De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 4
(1874)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijOver de Nationale Toonkunde
| |
[pagina 25]
| |
Het fransch is, noch zal nooit hunne eigene taal zijn, en vooraleer er te kunnen toekomen volgens de vereischten der natuur te scheppen, zijn zij genoodzaakt zich eigentlijk bij middel van het waalsche taaleigen, eene taal te vormen die de taal van al de Walen worden zou. De Vlamingen bezitten de volstrekte scheppingsgave, de Walen bezitten die slechts in betrekkelijken zin. Zou men willen gelooven dat juist dàtgene wat in de oogen van vele Vlamingen een oneindige weldaad voor onze Waalsche broeders schijnt, namelijk de overheersching der fransche taal in Belgie, integendeel wel het grootste ongeluk is dat hen treffen kan, En inderdaad, wie zou durven staande houden dat de Walen, Franschen zijn? Zoo zij geene Franschen zijn, dan kan de fransche taal hun niet eigen wezen, en wordt zij de meest tyrannieke van alle hinderpalen aan hunne geestesontvoogding, aan hunne echte beschaving, aan de volledige ontwikkeling van hun scheppend vernuft. Ik weet wel dat deze regelen opmerkingen zullen uitlokken, de eene welwillender dan de andere; doch men vergete niet dat ik van het natuurbeginsel niet afwijk en dat ik in al hunne waarheid de geschiktste en de zekerste middelen te ontleden heb, niet alleen van den scheppingsgeest in de kunst, maar ook van eene ontwikkeling van ras onder alle opzichten beschouwd. Derhalve kom ik à priori tot deze stelling: de twee nationale talen van België zijn, of zouden dienen te wezen: het Waalsch en het Vlaamsch (Nederlandsch). Wat het eigentlijk gezegde Fransch betreft, dit moest als nationale taal den lande even zoo vreemd zijn als als welke uitheemsche taal ook Het Waalsch vernuft versmacht onder eene noodlottige drukking, want de fransche taal is de zijne niet; deze drukking zal blijven bestaan, zoolang de pogingen die te Luik de ‘Maatschappij tot ontwikkeling en vorming van het Waalsch als taal’ niet zullen gelukt zijn, zoolang alle Walen zich niet zullen vereenigd hebben in ééne en | |
[pagina 26]
| |
dezelfde aandrift, dezelfde wilskracht, om er toe te komen zich eene eigene taal te verschaffen. De ‘utilitaristen’ zullen onze stelling aanvallen; zij zullen ons vragen wat het land worden zou indien onze twee volksstammen elk eene eigendommelijke taal bezaten, tegenwoordig dat het fransch de parlementaire taal en als het ware het gemeenschapsmiddel tusschen Walen en Vlamingen is geworden. Wij zullen ten gepasten stonde daarop antwoorden, de nuttigheidskwestîe tot eene andere orde van gedachten behoorend dan die welke ons thans bezig houdt. Wij zullen alleenlijk zeggen dat het Fransch geenszins eenen band tusschen Walen en Vlamingen uitmaakt; want een groot deel der eenen en der anderen verstaan deze taal niet. Goethe heeft gezegd dat elke aangeleerde taal aan den geest eene nieuwe wereld openbaart. Wij zullen erbij voegen dat het noodzakelijk is, onder algemeen opzicht, dat een volk verscheidene talen kunne, en niets zal beletten dat de Belgen, buiten hunne twee grondtalen, zouden trachten zich ook het Duitsch, het Engelsch, het Frausch, enz. eigen te maken. Doch indien hetgeen Goethe gezegd heeft eene onbetwistbare waarheid is zoo kan zij enkel met vrucht worden toegepast wanneer men zijne eigene taal machtig is, die alleen de vreemde taal grondig kan doen kennen. De Walen hebben onder dit opzicht een reuzenwerk te verrichten: Zij hebben een dialekt, zij hebben geene taal. Het is aan hen, ze zich ze zich te scheppen bij middel van Waalsch. Voor mij ligt het verslag der werkzaamheden van de ‘Société liégeoise de littérature Wallonne’. Deze werkzaamheden verdienen in hooge mate belangstelling, en de maatschappij die er zich aan toewijdt is de bevestiging van een natuurlijk princiep, datgene welk ieder ras ertoe brengt tot zijnen oorsprong terug tegaan, om alsdan zijne volledige uitdrukking te bereiken, door zich eene taal te scheppen die hem tot bemiddeling tusschen de natuur en den geest verstrekke. | |
[pagina 27]
| |
Rond deze moedige mannen zouden al de Walen zich moeten scharen, om hen in hunne pogingen te ondersteunen: dáár is het grondbegin aller noodwendigheden: want het Waalsche volk is eigentlijk buiten de vooruitstrevende beweging geplaatst, ten minste zooveel als het Vlaamsche volk, indien het zijne eigene taal niet heeft die hem een grondslag legt, een middenpunt, een sterke steun tot zijn geheele en volledige ontwikkeling. De Société liégeoise is tot aan het XIIIe boekdeel van zijn Bulletijn gekomen: zij geeft daarenboven een jaarboekje uit, dat zijn VIIde boekdeel heeft bereikt. Reeds bestaat er eene vrij merkwaardige Waalsche spraakleer Waalsche dichters en schrijvers hebben de volksspraak door vaste regels bepaald. Talrijke uitgaven zijn verschenen en verschijnen, die van eene ernstige vlucht getuigen. Het komt er overigens niet zóózeer op aan of de taal waarvan men zich bedient al of niet eene echte moederspraak zij; zelfs wanneer de taal waarin men schept slechts als een eenvoudig dialekt kon worden beschouwd, zoo zou nòg dit doel bereikt zijn, indien deze volkstaal geregeld is en behagen kan. Zie eens de Platduitschers: zij hebben een dialekt, waarin zij scheppen en dat hun heeft gediend om werken van eene onbetwistbare oorspronkelijkheid en leefbaarheid voort te brengen. Zie eens hoe in Frankrijk zelfs, twee ware dichters, Mistral en Jasmin, zich eene taal kiezen die slechts een patois is en er de tonen der schoonste, der zuiverste poëzij uittrekken. Zie verder nog het aanzienlyk getal werken die in Frankrijk elk jaar naar de Académie des Jeux floraux van Toulouse gezonden worden, en die dit jaar tot meer dan 200 beloopen. Zouden misschien (om mij van eene uitdrukking van M. Hiel te bedienen) al deze schrijvers met zinsverbijstering geslagen zijn? Wel zal men hun zeggen in de fransche taal te schrijven, omdat er voor hen geen aftrok bestaat, en zij zich slechts tot een klein gedeelte van 't publiek richten. Maar wat heeft de kunstschepping daarin te zien! Kan er het | |
[pagina 28]
| |
minste verband bestaan tusschen het geschapen kunstwerk en de spekulatiën die men er mede doen wil! De beste schepping is niet diegene welke van het mèèstè lieden begrepen, maar die welke het best begrepen worden, al ware 't slechts van eenigen. Aftrok publiciteit, wereldbefaamdheid, ziedaar de groote woorden van het utilitarism, woorden welke men luid zeer luid klinken doet, en die een zoo groot getal mannen van talent van hunnen echten weg doen afdwalen! Vooroordeel en blinde gewoonte, eeuwige vijanden van den vooruitgang, verschacheling die wat er verbevenst, wat er heiligst in ons bestaat tot den rang van koopwaar verlaagt, uitbuiting van ideaal! ziedaar wat den grond dezer logenachtige theoriën uitmaakt. (Wordt voortgezet) |
|