De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 4
(1874)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijNederlandsch tooneel.
| |
[pagina 565]
| |
vierd. Reeds hebben onze confraters der dagbladpers de bijzonderheden over het Zilveren Jubelfeest dezer geliefde kunstenares omstandig genoeg medegedeeld. Bepalen wij ons dus met te zeggen dat die hoogst verdiende eerbetooging het kunstminnende Antwerpen overwaardig is geweest: kostbare geschenken, ontelbare bloemtuilen, prachtkronen, lauwerkransen, redevoeringen, gelegenheidsverzen, niets ontbrak, en allerminst de sympathieke toejuichingen van een zeer talrijk publiek. ‘Ben-Leïl’ is een groot spectakelstuk van de Porte-St-Martin, maar toch van meer bevredigende gehalte dan de akelige Londensche Bandieten, Kinderroofsters, Voddenrapers, enz. Tooneelkundig schoon zelfs mag het tooneel der ‘Twee moeders’ worden genoemd, waarin Mej. Beersmans (Julia Favelli) ons een nieuw bewijs gaf van haar schitterend talent. Mevr. Verstraten stond haar als Ghebel goed ter zijde, ofschoon deze hatelijke rol eigentlijk weinig in haar vak valt en der gevierde heldin van het feest nu nog minder paste. De belangwekkende titelrol werd door den heer Coryn goed begrepen, maar niet overal met de voreischte dramatische kracht weêrgegeven. In de slotscène b.v. waar de ‘Zoon van den Nacht’ zijne moeder terugvindt, wier gemis hij gedurende gansch zijn veelbewogenen levensloop zoo innig heeft betreurd, was M. Coryn's spel bepaald te koel. In enkele andere tooneelen, had hij echter zeer goede oogenblikken. De overige rollen werden op voldoende, maar niet op uitstekende wijze vervuld. In den samenhang heerschte bij de eerste voorstelling nog al eenige hapering; bij latere opvoeringen schenen ons de spelers vaster in hunne rollen. Tooneelschikking en costumeering waren goed verzorgd. Het tafereel der ‘korvet in volle zee’, dat als handeling onbeduidend, maar schoon is onder sceniek opzicht, miste evenwel iets van het beoogde effekt, daar het mechanisch toestel,waarop het schip zich beweegt, gedeeltelijk in de golven zichtbaar was. Ook ware 't uitwerksel o.i. gunstiger geweest, indien men voor dit zeegezicht wat meer ruimte aan 't tooneel gegeven had. Een volksdrama, dat goed in den smaak viel, is ‘Baas Kimpe’ | |
[pagina 566]
| |
van Van Peene, dank vooral aan den heer L. Daenens, die van den hoofdpersoon een wezentlijken type had gemaakt. Op uitstekende wijze wist hij in zijn keurig spel het komische aan het ernstige te verbinden. Ook Mej. Verstraeten en M. Lemmens, waren goed op hunne plaats. Aangaande het stuk zelven, zijn wij van meening dat Van Peene er wel betere heeft geschreven. Er komen ongetwijfeld schoone toestanden in voor - het laatste bedrijf o.a. is waariijk roerend, - maar noch de opvatting, noch de bewerking schijnen ons van gebreken vrij. De handeling is boeiend, maar berust wel eens op schier onaanneembare kunstmiddeltjes. Kortom de ‘intrigue’ is hier en daar wat de Franschen noemen ‘cousue de fil blanc.’ Niet zonder genoegen herzagen wij de ‘Twee Broeders’ van Em. Rosseels, door de heeren Driessens en Dirckx goed vertolkt. In al de werken van dien vruchtbaren tooneelschrijver, die steeds van gewetensvolle karakterstudie blijk geeft, kennen we geen twee beter geslaagde typen dan deze oprecht broederlievende ‘ouwkens.’ Minder gelukkig was de heer Rosseels wat de grondgedachte betreft, die in dit flink geschreven stukje de geheele handeling beheerscht. Deze komt zoo niet onmogelijk, dan toch zeer onwaarschijnlijk voor. Maar, zooals een dichter zegt: Le vrai peut quelquefois n'être pas vraisemblable. Met dezelfde elementen als verleden jaar - wat betere ‘mise en scêne’ natuurlijk, alsook eenige versterking van 't orkest - werd met veel bijval ‘Maria van Burgondie’ van Miry heropgevoerde Mej. Beersmans vervulde de rol der vorstin Maria op echt vorstelijke wijze, en zij zong volgens ons beter dan ooit. Ook Mevr. Verstraeten (Geertruy), M. Hendrickx (Otbert) en M. Coryn (Ollivier) droegen veel tot het welgelukken van dit historisch zangspel bij. Ziedaar dus het eerste der beloofde vaderlandsche stukken. Goed zoo! Hopen wij dat het bij een zoo goed begin niet blijven zal. In zake van oorspronkelijke stukken kregen we verder nog het bekend blijspel ‘Een man te trouwen’ te zien. Dlt brengt het getal op vier, althans binst de afgeloopen maand. Zeker wel wat weinig, in een nieuwen kunsttempel aan het Nationaal | |
[pagina 567]
| |
tooneel opgericht. Ook wat het Buitenland goeds oplevert is ons natuurlijk immer welkom - stukken als ‘Blinde Valeria’ en ‘De Nieuwjaarsnacht’ b.v. hooren overal te huis - doch wat men in 't belang der nederlandsche tooneellitteratuur met recht vorderen mag, is dat ook onze eigene schrijvers gelegenheid vinden, om hunne beste voortbrengselen aan 't oordeel hunner land- of taalgenooten te onderwerpen. Waartoe anders zou verleden jaar de stad Antwerpen haren grooten prijskamp voor dramatische letterkunde hebben uitgeschreven?.. A propos: van de prijsstukken werd vooralsnog enkel ‘De oude Kassier’ gespeeld. Het stuk, met zorg opgevoerd, heeft een gunstig onthaal gevonden. - Mag men thans ook eene aanstaande kennismaking met andere bekroonde of aanbevolene stukken te gemoet zien? A.J. Cosyn. | |
Gent.Bijzondere briefwisseling). Gent, 10 December 1874.
Aangenaam is het mij u te mogen melden dat hier op Minards-Schouwburg de nieuwe tooneelonderneming op bevredigende wijze vooruitgaat. Bestuur en artisten doen ievervol hun best. De tooneelschikking is dit jaar vrij goed verzorgd, en de vertolking laat doorgaans maar weinig te wenschen. Wat zal ik u over de opgevoerde stukken zeggen? Sedert mijne vorige correspondentie waren de groote stukken ditmaal meest effektdramas. - ‘Nog altijd!’ zal men zeggen; - och ja, nog altijd effektdramas... Maar enfin, ronduit gezegd. veel volk naar den Schouwburg lokken met werken die alleen voor een fijn publiek geschreven zijn is vooralsnog een onoverkomelijke moeilijkheid. De Bestuurder staat, bijzonderlijk nu in 't begin, voor aanzienlijke onkosten, die hij evenals de kunst in't oog houden moet. Kunnen wij het hem dan ten kwade duiden dat hij al eens, in plaats van stille tooneelwerken, tot de meer winstgevende ‘drames à grand spectacle’ zijn toevlucht neemt? Voor zooveel, wel te verstaan, hij ons maar geene van die akelige monsterdramas opdischt, iets waartegen wij dan ook oogenblikkelijk zouden te velde trekken. Om tot de tooneelisten terug te keeren, Rans heeft in den ‘Koopman van Antwerpen’ in den ‘Bultenaar’ en in den ‘Bastaard’ (van Tourroude) ongewoon veel bijval genoten. 't Is een akteur die, sedert de drie jaren dat hij aan ons Tooneel verbonden is, merkelijke vorderingen | |
[pagina 568]
| |
heeft gemaakt. Wannijn is een goede karakterrol, die men hier moeilijk vervangen zou. Van den Kieboom blijft, gelijk altoos, de vriend van 't Gentsch publiek. Maar, wat ik vooral niet vergeten mag: Mej. Heilbron, de bevallige soubrette, die reeds van haar eerste optreden af in zoo hooge mate de algemeene gunst verwierf, heeft ons weer eenige genotrijke avonden verschaft. ‘Louisette’, ‘Het schoon Oestermeisje’ en ‘De Kalkoenwachtster’ zijn uitmuntende rollen voor haar. In 't eerstgenoemd stuk stond Mevr. Rans (Floreska) haar allerbest ter zijde; Beems maakte een echten type van den Duitschen tooneel-director, en Wannyn was een vermakelijke César. Het door Van Peene goed vervlaamsche ‘Oestermeisje’ vindt nog altoos veel succès in Gent t Stuk is nog al levendig; maar het slot vindt ik ongelukkig. De Kalkoenwachster’ is een wat verouderd stukje, dat door 't spel moet gered worden; maar dat werd het hier inderdaad. Naast de hoofdrol, Mej. Heilbron, werden door de dames De Terre en Fauconnier en de voornaamste uit het mannenpersoneel, de nevenrollen op uitmuntende wijze vervuld. Een jonge debutante die belooft is Mej. Jeannette, die als Dorothea goeden aanleg deed blijken. Verder kwam nog voor 't voetlicht ‘De Wolf in het Hageland,’ tooneelspel door Van Peene, waarin de lieve rol van Rosa tot de beste van de verdienstelijke Mevr. Apers behoort. - Ten slotte een vriendelijke waarschuwing aan M. Fauconnier tegen 't opvoeren van pochades als de Drie reizende Muziekanten.’ De artisten bedriegen zich als ze meenen door hun spel dergelijke waanzinnigheden te kunnen redden. 't Is gemeen, en zonder geest, en onwaardig van ons Tooneel. Vriend EMIEL. P.S. - Zondag e.k ‘De Geldduivels’ iets nieuws. En Dinsdag nog eens Mej. Heilbron. Des te beter! |
|