De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 131] [p. 131] Vaarwel aan Jozef-Willem Marchand, den warmen vriend, den wakkeren Vlaming. overleden te Antwerpen, in den jeudigen ouderdom van 23 jaren, bij zijne begrafenis op 13n mei 1870. Natuur herleeft in lentedosch: - Wat uitgebloeid was is verdwenen, En ook de winterstorm is henen; Zij wond zich uit haar' banden los. De groene knopjes zich ontsluiten, De bloesems geuren in het rond, En hoopvol legt in vruchtbren grond De landman 't zaad, dat goudig-blond Tot 's menschen heil weèr moet ontspruiten. Doch wen 't geweld der maertsche bui Den teêren bloemknop onontloken Van zijnen stengel heeft gebroken; Wanneer door 't nat der hemelspui Of door den blakergloed der zonne, Der oogen lust, der monden spijs Verderft, verzengt op droeve wijs, - Dan klaagt de kommer met gekrijsch En bitter smaakt de levensbronne! [pagina 132] [p. 132] Och driemaal droevig is de dood Dien wij in dezen stond betreuren Wie voelt van wee zijn hart niet scheuren? Zelfs de aard verscheurt hier haren school. Zóó jeugd- en hoopvol, krachtig tevens. Een' bloem in haren bloei geknot, Een' vrucht in haren kiem gehot, Een jongling met een grijsaardslot, Een martlaar in den droom des levens! Vergeefs was dan de kracht der jeugd Die hem een loodzwaar kruis deed dragen. Vergeefs de moed van nijvre dagen Gewijd aan kunde en mannendeugd! Want Vlaming, voelde hij de wonden Die 't fransquiljonsche wanbestuur Het neêrlandsch volk slaat t' elker uur; Dáárom was kunde en pen hem duur: Dat ze eens de Vrijheid zullen gronden! Vergeefs heeft dan zijn hart gejaagd Voor al wat grootsch was, en eerwaardig, Wat kunst en licht was, en rechtvaardig. Zijn morgenrood heeft nauw gedaagd! Van al het eedle, 't lieve, 't goede Dat heel zijn wezen steeds bewoog, Blijft niets meer over voor ons oog - Dan deze kist, die 't overtoog, En de aardplek die zijn rest behoede! Wat overblijft, dat is zijn naam Waar spraak van offervlijt zal wezen In vlaamschgezindheid, nooit volprezen Zoolang ons prangt de slavenpraam. [pagina 133] [p. 133] Wat blijven zal, is 't zoet herdenken Van zijn gevoelrijk jonglingsbloed, Van zijnen waarheids-liefdegloed, Van echten, dietschen heldenmoed, Dien ziel- noch lijfsramp konden krenken. Vaarwel, Marchand! Een trouwe vrind Komt u in aller naam begroeten! Ons afscheid voert tot herontmoeten; Wij hebben u oprecht bemind. Zacht drukke elk Vlaming uwe zode, Een bont gebloemt bloeie op uw graf Waar God u eindlijk vrede gaf; Uw geest zie heilvol op ons af! Vaarwel, Marchand, mijn lieve doode! Dr C.-J HANSEN. Vorige Volgende