De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 4
(1874)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijBrieven uit Noord-Nederland.I.Den Haag, 3 Februari 1874. ‘In de geschiedrollen der Nederlandsche Kunst zal de dag van 2 februari 1874, met onuitwischbare letteren gegriffeld staan.’ Deze bij de meeste onzer officiëele feestredenaars zeer geliefde zinsnede behelst niettemin de zuiverste waarheid, tenzij men aanneme, - iets wat we wèl zullen doen vooralnog als iets mogelijks te beschouwen - dat de nazaten van Vondel en Rembrandt bij het reeds zeer sterk toegenomen verlies van kunstzin, de kunstzelve tot op die laagte zullen verwaarloozen, dat de geschiedenis van haar verleden hun onverschillig wordt. ‘In 't Verleden
Ligt het Heden,
In het Nu wat worden zal.’
dichtte meester Willem Bilderdijk, over wien in de laatste maanden zulke bepaald walgelijke dingen aan 't licht zijn gekomen, dat hij in de oogen van alle beschaafde lieden ten eenenmale heeft afgedaan... als man van eer, als gentlemen. Dat zijn goede naam als dichter daaronder bij sommigen dier personen niet zeer sterk heeft geleden, zou ik niet gaarne tegenspreken, al mag daarbij aan de poging van Multatuli om Bilderdijk als dramatisch dichter (treurspel Floris V) te vernietigen vooral niet te groote waarde worden gehecht. De volijverige Dr J. Van Vloten heeft ons in een der laatste afleveringen van ‘De Levensbode’ de waarde van Multatuli's critiek in 't juiste licht gesteld. Doch hoe men ook over Bilderdijk moge denken, erkend moet het worden, dat hij inderdaad eerlijk was in zijne zoo even aangehaalde betuiging, al munt ze nu niet rechtstreeks door oorspronkelijke vinding uit: | |
[pagina 97]
| |
‘In 't Verleden
Ligt het lieden.’
In den vernieuwden Amsterdamschen Schouwburg, die gisteren avond, maandag 3 februari 1874, is geopend, vinden die regels hun volkomen toepassing. Indien zich toch ten onzent in de laatste jaren geen sterke beweging tot opbeuring en verbetering van het vaderlandsch tooneel had geopenbaard, zou allerwaarschijnlijkst de in 1771 als ‘tijdelijk’ opgerichte houten schouwburgtent op het Leidsche Plein nog heden dienst doen. De dagbladen zijn eenstemmig in den lof, die aan het uit- en inwenwendige van den nieuwen schouwburg moet toegekend worden. ‘- De rijkvergulde wanden der loges, de reusachtige, heerlijk schoone gaskroon, het met teedere kleuren beschilderd plafond en het met even kiesche kleuren gepenseelde voorscherm,’ vormen een harmonisch geheel. Schoonheid, kunstzin, smaak hebben bij de hernieuwing voorgezeten en leggen allen het verblijdend getuigenis af, dat Noordnederland op 't gebied der kunst, al zij 't ook niet zoo spoedig als andere met meerder kunstzin bedeelde landen - en daaronder reken ik zonder de minste onware plichtpleging in de eerste plaats Belgiè - nog iets goeds, schoons en blijvends te voorschijn kan brengen. De namen van al de kunstenaars en andere mannen van smaak te melden, die rechtstreeks aan de vernieuwing van 't gebouw medewerkten, acht ik in eene noodwendig korte beschrijving als deze, minder gevoegelijk en bepaal mij slechts tot de mededeeling, dat de bouw naar de plannen der stadsbouwmeesters B. de Greef Jzn en W. Springer plaats vond. Nog iets, ten slotte, over de opening zelve. Volgens sommige vurige aanhangers der traditie had deze geëischt dat Vondel's ‘Gysbrecht van Amstel’ opgevoerd werd. Wat mij betreft ik ben zeer verheugd, dat de heeren Albregt en Van OllefenGa naar voetnoot(1), bestuurders van het uitstekend bekende Rotterdamsch Tooneelgezelschap, met die traditie gebroken hebben en na de historische schets van den heer W.-A. Peypers, ‘Amstel's Schouwtooneel’ getiteld, Glanor's oorspronkelijk tooneelspel ‘Uitgaan’ hebben opgevoerd. Dit laatste is een aandoenlijk, schoonlitterarisch voortbrengsel, dat ten onzent ook dank aan de uitmuntende vertolking door de tooneelspelers van het genoemd gezelschap-waaraan tot nog toe alleen het recht voor opvoering door den auteur is toegekend -- reeds eene blijvende vermaardheid heeft verkregen. Een echt Nederlandsch en misschien juist daarom een goed stuk. De Schouwburg smaakvol, de tooneelspelers uitstekend, het tooneelstuk | |
[pagina 98]
| |
edele kunst; - komaan meneer Bilderdijk, wij voelen ons krachtig bij uw ‘In het Nu wat worden zal.’ Wat het Bibliographisch nieuws aangaat... doch de beschikbare ruimte in de Kunstbode is wellicht ditmaal reeds overschreden; de volgende maand iets over Mej. Kruseman's nieuw werk: ‘Een Huwelijk in Indië.’ F.S.K. |
|