ger als organist van genoemde kerk, maakte Boetpsalmen, Motetten en Cantiones Sacroe. De verdiensten dezes kunstenaars waren zòo groot dat Schütz, een vermaard muziekkundige van Duitschland en tijdgenoot van Gabrieli, vol geestdrift uitroept: ‘Onsterfelijke Goden! welk man die Gabrieli! Hadde de Oudheid, zoo rijk aan uitdrukkingen, hèm gekend, dan had zij hem boven de Amphion's verheven!’
Cosstanzo Porta, minderbroeder conventueel, opvolgens kapelmeester te Padua, te Osimo, te Ravenna en te Loretten, is een der aanbevelingswaardigste toondichters voor de kerk. Zeer geleerd muziekant, toondichtte die kloosterling zijne werken streng in de toonaarden des Gregoriaanschen zangs, waarvan hij de melodiën bijna altijd tot thema's zijner werken koos. Het getal dezer laatste is overgroot: twee boeken Missen met Introïtus, vijf boeken Motetten, Vespers, Lofzangen voor het geheele jaar, Antiphonen aan de Heilige Maagd en Lamentatiën, getuigen van zijne merkwaardige vruchtbaarheid.
Van den priester Jacop Antonio Piggioli, een van Porta's leerlingen, kent men ééne Mis en Litaniën.
Giovanni Groge, de bijzonderste leerling van den kapucien Zarlino, was insgelijks een geestelijke. Kapelmeester van Sint-Marcus, liet die toondichter, van wien ik eenige werken in partitie gesteld heb, een Te Deum, een Miserere, Psalmen, twee boeken Motetten, Missen, Cantiones Sacroe, Lamentatiën, Improperia's, verscheidene Magnificats en de zeven Boetpsalmen na.
Drie andere meesters der Venetiaansche school, waren Marini, Merulo en Monteverde.
De canonik Alessandro Marini toonzette Motetten, Psalmen en een Magnificat.
Claudio Merulo, organist van Sint-Marcus en later beroemd toondichter in dienst van den hertog van Parma, schreef voor de kerk Litaniën, twee boeken Cantiones Sacroe, drie boeken Motetten en twee Missen.
Eindelijk de doorluchtige meester Claudio Monteverde,