stil bleef zou men 't misschien kunnen vervelend vinden. Maar het verandert standvastig; nu is de zon purper, dàn geelrood, nu met een groenen sluier overtrokken, dan weer opgehelderd en wit; maar altijd warm en rood, achter hare fijne afwisselende sluieren. Nu glijdt er een dauwplekje in, dat gloeit en uitgaat, dàn is het klare blanke zonneschijn, nu weer eene lange smalle streep die beeft en brandt, en weg zweeft. En de omliggende hemel doorgaat ter zelfder tijd alle kleurovergangen, als liepen er huiveringen door, en de wolken gloeien sterker op de kanten, verbleeken of verdonkeren in het midden, volgens zij verlichten of verzwaren of zij in de blauwachtige, witte of in de roode vioolkleurige laag komen. Het schouwspel is zoo bestendig nieuw, dat ik lieden van de plaats het zoozeer als wij zag bewonderen.
Eene bijzonderheid is het ook dat het overige van den hemel en de bergen, die daaronder liggen, ongeraakt blijven. Dààr heerscht dezelfde onbewegelijke koelheid van kleur in de staalblauwe zee, in den donkergroenen voet der bergen, in de donkerblauwe rotswanden en aftakkingen, terwijl hier alles in de zon gloeit, straalt, verandert, jubelt. Maar zóo kan weer eene enkele rots ginder in die koude zich klaar afteekenen en daar rood staan van den top tot den voet; het is alsof deze rots hare eigene kleine zon achter haar verborgen hield. Zij is derwijze geplaatst dat de zon haar bereiken kan, en haar gloed doet noch sterker de heldere toon van koelheid van het omliggende uitkomen.
Eensklaps, als de Middernachtzon op haar schoonste was, kwam de maan op; zij wist zeker niet wat hier gaande was; want een wilder, droeviger, zwakker en dommer gezicht kan geen door het opiumrookon vervallen Chinees toonen. Met dit haarloos exemplaar der dronkaardsklas had zij vooral eene treffende gelijkenis. Dat een dichter haar ooit eene ode toegewijd heeft, dat een verliefde ergens naar haar gezucht heeft was niet gemakkelijk om verstaan. Wij floten haar uit, zoo deerlijk sleepte zij zich voort, zij verwekte nets dan spot. Zij was ook werkelijk klein geworden en ineengekrompen; zij moest het zeker zelf gevoelen, wam zij hield zich op eenen geduchten afstand.
Wordt voortgezet.)
Leo Van Aelbroeck.