poëzie der zee treffend doorstraalt, kenmerkt zijne gewrochten. - Ook in het Landschap hebben onze Noorderbroeders ditmaal vele en vrij verdienstelijke proeven geleverd. ‘Aan de trekvaart te Leiden’ van Th. de BOCK en een ‘Zicht te Zutphen’ van VERVEER, bezitten meer dan gewone hoedanigheden. Verders muntten nog als landschapschilders uit, MM. Baron van PALLANDT;. J.J. DESTRÉE, J.O. HAUS, van GORCUM, de VOGEL en de beide HUYGHENS. In verschillige andere vakken: MM. STORTEBEKER, wiens ‘Doode Vogels’ de toets van een uitstekenden colorist verraden, H. KOEKOEK en C. KANNEMANS twee voortreffelijke marineschilders, Mej. MOLIJN en Th. HANRATH.
Ook het even kunstlievende Duitschland heeft weer een aanzienlijk deel aan deze Vlaamsche tentoonstelling genomen. Inzonderheid de bekende ‘School van Dusseldorff’ droeg veel daartoe bij. - In het Genre bemerkten wij vooral: ‘De Wildstroopers’ van W. SIMMLER: stout gewaagd, maar goed geslaagd, - ‘Moederheil’ van Carl HUBNER, - ‘Op de Bleekerij’ een eigenaardig middeleeuwsch tafereeltje, - ‘Dankbaarheid’ van Prof. KRETZSCHMER, een allerliefst tooneeltje uit het kinderleven, - en de ‘Loreley’ van Prof. STEINBRUCK, waarvoor de schilder met zeer goeden uitslag het bekend gedicht van Heinrich Heine heeft gevolgd. Keurige landschappen leverden de heeren: W. BODE, A. BECKER, BERNARDI, Mej. BUDINGSKI en KLEIN.
Onder de Fransche schilders kwamen op den vóórrang: MM. CAROLUS-DURAN, die ook als beeldhouwer optrad, FEYEN-PERRIN, J.B. COROT. Eug. PETIT, G. DORÉ, J. LEFÈVRE, Eug. BELLANGÉ, RICHTER, enz.
Uit Zweden bewonderden wij een overheerlijk Winterzicht van L. MUNTHE, een echt meesterstuk. Niet onbelangrijke tafereelen hadden er de dames NORDLANDER en ZETTERSTROM.
Engeland had betrekkelijk weinig ingezonden. Alles bepaalde zich bij een half dozijn stukken, die zich dan nog niet ver boven 't middelmatige verhieven. Noemen wij enkel de heeren J. BERTRAND, NETLESHIP, en Tony DURY, welke