De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 4
(1874)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 133]
| |
het palet verrijken; nog altijd in de massa geverwde ruitjes door een looden geraamte aanéén gebracht; bruinzwarte lijnen en soms eene lichte schaduw voor alle schildering. Het lood, dat men soms kwistig scheen te gebruiken, had geen ander doel dan den invloed te voorkomen, dien de kleuren door het stralend vermogen op elkander uitoefenen. Men wist maar al te wel dat, zoodra het licht b.v door rood naast blauw heendringt, alsdan die beide kleuren den aanschouwer violetachtig voorkomen. Het was derhalve dikwijls het lood, - evenals de zwarte omtrekken - dat de kleuren aan dien schadelijken invloed onttrok. Behalve het stralend vermogen der kleuren, waarvan wij daareven gewaagden, dient hier ook een woord gezegd over harmonie van toon. Anders mocht het den lezer onverklaarbaar schijnen, al eens groene paarden, roode boomen, enz. enz. in ramen van dien tijd aan te treffen... Men dreef dit gevoel zóó verre, dat men niet zelden waarheid van kleur aan harmonie van toon opofferde. Laten wij, alvorens de werken der Ouden te beoordeelen, dit gewichtig punt wat grondiger onderzoeken. Indien tegenstelling van kleur een der hoofdvereischten is der schilderkunst in 't algemeen, zoo mag men met veel meer recht belang hechten nog aan hare toepassing in Glasschildering; de wijziging die de schitterende kleuren bij een doorvallend licht ondergaan, maakt haar des te gevocliger aan harmonie van toon. Ter opheldering verstrekke de volgende waarneming: Zooals men ziet, vertoont de hiernevenstaande driehoek, aan de ééne zijde de Roode, aan de andere de Gele en aan de derde de Blauwe kleur. Met behulp dezer drie Hoofdkleuren kunnen wij er drie andere samenstellen, welke wij op de hoeken tusschen hunne oorspronkelijke kleuren zullen plaatsen; deshalve noemt men ze Samengestelde. Zoo heeft men de Oranjekleur | |
[pagina 134]
| |
die men uit rood en geel verkrijgt; - geel en blauw geeft Groen; - uit blauw en rood bekomt men Violet; - het indigo is eigentlijk Blauw dat tot Rood overhelt. Indien wij den omtrek van ons meetkundig figuur volgen, zoo vinden wij er de kleuren des regenboogs in hunne natuurlijke volgordeaangeduid: eerst Rood, dan Oranje, Geel, Groen, Blauw, Indigo en Violet; hunne versmelting of wederkaatsing geeft Licht of Wit; bij hunne afwezigheid of opsloring is alles Zwart. Wat men door Aanvullingskleuren (couleurs complémentaires) verstaat, zijn die welke door hunne vereeniging Wit vormen, b.v.: de roode vlam eener lamp door een groen glas gezien wordt Wit; men zegt dan ook dat Rood de aanvullingskleur is van Groen, of Groen van Rood. Deze proef is gemakkelijk uitteleggen, wanneer men weet dat de drie samengestelde kleuren niets ânders zijn, dan de vermenging der drie hoofdkleuren; bijgevolg om Rood tot Wit te doen overgaan, mist het slechts Geel en Blauw, welke wij in het Groen aantreffen. Wij zouden méér zulke waarnemingen ter bestatiging kunnen aanhalen, doch de voorgenoemde mogen wij als afdoende beschouwen en ons bevredigen met de aanvullingskleuren enkel aantewijzen. Daartoe diene ons nogmaals de gekende driehoek, welke tegenover iedere zijde eenen hoek vertoont, en aangezien de zijden de enkele, en de hoeken de samengestelde kleuren aanduiden, zoo vinden wij dat juist de tegen over elkander geplaatste kleuren ook diegene zijn welke zich wederzijds aanvullen of zich tot Wit herleidenGa naar voetnoot(1), zooals Rood door Groen, Blauw door Oranje en Geel door Violet, of omgekeerd. - Het is proefondervindelijk bewezen dat iedere kleur in het oog hare aanvullings kleur opwekt, en dat deze, door zich met de nevenstaande kleuren te vermengen, ze altijd min of meer | |
[pagina 135]
| |
wijzigt. Heeft men nog niet bemerkt dat het Wit er roosachtig uitziet, telkens het zich bij een hevig licht naast Groen bevindt? Immers Rood is de aanvullingskleur van Groen, dat in bovengenoemd geval, het Wit roosachtig verwt. Ook Blauw naast Geel geplaatst, wordt hierdoor niet groenachtig, maar keert tot het Violet, omdat de aanvullingskleur van Geel, namelijk Violet, zich met de blauwe kleur mengt, terwijl Geel door de aanvullingskleur van Blauw, welk Oranje is, tot dit laatste overhelt. Sommige neven elkander staande kleuren, in plaats van zich wederzijds te wijzigen, doen zich onderling in kracht toenemen; b.v.: Groen naast Rood, juist omdat de eene de aanvullingskleur is van de andere. - Wij zullen ons bij het uitleggen dezer verschijnselen bepalen; ons nog méer in die studie verdiepen, zou ze niet duidelijker maken; overigens de reeds aangehaalde feiten geven een voldoende betoog van het belang der zaak. De Ouden hadden, zooals wij reeds gezegd hebben, de versiering voor hoofddoel|; in het samenstellen hunner glasramen, begonnen zij altijd met de natuurlijke kleur der mééstbeduidende figuren; wanneer de kleur van een of ander bijhoorig voorwerp ongunstig aan het geheele was, deinsde men ook niet terug, die kleur door eene meer voor harmonie geschikte te vervangen. Alhoewel de uitvoeringsmiddelen der XIIIde eeuw, dezelfde gebleven waren, toch had men eenige nieuwe toepassingen weten intevoeren. In de hooge middelbeukramen, waar de medaljons te klein werden, had men groote figuren geplaatst, meestal aan het Oud-Testament ontleend, zooals Koningen, Patriarchen en Profeten. De vensters der zijbeuken vertoonden nog immer medaljons en waren aan de Patronen der kerk of aan het leven van Christus toegewijd. Op het hooge koor verbeeldden zij het lijden des Zaligmakers, de Apostelen of Martelaren en de midden- of hoofdraam stelde den stervenden Heiland voor. Niet alleen beieverden zich Landheeren en Geestelijkheid, maar ook Stielen en Ambachten, om in de kosten van gekleur- | |
[pagina 136]
| |
de kerkvensters te voorzien. Daardoor komt het, dat men niet zelden in ramen van dien tijd, portretten van bisschoppen, wapenschilden van adelen, benevens voorstellingen uit het ambachtsleven en beschermheiligen aantreft. - Zoo zien wij in een der kerkvensters van Rouaan de gilde der vischverkoopers met hunne kenteekens; te Chartres zijn er verscheidene, waaronder die der wisselaars, slachters, bakkers, hoefsmeden en schoenmakers de voornaamste zijnGa naar voetnoot(1). De af beeldsels der heiligen bekleedden de midden- of hoofdvakken. De onderste paneelen - in enkele gevallen de roos, - waren den portretten der begiftigers voorbehouden. De grisailles(grijsschilderingen) welke tot hetzelfde tijdvak behooren, bestaan uit sieraden die zich op een grauwen of gestreepten grond uitlossen; soms waren ze door banden van onderscheidene kleuren doorsneden, of hunne loofwerken op gekleurden grond geteekend. Behalve de reeds aangehaalde tempels, waren de kerken van Bourges, St-Denis, Limoges, Reims, Parys, Clermont, enz. van prachtig gekleurde vensters voorzien. Dat ook in België de Glasschildering beoefend werd, bewijzen de overblijfsels eener raam van Doornik en een stuk grisaille uit de Hoofdkerk van BrusselGa naar voetnoot(1). Reeds in den loop der XIIde eeuw hadden noorderbouwmeesters bemerkt, dat rond booggewelven zware kolommen en dikke muren vereischten; zij poogden eerst wat schroomvallig, later hoe langer hoe stouter, de gewelven tot spitsbogen te maken en hierdoor muren en pilasters te verlichten. De Gothische- of Spitsbogenstijl welke daaruit ontstond, gaf aan de pilaren dien ranken, en aan de gewelven dien sierlijken vorm die het eigenaardig karakter dezes bouwstijls uitmaakt. De kerken der XIIIde eeuw beslaan meestal eene kruisvormige oppervlakte en zijn met drie, vijf, of meer schepen gebouwd. Het hooge koor eindigt niet meer in ronde nis, maar meestal in een halven veelhoek. De binnen- en buitenver- | |
[pagina 137]
| |
siering van het kerkgebouw, zoowel als de prachtige torens, wier kanten spitsen zich majestatisch tot de blauwe hemeltransen verheffen, alles wat in dien bouwtrant voorkomt drukt het godsdienstig gevoel uit. Opzettelijk had men steeds de zijbeukramen van het begin tot het einde der kerk in kracht doen toenemen, naarmate zij meer en meer den rondgang insloten; terwijl de schitterenste kleuren voor de vensters van het Hoogkoor bestemd werden. Door de heldere tonen der middenraam drongen bundels lichtstralen de kerk binnen, en omglansden het altaar, waarvan het heiligdom als eene schitterende zon op den donkeren grond des tempels uitloste. Alhoewel bouwtrant en versierwijze merkelijke veranderingen ondergaan hadden, bleven de ramen hoofdzakelijk Romaansch. - Wat de figuren betreft, daarin bemerkt men wat meer vrijheid van teekening in de plooien, die tot op de voeten nederhangen. De Gothieken brachten tot hun tijdvak de kostumen van de meeste personaadjes uit andere tijden over. - Wat echter nog meer deze ramen van die der XIIde eeuw onderscheidt zijn de afwisselende vormen der medaljons en de spiraalvormige banden, die de kolommen omringen. Als zinspeling op in de Drie-éénheid bestaat het loofwerk uit drielobbige bladen, of is in drievoudige groepen verdeeld. Uit die doelmatige handelwijze make de lezer echter niet op dat de Glasschilders van dîen tijd, dergelijke plannen zelt ontworpen hadden. Zij waren hoogstens de getrouwe uitvoerders der hun door den bouwmeester toevertrouwde kartons. Het is juist door de éénheid die er tusschen tempelbouw en versiering bestaat, dat die eeuwen zich vooral doen opmerken. Kerkmeubelen en sieraden vormen een geheel, waarvan de architekt de plannen voorschreef ook was er geen enkel voorwerp, hoe onbeduidend ook in schijn, dat als vorm aan zijne goedkeuring niet onderworpen was. (Wordt voortgezet.) |
|