blijkbare verbetering zijner gezondheid aan den bliksemslag toe.
Den 10 Juni 1835 wierd op het eilend Martinique een zekere Roaldés door den bliksem getroffen en verlamd ten gronde geworpen. Deze verlamming was evenwel na drij uren reeds volkomen verdwenen en met haar verdween allengskens eene erge afmatting die de gezondheid van Roaldés vernield had.
Eene dergelijke, het leven en groeien gunstigende werking beweert men ook bij boomen waargenomen te hebben, die na het invallen des bliksems gezwind aan grootte en sterkte toenamen.
Gaan wij nu tot het eigentlijke thema onzes artikels, tot de bespreking der middelen over, waardoor men zich voor de afgrijselijke werkingen des bliksems kan behoeden.
Deze middelen kan men gevoeglijk in voorbijgaande en blijvende verdeelen. Tot de eerste reken ik die behoedsmaatregelen, welke de persoon te nemen heeft, die onder meer of min toevallige omstandigheden door een onweder wordt verrast.
Als blijvende schutsmiddelen kan men daarentegen die soort van schikkingen aanzien, welke men op zekere plaatsen, eens voor al, ingericht heeft, om grootere gebouwen en de daarin zijnde voorwerpen of menschen te beschutten tegen de beschadiging door den uit de wolken brekenden straal. Maatregelen dezer laatste soort worden, gelijk men weet, donderschermen genaamd.
Wij houden ons vooreerst en hoofdzakelijk te dezer plaats bezig met de oogenblikkelijke behoedmiddels. Deze bestaan in eene rei van behoedsmaatregelen, welke op ondervindingen bij bliksemslagen gesteund, eene zekere vermindering van het gevaar ten doel hebben, terwijl een goed gemaakte bliksemafleider ongetwijfeld eenen bijna volledig te noemen scherm uitmaakt.
Wordt voortgezet.
C. Mestdagh.
Vrij naar Julius Klein.