De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1
(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijLetterkundige rariteiten.Zon het mogelijk zijn het karakter van den mensch te kennen bij middel van zijn geschrift? Is het mogelijk de zielsvermogens, de gebreken, de grillen van den schrijver aan te duiden alleen op het zicht van een handteeken of, ten minste van eenige regelen uit het een of ander handschrift? En dat volgens de grootte der letters, hunne meer of min hellende ligging, hunne proportionneele dikte of dunheid, enz? Kortom zou het waar zijn dat de vorm van die hanepooten de belangrijkheid kan bezitten tot moreel criterium te dienen? Men heeft althans deze bewering staande gehouden. Bij geluk heeft men eenige voorbeelden van beroemde tijdgenooten weten aan te halen Doch dáárdoor eene theorie op vaste, onverandelijke grondslagen steunen, dat is zeker nog al gewaagd. Wel bestaan er dikwijls tusschen den vorm en het gedacht zulke geheime en van elkander afhankelijke banden, dat men om zoo te zeggen 't een zonder 't ander niet goed begrijpen kan; doch hier is zulks het geval niet. Dit alles is niets anders dan eene overdrevene wonderzinnigheid, die men (indien | |
[pagina 220]
| |
het woord niet te lang was) wel eene schrijvers-handwaarzeggerij zou kunnen noemen. Laten wij die soort van handwaarzeggerij daar, en trachten we liever, als letterkundige rariteiten, eenige echte schrijvers-tijpen te schetsen. Neemt een welkdanig boek ook, een roman, bijvoorbeeld. Indien gij er aan houdt u te onderrichten, zult gij u wel wachten het boekdeel zoo maar à la vapeur te doorbladeren, om des te eerder de ontknooping ervan te kennen, en aldus uwe nieuwsgierigheid te voldoen. Gij zult integendeel de gedachten bestudeeren en nauwkeurig acht geven op den vorm, op al de middelen welke de schrijver tot het vervaardigen van zijn werk heeft aangewend. Wanneer gij met een weinig schranderheid, met eenig doorzicht onderzoekt, zult gij aldra het innig gedacht van den schrijver, wellicht ook zijne gebreken, zijne hoedanigheden, zijne neigingen weten te ontdekken. Vandaar twee manieren van beschouwen: aangaande het gedacht, en aangaande den vorm van het werk. Maar ik zeg meer: Ik beweer dat er eene derde wijze van beschouwen bestaat - ongetwijfeld oppervlakkiger dan de twee eerste, maar niet te min zeker - om het persoonlijk karakter, het eigen ik van den schrijver on denker te leeren kennen. Deze laatste manier bestaat in in het nauwkeurig onderzoeken van den afzonderlijken en personeelen bouw der volzinnen, waardoor hij zijne gedachten het liefst vertolkt; verders door het opmerken der woorden en zelfs der bijzondere teekens, waarvan hij het liefst gebruik maakt, het juist of misbruikelijk ponctuëeren, waardoor hij zijne proza tracht op te smukken, enz. Ik weet wel dat zulke studie alleen op bijhoorige, misschien een weinig beuzelachtige bijzonderheden gegrond is, doch deze kleinigheden hebben niet te min een zeker belang. 't Is een geheel systema! Een stelsel waardoor men er meesttijds in gelukt de gemoedsgesteltenis, den aard, het karakter te doorgronden van al degenen die de pen hanteeren. Hier hebben wij een schrijver, die zich om zoo te zeggen ab irato van zijn onderwerp meester maakt. Zijne denkbeelden krijgen eene korte, juist berekende vertolking. Hij heeft den tijd niet om zich onderwege op te houden. Niets haat en verwenscht hij meer dan de lange | |
[pagina 221]
| |
volzinnen. Zijn schrijfstijl onderscheidt zich door duidelijkheid, klaarheid, helderheid. Overal schier niets dan punten, zonder de minste komma. - Die schrijver is een zenuwachtig man. Dien anderen daar, dien zult gij kennen aan zijne logheid van stijl. Zijne gedachten zijn slaperig, zijn schrijftrant gerekt, langdradig; hij vult zijne holle volzinnen gaarne met adjectieven en adverben op.- Denk dat, van tien keeren negen, die prozaschrijver, al bezit hij dan ook eene dosis goedaardigheid, toch in den hoogsten graad een vervelend schepsel is. Ziehier nu eens dien krachtvollen en tevens glansrijken stijl. Ha! 't is ditmaal een dagbladschrijver dien we voor handen hebben. De man heeft eigenaardige gedachten.... zijn fonkelende stijl vlamt als het ware op 't papier. - Dàt is zeker een man die veel inbeelding, al te veel inbeelding heeft. Dit laatste kan een gebrek zijn evenals een ander. Ik zie niet gaarne te veel sterren aan het firmament fonkelen. Thans stel ik u een prozaschrijver voor van een geheel anderen aard: Onduidelijke wending, paranthesis die altijd schijnen open, en nooit weer toe te gaan, hetgene doet denken aan Alfred De Musset's geestig blijspel: ‘Il faut qu'un porte soit ouverte ou fermeée’. Die schrijver houdt bijzonder veel van vraagteekens; zeker omdat zij een middel zijn om sommige wat al te gewaagde gedachten niet rechtstreeks goed- of af te moeten keuren, en aldus immer zijn geweten gerust te stellen??? Hij is daarbij ook liefhebber van uitroepingstee kens; - kleine figuurtjes die de tranen verbeelden en hem toelaten, in zijne doorgaans slepende en krijscherige werken, de onuitputtelijke goedheid van zijn teergevoelig hart uit te storten!!! - Dat is een man met te veel gevoel en te veel zwakheid. Er is nog een figuur dat niet van eigenaardigheid is ontbloot: 't Is de schrijver met de opschorsingspunten.... Hij schijnt te zeggen dat zijn beschreven papier meer waard is dan de dubbel-zes en al de andere steenen van het dominospel. Zijne proza is letterlijk van de pokken geschonden. Goede volzinnen maken, daarmeê bemoeit hij zich niet; hij punteert.... en dat is alles. - Ik geef hem geen enkel goed punt, omdat hij er te veel heeft. Verder hebben we te deen met een man die enkel schrijft om te schrijven. Zijne grondspreuk is: ‘de kunst voor de kunst, en niets | |
[pagina 222]
| |
anders dan de kunst.’ Nu en dan gelukt hij erin iets te schrijven dat er nog al goed uitziet, doch meesttijds gelijkt zijn schrijven aan eene flauwe teekening. Gebrek aan gedachten, nauw uitgepluisde, al te gekunstelde vormen. Te veel woorden en te weinig zin. - Die schrijver is meer kunstliefhebber dan kunstenaar; 't is een letterkundige dilettant. Een andere tijpe die wel onze aandacht verdient: Kleine gedachten, met allen mogelijken woordenpraal uitgedrukt; kleine, als het ware naar muskus riekende volzinnen... Bloemen, ô, bloemen zooals de natuur er geene voortbrengt. Overal lintjes en strikjes; opgetooid à la Pompadour, overal pastjoeli!... Pronkende tusschenwerpsels in massa: ‘Oh!’ en ‘Ah!’ bij elken regel dien hij schrijft. Echter nooit een ‘Helaas!’ neen, neen, zijne natuur gedoogt zulks niet 't Is geen letterkundige dat, 't is een petit crevé in litteratuur. Hij schrijft voor de petites dames.Ga naar voetnoot(1) - Hij is ijdel, verwaand, geaffecteerd, onverdraaglijk. Ditmaal ontmoeten wij een romancier, die om zoo te zeggen hij gansch alleen een' toren van Babel opbouwt. Zijne werken zijn eene opeenstapeling van feiten, het eene wat onwaarschijnlijker dan het andere. Alles, alles mengt hij ondereen, en dat noemt hij intrigue. Hij denkt aan niets dan aan 't debiet van zijn werk. Voor zooveel hij maar vermaakt en geld wint, de rest kan hem weinig schelen... Plaats voor die letterkundige zon! - die een oogenblik verblindt, begoochelt, maar die niet verlicht. Zulk een romanschrijver is een teeken des lijds. 't Is onder al de tijpen van schrijvelaars, diegene welke men het gemakkelijkst erkent: C'est l'homme à la ligne, zooals de franschen zeggen. Zijne alineas zeggen alles. Er is maar één enkele regel noodig om zoo'n tijpe te schetsen: - ‘Geheel zijne proza is een geheele opstelling.’ Ik zou hier eindigen, beste lezer, indien ik er niet aanhield u nog het karakter van zekeren dagbladschrijver voor te stellen. | |
[pagina 223]
| |
't Is een tijpe van Bohemen, maar van het elegant Bohemen. Zijne artikels-twee of drie daags in verschillige gazetten van de lichte soort - trippelen, trippelen gelijk een jonge muis. Hij stelt zich niets anders ten doel dan overal en in alles spiritueel te zijn, en geest, oh, dat heeft hij... maar te veel soms. De eigenzinnigheid van dezen penne-artist bestaat vooral hierin, dat hij, noch van wege zijne confraters, noch van wege zijne abonnenten, geene de minste opmerking duldt. Hij waant zich onfeilbaar. Dat ziet men, dat gevoelt men door duizende kleine dingen, die hij te vergeefs onder de opsieringen van zijn fijnen, bloemrijken, geparfumeerden schrijfstijl zou willen verbergen.Ga naar voetnoot(1) G. De Bkeyne-Dubois. Dixmude. |
|