‘Of m'n zuster tobben moet
Met haar zestal kinderen,
Of m'n vrind z'n trouwlust boet
Nou wat kan 't me schelen?!’
Om zich zelven gelijk te blijven moest hij ook vad'r, krachtig aadl'k schrijven en maar in eens alle toonlooze klinkers wegvagen. Dan zou ons Nederlandsch nog wat eer verengelscht zijn?
Wij schrijven de taal zooals ze is, maar leeren ze ook lezen gelijk het behoort, zonder hard-of stroefheid, zonder stijve deftigheid, los en vloeiend, met inachtneming der klemtonen en tevens der halve en gansch toonlooze lettergrepen.
Aangaande het woordje je hebben wij elders gezegd, dat de Noord-Nederlanders er eene soort van Jan-doet-al van maken. Ziehier hoe Piet Vluchtig het gebruikt:
’ Jongens! wil je (onderwerp meervoud) met verstand
Door het leven henen zeilen
Stoort je (voorw. meerv.) niet aan buurmanspraat’
‘...... Steekt uitje (bezitswoord meerv.) handen’
Als er een je (doelwoord. enkelv.) komt vertellen:
‘Ambachtsman, je (onderw. enkelv.) bent een slaaf.,...’
‘Neem je (bezitswoord enkelv.) kind maar vroeg van school‘
‘'t Edel nat der stad Schiedam
Rooft je (doelw. enkelv.) welstand, maakt je (voorw. enk.) lam.’
Daar heeft men je in zeven verschillende betrekkingen. Diende het gebruik van dit woordje niet door een goeden taalregel vastgesteld te worden?
De werkwoorden bij je gebruikt zien er al even zonderling uit: wil je (1ste of 3e pers. enk.) leer je (1e pers. enk.) je roept (3e pers. enk. of 2e pers. meerv) jij werkt (idem) werk je (1e pers. enk.) vind je (idem) je kan (1e of 3e pers. enk.) dat je uitzag (idem) enz.
Men ziel hel, ernstige studie op de taalvormen is in Holland noodzakelijk.
N.B. - De Noord-Nederlanders veroordeelen wel eens de werken van Zuld-Nederlandsche schrijvers met de machtspreuk: