling overhelt, en Frankrijk, dat aan de verlokkingen van het materialisme, aan den uitsluitenden eeredienst van den vorm niet genoegzaam kan weêrstaan, - schijnt onze Nederlandsche volksaard ons juist in het voldoende evenwicht te hangen om in geen enkel van deze twee uitersten te vervallen,