De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 5
(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 35]
| |
De Kerkmuziek in Antwerpen.
| |
[pagina 36]
| |
in de naamlijst der aanbevelingswaardige Belgische kunstenaars uit de eerste helft der achttiende eeuw.’ Aanbevelingswaardige kunstenaars, zegt M. Van der Straeten, en hij zegt het wel, althans met het oog op de toonkunst in het algemeen. Wat mij betreft die integendeel in deze artikelen de Kerkmuziek in 't bijzonder behandel, ik moet met spijt bekennen, dat ik in dien aard van muziek in dit tijdvak, bij uitzondering van de Hollander, geen enkel ‘aanbevelingswaardig’ kunstenaar onzer Nederlandsche School ken. Het is hier voorzeker de plaats niet om te spreken over Gossec, een groot toondichter uit Henegauwen, beroemd door zijne symphoniën, quartetten en opera's, en nog meer door zijne cantaten en kooren geschreven voor de feesten der fransche Omwenteling en eerste Republiek. Het is mij niet onbekend dat Gossec ook godsdienstige muziek, of liever toonzettingen op gewijde teksten geschreven heeft, maar ik weet evenzeer dat het moeilijk wezen zou een groot verschil te bestatigen tusschen zijne godsdienstige en zijne wereldsche werken. Zoo ook is het mij onmogelijk in dit werk eene plaats te gunnen aan onzen beminnenswaardigen Luikenaar Grétry, zoo billijk vermaard geworden door zijne opera's. Zal ik spreken over de Barth's, de Krafft's, de Boutmy's, de Verheyen's, de de Volder's, de Aelster's, de Borremans', de Bauwens'? En over Godecharle, die den Kyrie van eene zijner Missen op motieven der ouverture van het opera ‘Léontine et Fonrose’ van den Brusselaar Pauwels schreef? Zal ik van Campenhout, den schrijver der Brabançonne vermelden? Niemand kan dit van mij verwachten, en nogtans schreven al die componisten, onze landgenoten der verledene eeuw, niet weinig muziek op latijnsche woorden, of liever, zooals Choron eens zeer geesti gzegde: Dramatische muziek in us! De vaderlandslievende van Campenhout, aan wien wij de smakelooze, onverstandige, franschgezinde en slechte | |
[pagina 37]
| |
muziek der Brabançonne, welk nationaal lied, ten hoogste dit van Peru waard is, te danken hebben van Campenhout toonzette insgelijks eene Mis van Requiem, een Te Deum, twee solemnele Missen en niet weinig Motetten, het eene al slechter dan het andere,en welke ik niet meer dan hij in ernst zou willen als eigentlijke kerkmuziek beschouwen. Van de Krafft's, de De Volder's en andere Brusselaren, Gentenaren en Antwerpenaren der verledene eeuw, kent men menig Dixit Dominus en Ladaute Dominum, op recitatieven, aria's en kooren der opera's van Cimarosa en Paisiëllo geschoeid. Het zijn dergelijke toonzetters, die de opkomst der hedendaagsche teweeg brachten, welke laatste ons Missen doen aanhooren waarvan soms de Gloria's in zachten toonaard en de Miserere nobis' op dansmotieven geschreven zijn! Haasten wij ons dus, den dekmantel der vergetelheid te werpen over die tijdstippen, allerbetreurlijkst voor de Kerkelijke Toonkunst in ons land, en verheugen wij ons liever over den luister welke de oudste dochter onzer School, zich bijna van het oogenblik harer opkomst wist te verwerven. Gaan wij over tot de Italiaansche School. (Wordt voortgezet). |
|