| die alléén staan. Men doet wèl, zich verder van den stam te verwijderen dan de grootste takken zich uitstrekken. |
3o | Vermijding van te snel te gaan of te loopen, bijzonderlijk in het open veld. |
4o | In de huizen verwijdere men zich zooveel mogelijk van alle metaalvoorwerpen, draadtuigen, gazgeleiders, schouwen. Men houdt zich, zoo mogelijk, in het midden der kamer op, zonder nogtans zijne plaats te nemen onder de van het gewelf afhangende kroonluchters.
In geen geval, stelle men zich in poorten of opene deuren. |
5o | Men mijde de nabijheid van vloeiende waters, dakgoten en vooruitspringende hoeken. |
Indien men gedurende een onweder deze behoedmaatregelen volgt, zoo heeft men àlles gedaan, wat de wetenschap onder dit betrek voorschrijft. Duizenden zouden in den loop des tijds niet door den bliksem getroffen geworden zijn, indien zij op deze eenvoudige voorschriften acht geslagen hadden. Veiligst is men natuurlijk, als men, in geval van onweder, in een gebouw schuil zoekt dat door een' der hier nader te bespreken bliksemafleiders beschermd is.
Deze bliksemafleiders hebben geenszins de taak, den bliksemstraal voort te drijven, maar veeleer - gelijk hun naam ook zegt - dien van de gebouwen welke zij moeten beschutten, rechtstreeks in den grond te geleiden. Een goed gemaakte bliksemafleider zal deze taak ook volkomen goed vervullen. Wij willen nu toezien, hoe groot de bescherming is die een afleider aan een gebouw verleenen kan.
Duprez heeft de opsomming gemaakt van opgemerkte bliksemslagen welke van 1760 tot 1854 in Frankrijk bekend geworden zijn.
Onder deze zijn er maar elf, in welke de bliksem gebouwen trof zonder van den afleider nota te nemen. Elf gevallen in 95 jaren, maakt, in middelmaat, in zoo wat