De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1
(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 271]
| |||||||||||
Over de opvoeding der Nederlandsche vrouw.Het alleszins belangrijk vraagpunt der vrouwelijke opvoeding wordt tegenwoordig ernstiger dan ooit bedacht en besproken, en is niet alleen hier, maar in alle beschaafde landen aan de orde van den dag. Algemeen is men van gevoelen dat de zedelijke en verstandelijke opleiding der vrouw nog veel te wenschen laat, en de huidige toestand derhalve eene grondige hervorming noodzakelijk maakt. Doch aangaande den aard dier hervorming en de daartoe aan te wenden middelen, is men het minder eens. Natuurlijk verschillen die middelen volgens het gedacht dat men zich, van een huiselijk of een maatschappelijk standpunt beschouwd, over de zending der vrouw heeft gevormd. Het ligt niet in onze bedoeling die kwestie hier in het algemeen, maar wel bepaaldelijk onder lokaal opzicht te bespreken. Welnu, indien ergens in zake van opvoeding iets gebrekkig, erbarmelijk gebrekkig is, dan is het wel vooral de opvoeding der nederlandsche vrouw. Wij hebben niets te stellen met datgene wat sommige fransche dwepers ‘l'émancipation de la femme’ noemen, verre zij van daar; wat wij willen is dat in onze meisjes-pensionaten eene Vlaamsche dochter tot eene waardige Vlaamsche huisvrouw worde opgeleid en niet tot eene mislukte kopij der fransche dame du monde. In onze novelle Drie VriendinnenGa naar voetnoot(1) hebben wij getracht den hoogst gewichtigen invloed te doen uitschijnen, dien de vrouw als echtgenote en moeder op het familieleven uitoefent. Van niet minder belang, inzonderheid voor ons, Vlamingen, is die invloed onder maatschappelijk opzicht. Inderdaad, zou die noodlottige verbastering van taal en zeden, welke, ondanks de jarenlange pogingen der Vlaamsche Beweging, nog immer onzen nederlandschen volkstam ondermijnt, niet grootendeels het rampzalig gevolg zijn der verkeerde richting die aan de opvoeding onzer vlaamsche vrouwen wordt gegeven? Meermaals hebben wij (en met ons al wien het behoud der nederlandsche nationaliteit aan het hart ligt) die meisjesscholen bestreden, | |||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||
waar volstrekt alles op franschen leest is geschoeid, gestichten waar men de ware bestemming onzer vlaamsche dochters niet begrijpt, maar integendeel, gelijk wij het reeds zegden, ‘veelal door vrouwelijke opvoeding schijnt te verstaan, het aanleeren van allerhande beuzelachtigheden en dwaze modefantazijen, gestichten waar men, onder den dekmantel eener brillante éducation, vele van die jonge meisjes tot ijdele, verfranschte modejuffers hervormt.’ Het doet ons genoegen te zien, dat ook onze Noorderbroeders desaangaande onze denkwijze deelen. Ziehier hoe het Vaderland van 's Gravenhage, een der voornaamste organen van Noord-Nederland, zijne meening in zake van kostscholen uitdrukt: ‘Voor het huisgezin allereerst worde de vrouw opgevoed - in het huisgezin. ‘In het huisgezin, niet in de kostschool. De moeder moet de opvoedster zijn van hare dochter, niet de schooljufvrouw! De liefde voedt beter op dan het eigenbelang. De moeder ziet heter dan de vrouw, die nooit moeder is geweest; de moeder gevoelt beter met haar kind dan de vreemde met de vreemde gevoelen kan. Diep verdorven moet de dochter zijn voordat zo haar moeder bedriegen wil; een punt van eer maakt het onder kostmeisjes uit, wie de jufvrouw het best verschalken kan. De jufvrouw wordt er voor betaald: daarom gelooft men aan haar liefde niet, ook als ze werkelijk liefde heeft. In het huisgezin heerscht de macht der persoonlijkheid, de geest der geliefde moeder, in de kostschool het reglement van orde: en nooit hebben reglementen iemand zedelijk gemaakt, hoogstens kunnen ze de uiting van het kwade beperken (meestal doen ze heel wat anders), goede beginselen opwekken, dat vermogen ze nooit. Saamgedrongen wordt daar uw kind met verwilderde gemoederen, met onhandelbare karakters, met verwaarloosde ongelukkigen; die afsluiting doet peinzen op list; de verboden, onzedelijke lectuur wordt binnengesloken... O, er zijn daar al wat meisjesharten bedorven. Met bezoedelde verbeelding, overprikkeld zenuwleven, ingewijd in de geheimen van onuitsprekelijke onzedelijkheid, keert menigeen terug van de kostschool, volleerd in de éène kunst om te veinzen en den onreinsten gloed te verbergen achter het waas van onnoozelheid of het masker der nuffigheid.’ ............. | |||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||
Na nog eenige zeer gegronde bemerkingen over de voortreffelijkheid der moederlijke opvoeding tegenover die van vrouwen, welke, al hebben zij dan nogwezentlijke hoedanigheden van geest en geweten, toch nooit eene ware moeder vervangen kunnen, verklaart het Vaderland verder, dat het echter, in zekere gevallen, als uitzondering de kostschool toelaat; maar dan de minst talrijke, de beste, ‘de allerbeste diegene aan wier hoofd eene vrouw staat met een hart, eene vrouw die u niet door schijn en kling-klank wil misleiden, eene vrouw die niet snuffelt in uwe brieven aan uw kind, en die niet corrigeert de brieven van uw kind aan u.’ ‘Huiselijkheid, zoo gaat het blad voort, was van ouds de deugd der Nederlandsche vrouw. ‘Die deugd had haar schaduwzijden: er was wel eens eenige bekrompenheid in onze huismoeders, wel eens iets kleingeestigs in haar ordelijkheid en netheid. ‘Daarvan is men nu genezen - neen, genezen niet: de bekrompenheid en kleingeestigheid, de onkunde der vrouw is gebleven; het gebrek van de deugd heeft men behouden, de deugd zelve ingeboet. Hoe langer hoe zeldzamer worden de dochters van goeden huize, die zelve de wasch opdoen en de blanke handjes durven uitsteken in keuken en kelder; hoe langer hoe talrijker worden de moeders, die de opvoeding harer dochters aanbesteden aan vreemden. Maar meer ontwikkeld van verstand is daarom de Nederlandsche vrouw niet geworden; in breedte en diepte heeft haar kennis weinig gewonnen. Kousen stoppen ze niet meer; maar ze maken tapisserie of frivolité ze verslinden Fransche romans, amuseeren zich zonder blozen bij Fransche vaudevilles en maken figuur op de pantoffelparade. Hoe menig jongeling versmoort zijn hartewensch, omdat hij zich zoo'n weeldeartikel niet veroorloven kan! ‘Lamartine kennen onze dames, en Victor Hugo, en Dumas, en, als ze 't bekennen wilden, nog wel anderen ook. Maar vraag ze naar Hooft en Vondel, naar Geel en Bilderdijk!. - Och, hebben we 't niet met eigen ooren gehoord, toen Beets in een uitgelezen kring, met zijn fijnen glimlach verzekerde, dat hij nog altijd op een goeden voet stond met Hildebrand, - met eigen ooren gehoord, dat een keurig getoiletteerde dame vroeg: ‘Hildebrand, hé, wie is dat?’ | |||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||
‘Spotternij met die armen is goedkoop. ‘Medelijden ware beter geplaatst; de kwaal in den wortel aantasten nog wel het beste. ‘Hoe staat het met het onderwijs der Nederlandsche vrouw? ‘We hebben voor ons de lijst der werkzaamheden van een aantal meisjesscholen, bijzondere en openbare. Wilt ge een kijkje? ‘Op school A., een gerenommeerde kostschool voor jonge dames, ontvangt de hoogste klasse wekelijks 1 uur onderwijs in de Nederlandsche taal en 1 uur in de Nederlandsche letterkunde; in de Fransche taal daarentegen 3 1/2 uur, 3 uren in de Engelsche, en 4 in de Hoogduitsche. Op school B., eene openbare voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs, 3 uren Nederl. taal, 1/2 uur Nederl. letterkunde, maar 4 uren Hoogd, en 7 uren fransch. Op de 2e klasse dezer school is 't niet veel beter: 3 1/2 uur Nederl. taal, 1 uur Nederl. letterkunde, 7 uren Fransch; op de 3e klasse: 4 uren Nederl. taal, 1 uur Nederl. letterkunde, 7 uren Fransch; op de 4e klasse: 4 1/2 uren Nederl. taal, 1 uur Nederl. letterkunde, 9 1/2 uur Fransch; op de 5e klasse 3 1/2 uur Nederl. taal, 1 1/2 uur Nederl. letterkunde, 7 1/2 uur Fransch. ‘Meent ge, dat we van uitzonderingen spreken? Gij bedriegt u. Op school C. ontvangt de 1ste klasse 2 uren onderwijs in 't Nederlandsen, 3 uren in 't Fransch; de 2de Klasse 2 uren Nederlandsch, 7 Fransch; op school D. de hoogste klasse 2 uren Nederlandsch, 5 Fransch. Op school E. 1 1/2 uur Nederlandsch, 11 1/2 uren Fransch. Hoor eens hoe daar een geheele morgen word besteed (de lijst der werkzaamheden van een Nederlandsche meisjesschool is natuurlijk in 't Fransch):
‘Zóó voedt men Nederlandsche vrouwen op. Die meisjes, moeders straks, zullen vaderlandschen geest aankweeken bij hare kinderen, en haren echtgenoot steunen bij zijn strijd voor Nederlandsche beginselen! | |||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||
‘Bekennen wij het: de vloek der verfransching drukt loodzwaar op onze vrouwelijke jeugd: van daar haar wuftheid, haar ondegelijkheid, haar onhuiselijkheid, haar verslaafdheid aan den roman, haar zwakheid tegenover de buitensporigheden der modes; vandaar haar gebrek aan zelfstandig, persoonlijk leven. ‘Aan wie de schuld? Zeker aan haar allerminst.’ |
|