Boekbeoordeeling.
Twee werklieden, bekroond volksverhaal, door Lodewijk De Vriese. Gent, bij Willem Rogghé en H. Hoste. 1873.
Met het oog op den toestand, waarin de werkende klas ten onzent verkeert, schreef de heer De Vriese het verhaaltje, dat voor ons ligt.
Twee personen treden daarin op, Paul en Jan. Eerstgenoemde is ‘een voorbeeldige, leerzuchtige knaap;’ de andere, die zijne ouders nooit gekend heeft, is een kleine losbol, die ‘geene drie maanden op de schoolbanken sleet.’ Beiden gaan later op eene fabriek werken. Paul is ‘spaarzaam, oplettend en naarstig, eerbiedig en gehoorzaam, braaf en gedienstig, vriendelijk, minzaam en goed; ‘Jan, integendeel, is een ‘drinker, oen verkwister,’ ofschoon hij goed van harte is. Paul tracht zijnen makker naar de school voor volwassenen te lokken; maar de zondaar stelt zijne bekeering uit.
Beiden kiezen nadien eene levensgezellinne; in Paul's woning heerscht het stille, huiselijke geluk; in die van Jan wordt ‘gekeven en getierd, gevochten en geslagen!’ Op den duur trekt de ongelukkige huisvader naar Frankrijk, de gewone schuilplaats der... deugnieten. Na twee jaren keert hij echter terug en sterft in het gasthuis. Ondertusschen is Paul meesterknecht geworden, en neemt Jan's weduwe op, welke op zekeren dag ‘arm en oud’ wederkomt. Ten slotte roept de schrijver den werkman toe: Leer, werk en spaar!
De heer De Vriese schrijft voor het volk; hij heeft een' lossen ongedwongen stijl, die zich door menige goede hoedanigheid kenmerkt. Echter maakt, hij onzes inziens, somwijlen een te kwistig gebruik van gewestelijke woorden.