hebt: Drie keeren per week naar de Opera! elken winter vijf- of zesmaal den Trouvère hooren, dien gij wel droomen kunt, en dan misschien toch schipbreuk lijden! O, dat wordt ondragelijk....... Maar wèlke is dan die taak, die zij te vervullen bebben?....... Zij zelve zullen het u zeggen. Het hoofd der familie slaat zijne oogleden op (volstrekt niet verbaasd, want hij is een dergelijk ontwaken ewend); slaapdronken richt hij het woord tot zijne dochter:
- ‘Is van Duren al zijn praatje komen maken?’
- ‘Och neen, Pa, dat is sedert veertien dagen uit; hij zit den geheelen avond aan den overkant met freule Veldheim te praten.’
Arme huisvader, hij zinkt in zijn' fauteuil terug. - ‘Schat,’ zucht hij tot zijne dommelige wederhelft, ‘schat, kijk eens naar den overkant. Van Duren komt geen praatje meer maken. Dus, da's ook alweêr uit!’ -
Kent gij nu zijne taak, begrijpt gij au zijn lijden? - O, beklaag hem dan, hem die moedeloos en afgemat het hoofd op de borst laat rusten, en zegen den weldadigen invloed ven Grelchen's spinnelied. Dat lied had zijne moeder reeds bij zijn wieg gezongen. Van alle aardsche bekommeringen ontheven, keert nu zijne ziel terug tot de zalige tijden zijner jeugd (hij is ook eenmaal jong geweest).... zijne oogen sluiten zich, en het spinnelied is voor hem nog eens een wiegelied.
- Zoo even hoorden wij in de handen klappen en bravo roepen, maar onder al die leekenen van goedkeuring was ook een krachtig ‘hussst!’ Niet lang hoeven wij te zoeken om te weten van waar dat gesus kwam. - Mijnheer Beerman is nog niet bekomen van zijne verontwaardiging; woedend rollen zijne oogen in 't rond en werpen blikken van diepe verachting onder het publiek. In de pauze word t' them onmogelijk langertezwijgen en tot zijn bloemzoet neefje, dat geabonneerd is en zich reeds verwonderd heeft getoond, dat Oom zoo weinig in de Opera komt, houdt hij de volgende treffende rede, die evenwel meer voor het publiek dan voor Neef alleen bestemd schijnt:
- ‘'t Is waar, ge ziet mij hier weinig, en ik ben vandaag weer op nieuw dankbaar, dat ik hier mijn' tijd niet verbeuzeld heb. Noemen jelui dàt mooi? Wordt zoo iets afschuwelijks hier door het