De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 2
(1872)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 159]
| |
De almachtige Dollar,
| |
[pagina 160]
| |
leste in 't verder leven geheel en al verloren gaat en voor de uitdrukkelijkste, grofste zelfzucht plaats maakt. Waarheen zich de jongeling na de afgelegde schooljaren ook begeven moge, overal treedt hem dat bewerkstelligd idee van het ‘geldmaken’ overheerschend tegen. De Gerechtigheid wordt om geld verkocht; het Gemeenwezen en deszelfs bestuur in Vereeniging, Staat en Gemeente is niets dan het domein voor Dollarsnappers. De geneesheer is slechts voor geld te bekomen en is voor den almachtigen Dollar tot het ergste veil. In den handel, in de nijverheid en in alle betrekkingen heeft het geld een onbeperkt gezag. De kunsten zijn boelinnen en de drukpers in een groote lakei; derhalve drukken de groote organen eigentlijk niets anders dan het idee van 't ‘geld maken’ uit. De Dollar alléén maakt in alles het verschiet en het mikpunt uit; de geheele samenlevings-atmospheer heeft een overwegenden dollarsreuk. Zij is daarvan compleet aangetast en doordringt de menschen op dezelfde wijze als de kleurenstoffen van onze Moeder Aarde de gewassen doordringen, roode bloemen b.v. blauw verwend, zooals de Hortensia en dergelijken. De voorname lieden buigen zich neder in het slijk om de Dollars op te rapen, terwijl de geringeren daartoe niet eerst eene grootere vernedering behoeven. Allen bezoedelen zich zedelijk in gemeenschap, om des almachtigen Dollars wille. Door de menigte wordt de Dollar als idool aanbeden; - want met hem is alles te koopen, Voor den Dollar verloochent het talent zijne begaafdheid, om ze aan den Dollarbezitter te onderwerpen. Een beroemde naam is, naast macht en aanzien, enkel door het aanwenden van den Dollar, zonder vordere poging noch bevoegdheid, te erlangen; want het spraakgebruik karakteriseert in de bekende vraag ‘What is he Worth?’ welke uitsluitelijk op geldbezit doelt, den stand der zaken met doorslaande nauwkeurigheid. Toon den Dollar en u lacht liefde en schoonheid toe, zelfs indien gij niet lievenswaardig en niet schoon waret. Toon den Dollar en men vleit u, waar anders niets dan berisping tegen u zou uitgegproken worden. Wees de ergste spitsboef, het trouwloosste schepsel, de zedelijk en verstandelijk gansch verwaarloosde mensch, maar... toon alleen den Dollar en overal zal voor u plaats worden gemaakt; want als dom is alleen diegene aangezien welke geen geld heeft. | |
[pagina 161]
| |
Talent, beschaving, zedelijke waarde zijn eigenschappen die zonder Dollarbezit schier eerder hinderlijk dan bevorderlijk worden. Voorwaar, in Amerika meer dan ergens elders is het vlaamsch versje van toepassing: ‘'t Geld, dat doof en stom is,
Maakt al recht wat krom is.’
Niets is overigens natuurlijker dan de drift tot geldgewin bij de bevolking Amerika's, dewijl alleen die drift aan de volksplanting, dezer ‘nieuwe wereld’ door Europëers, zòò algemeen tot grondslag ligt, dat andere en vooral edeler beweeggronden bij het verlaten der oude beboortestreek, wegens hun zeldzaam voorkomen nauwelijks in aanmerking kunnen komen. Alleenlijk tot vermeerdering huns materiëelen bezits verlieten verreweg de meesten hun Vaderland; een deel ook werd ongetwijfeld door zuur gebrek daartoe aangespoord, dat toch insgelijks in vele gevallen tot hebzucht doet overslaan, wanneer geene tot maathouden heenleidende beteugeling plaats heeft. Hiertoe droeg nog bij verbittering onder kerkelìjk religieus opzicht, die in geenen deele op liefdevolle verdraagzaamheid en toegevendheid voor anderen gegrond was. Het betere deel van den toevloed der Unionsbevolking droeg zelfs sterkzelfzuchtige stof in zich, zeer van aard om in gewinzucht te veranderen. Alsdan lag den handelspersonaliteiten, met wien de kapitalist zich aansluit, hoofdzakelijk het geldgewin, de verhardende woeker zeer na aan 't hart. Rekenen wij hierbij nog een sterk contingent van daarheen gevluchte bedriegers en misdadigers der maatschappij, nevens dergelijke die rechtstreeks uit het land en werelddeel uit Europa verbannen werden, zoo verschijnt voor onze blikken eene bevolkingsmenigte van gansch ontwijfelachtige hoedanigheid, voor niets geschikter dan voor den Mammonsdienst, te meer daar het Noodlot de grondslagen der Fransche Revolutie als roode draden in het menschengemengel wierp. Waar eene zedelijke, verstandelijke verheffing door opvoeding en tucht het noodzakelijkst ware, daar kwamen losbandigheid en huldiging stoffelijker zelfzucht in gebruik. De dwalingen der Revolutie-theoretikers konden op geenen slechteren bodem vallen. A.J.C. |
|