De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 4
(1874)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 272]
| |
De dichter Joannes Elincx.Joannes Elincx werd lid der Peoene op 13 Maart 1681Ga naar voetnoot(1), en facteur dezer rederijkerskamer den 25 Maart 1691. Ten jare 1700 begaven de Peoenieren zich onder het geleide van den toenmaligen facteur Pieter Gyseleers-Thys en van J. Elincx, naar den kampstrijd van Brugge, alwaar zij den prijs behaalden. Deze zijn de eenige bijzonderheden, welke wij nopens Elincx' leven hebben gevonden, niettegenstaande onze opzoekingen in de stedelijke archieven en in de rijke boekerij van den achtbaren heer Aug. De Bruyne. Alhoewel er reeds meermaals van dezen dichter gewag werd gemaakt, achten wij het niet ongepast hier eenige uittreksels zijner werken mede te deelen, des te meer daar er tot heden maar één enkel zijner schriften werd besproken. De eerste dichtbundel, te Mechelen gedrukt bij Jan Jaye, waarin ‘seven-en-dertigh Jaerschrifts letter-keeringhen ende vier-mael soo veel Tydt-Jaerighe Vaersen’ voorkomen, is getiteld: ‘Eer-Galm over de Edele, Achtbaere, Wyse, Voor-sienige, ende seer Discrete Heeren, Myn Heeren Schouteth, communimeesters, Schepenen, ende andere Overheydt der Stadt ende Provincie van Mechelen. Gedicht door Joannes Elincx, Uyt-gegeven op den dagh haers Magistraats vervolginghe, den 23 Augusti 1687.’ Elk jaarschrift, elke letterkeer is eene loftuiting, eene ophemeling der verdiensten van iederen magistraat. Het volgende diene tot bewijs: ‘Begroetenisse Aen den Edelen Heere J. Jacques Dominicus Stalins, Heere van Rollegem ende communi-meester deser stede, | |
[pagina 273]
| |
Jaer-schrift
Jongh-heer DoMInICUs staLIns WYs In UWen raett.
letter-keer.
UWen WYskYts roeM Can In ons aLtYts gheDUren.
De hUYsen rYCk Van VreUghD' seLfs Die VerkrYgen Voeten,
oM UW' reên-rYCken heLD, UW' borger-Vaer te groeten,
ter WYL 't VerCoren aMpt aen U VernUft best VoeghD,
WaerDoor U bUrgereY te reCht aL WorDt VernoeghD.
Het werkje besluit met het snedige Dobbel-Jaer-schrift: WIe 't boeCXken LaeCkt, en geen en Maekt,
DIe seLf een Maekt, eer Dat hY 't Laekt,
Het tweede gedicht is een tooneelstuk, een ‘Blijd' Eyndespel’ van ruim 800 verzen. Met welk een taai geduld moet Elincx aan dat gedicht niet hebben gearbeid, zoo men bedenkt dat de tellende letters van iederen versregel het jaartal 1688 uitmaken! En, niettegenstaande de strenge wetten waaraan de dichter was gebonden, is het tamelijk vloeiend geschreven; vrij van bastaardwoorden, van welker gebruik de schrijvers van zijnen tijd wel niet altoos zijn vrij te pleiten. De titel luidt: ‘Tooneel der on-ghebreydelde Liefde Vertoonende met zege-prael van een Blijd' Eynde-spel: Naer Druck Geluck, In Jaer-tellende Vaerzen gesteld door Joannes Elincx, verthoont door de Tuchtige Const - Lief-hebbers der Reden - Rycke Gulde van St-Jan, geseyt De Peoene, op den 22 February 1688, ende volgende daegen. Tot Mecheien, bij Jan Jaye, stadts Boeck-drucher. Met approbatie.’Ga naar voetnoot(1) In de opdracht aan het Magistraat zegt de dichter zijn werkje door den ‘druck gemeyn te hebben gemaakt ‘opdat de jonkheid’ haere ongebreydelde driften wat mochten intoomen. en leeren beter bedaeren om haere verdiende rechtveerdighe boete des herten druck te doen veranderen in een gewenscht gheluck.’ Ziehier nu het onderwerp, dat Elincx tot een tooneelspel | |
[pagina 274]
| |
heeft bewerkt: - Don Antonio, graaf van Andaluzië, beminde opvolgentlijk Theodozia en Leocadia. Aan beiden deed hij de trouwbelofte. Doch Antonio verbrak den eed, dien hij gezworen had, en, om zich van zijne geliefden te ontmaken begaf hij zich naar Italië. Theodozia, in manskleederen gehuld, volgde hem als een ‘Cavalier’. Maar weldrà werd zij ingehaald haald door haren broeder Don Raphaèl en dezes knecht, die op bevel van Theodozia 's vader, Don Henri, de vluchtende zijn nageijld. Na eene ootmoedige bekentenis van ‘haer eere-loos bedrijf en uytstaensel met, haeren trouwloozen vrijer’ werd de begane fout vergeven. Op hunne terugreis voorbij een bosch trekkende, hoorden zij daaruit noodkreten opstijgen. Zij drongen er in, en het gelukte hun eenen edelman uit de handen van drie roovers te verlossen, die zich in het woud hadden verborgen. De edelman dankte zijne redders, en bekende dat hij niet een manspersoon, maar eene vrouw en wel Leocadia was. Zij ook had zich vermomd om haren minnaer des te gemakkelijker kunnen op te sporen. Eindelijk kwam ook Don Antonio bij. Hij trouwde met Theodozia, en na Don Raphaèl bij eene tooverheks te rade was geweest, trad deze met Leocadia in den echt. Om over Elincx' schrijftrant te laten oordeelen, zullen wij eenige verzen uit dezen bundel overschrijven: Eerste Deel.
Eerste uyt-komst. Theodozia, in mans-habyt ..........................
hoe DICkWYLs heeft hY MY nIet Vaste troU gesWoren,
hoe DICkWerf hIet hY MY sYn LeVen Waer Verkoren,
Wat sUghten haD' hY nIet Voor MY LlCht UUYt-gheport?
Waer zYn sYn traentJens Wegh, soo DICkMaeLs UUYt-gestort?
WaerDoor een sUYVer LIefD' hY Daegh'LYX LIet betoonen,
nU Laet hY MY In rouW aLLeen In DroefheYt Woonen.
DYn tYgers sChoUW geVLUght! nU gY MY hebt bekent,
't WorDt VeeL te Laet VerkLaaght, haDD' Ik UW' noYt gekent,
oCh oft een g'WIsse Doot MYn Wreet geVaL nU sUsten,
Want hY Is mY geVLUght Daar lCk Voor-tYts op rUsten.
Is sYnen VLUght Den Loon Van aL MYn troUWIgheYt,
Was Dat sYn troUWensLUst aen MY rYCk toe-geseYt,
VerheVen goDt, Wat raeDt!............
| |
[pagina 275]
| |
Tweede uyt-komst.
Henry. - ô VLeCke Met geen stonDt noCh eeUWen UYt te WIssen,
Wat saL UW staet DeUr haer aan gLans en LUYster MIssen!
UW' en MYn eer DWaeLt sChIer naer 't o Verste geVaer,
DUs heb ICk roUWen strYDt tot D'UYt-sLaen Van 't grYs haIr!
roUW-hertIgh MensChen breIn Wat hoort g'aL DroeVe sUghten,
Dat UW' beVangen zIeL UYt 't herDt haest saL Doen VLUghten,
Waer Is nU MYnen troost? Waer Is Dat VLYtICh kInt?
WIe soUW noCh nutter zYn DIe In ons LYDen DIent:
Waer zYt gY heen geVLUCht DIe MY WIst te behaghen?
Segh? WIe soU ICk nog Meer soo Wreet VerDrIet VerkLaeghen.
Hoor nu liet antwoord dat de toovenares aan Don Raphaël gaf toen hij haar om raad kwam vragen: Toov. - 'k Mag U DUs WYsen gaen WaeraChtIgh naer het LeVen,
VeUr-spoeDt oft DroeVen strYDt In UW' pLaneet gesChreVen.
U hert Is WonDer DrUef. U zIeL WerD' fantestIeCk,
gY zYt Wat roUW Van aert, Ja soMtYDs koLerIeCk,
ICk sIen een sUYVer LIefD' steDts DrYVen In UW Wesen.
Waer UYt U sWaerICheYDt enD'LYDen Is geresen:
UW'LYff Is heeL ontset, UW'LeVen sonDer Maght,
UW' sInnen Los VerDraeYt, UW' hanDen sonDer kraCht,
Want VenUs MIn DIe heeft U zIeL te sterCk VerVangben,
WaerUYt Dat 't Meeste sprUYt het WensChen en verLanghen,
naar UW' LeokaDIa: Leeft nU VrY WeL geMoet,
Want aL Wat VenUs MaeCkt Dat Is U bYster goet,
UW' sUster qUaM In eCht, Dat steLt U hart UYt sorghen:
LeokaDIa UW Lief DeUr-WanDeLt hIer Verborghen,
WraeCk-sUChtIgh, en VoL roUW Met hanDen In het haIr,
DIt Is naer WensCh en sIn, neeMt UWen aen-sLagh Waer:
aL Waert Dat s'UW' bestrYt Met af-gU nst en VeraChtIngh,
s'Is DorstIgh eVen-WeL naer U hert Met VerWaChtIngh
naer UW' haer LIefste koMpst. DoCh sY hopt UWe troU,
en saL naer kLYne MoeDt LIght Wesen UWe VroU,
sY saL geLYk Ik speUr Van UWe MIn noIt VLIeDen,
en saL DICkWerf aen UW' DIe soete Wanghen bIeDen.
Elincx had de leus van Mechelen: ‘In Trouwen vast’ voor kenspreuk aangenomen. Of ervan dezen rederijker nog andere gedichten bestaan, kunnen wij niet bevestigen: wij althans hebben niets meerders daarover aangetroffen in de door ons geraadpleegde verzameling des heeren De Bruyne. Wel lazen we, dat Elincx een gedicht aan het Sakrament toewijdde, doch dit is alles wat wij over hem hebben kunnen ontdekken. Mechelen, Maart 1874. Willem Van Camp. |
|