| |
| |
| |
Het Fransch als wereldtaal.
Het dwaze droombeeld eener algemeene taal voor al de natiën der wereld, is gelijk men weet immer het lievelingsthema eeniger grootsprekers uit chez nous geweest. Eéne wereldtaal, één wereldvaderland! hoe schoon!... Ja maar, wel te verstaan dat dan die taal, dat dan dat vaderland natuurlijk fransch zijn moet! Dit lief stelseltje van fransche wereldburgerij wordt gretig bijgestemd door sommige onzer belgische gallomanen, die zich cosmopoliten noemen, en de verfransching van Vlaanderen dan ook nog enkel aanzien als eene kwestie van cosmopolitisme, als eene goede schrede vooruit op de baan die naar hunne geliefkoosde wereldverfransching (sic) geleiden moet.
‘Die vereenzelviging van taal - zoo zeggen zij het de parijsche zwetsers na - is immers noodzakelijk voor de volmaakte verbroedering tusschen alle volkeren!.... la fraternité des peuples!...’
Eene mooie verbroedering, inderdaad, daar waar enkel het recht van den sterkste in aanmerking komt, daar waar de Vlaming, bijvoorbeeld, beginnen moet met eerst en vooral van alle liefde tot zijne moedertaal, dus van zijn eigen nationaliteitsgevoel afstand te doen, ten einde met zijne frères français te kunnen fraterniseeren!
Het is mogelijk dat wij, Vlamingen, met onze gehechtheid aan de oud-vaderlijke zeden, nog te dom zijn om de weldaden te beseffen van een
| |
| |
stelsel, dat we overigens toch maar als eene bloote utopie, een louter droombeeld aanzien; doch we verstaan wij die gewenschte broederlijkheid heel anders. Wij zijn in 't geheel niet van meening, dat tot die vereeniging der harten de verloochening van vaderland en moedertaal gevergd wordt. Verre van daar; voor ons is die volksverbroedering geene volksverbastering, geene blinde ineensmelting van taal en volksbestaan.
***
Een argument waarmeê dergelijke vijanden der Vlaamsche Beweging eveneens nog al graag voor den dag komen, om hun cosmopolitiek stelsel meer bepaaldelijk op de Vlamingen te kunnen toepassen, is dat de beschaving hier enkel bij middel van de de fransche taal kan worden bevorderd, en de vlaamsche bevolking alleen dààrdoor in verlichting en zedelijke ontwikkeling, op gelijken voet met andere natiën staan kan.....
Voorwaar! wij hebben er al iets moois van gezien, van hunne zoogezegde ‘fransche beschaving!’ - Indien men ons die vergulde pil zoo maar kon doen slikken, het voornaamste wat zoo iets ten gevolge zou hebben, ware: de Vlamingen eene heele eeuw bij hunne naburen achteruit te stellen, ja, er zoo een soort van apenras van te maken, en (gelijk het verleden jaar in volle kamers is gezegd geworden) ons landje weldra tot eene succursale van Frankrijk, eene anti-chambre van Napoleon te hervormen. Want gelijk onze dichter Ledeganck zei:
‘Hij die geen onheil ziet in laffe bastaardij
Is veil voor vlek en schande en rijp voor slavernij!’
Te recht zegt men dat het verleden voor het volk
| |
| |
een spiegel zijn moet voor het tegenwoordige en voor de toekomst. Welnu, de geschiedenis is daar om ons te toonen wat bastaardij op de beschaving, op den zedelijken toestand van een volk vermag. Wij hebben maar eenen blik te werpen op Engeland, bijvoorbeeld, op het tijdstip dat dit land door de Normandiers overwonnen, en met hen de fransche taal in Onderwijs en Bestuur aan de Engelschen opgedrongen werd. - Welk was het gevolg dezer verdrukking van de volkstaal? Gedurende drie volle eeuwen welke op die fransche overheersching volgden, was Engeland, die eens zoo bij uitstek beschaafde natie, nu om zoo te zeggen in eenen toestand van volslagen geestverstomping vervallen, waaruit het slechts is opgestaan sedert, in 1483, het engelsen Staatsbestuur op nieuw de rechten der moedertaal had herkend.
Doch wij hoeven niet enkel het verleden te raadplegen, en bewijzen bij andere volkeren te zoeken, om van den heilloozen invloed der taalverbastering overtuigd te zijn.
Vergelijken wij maar eens den toestand van ons verfranscht volksonderwijs hier in Vlaamsch-Belgie met dien toestand in de Waalsche provinciën. De heer Vuylsteke, in zijne belangrijke Statistieke beschrijving van Belgie, heeft dit voor ons op de onwederleggelijkste wijze gedaan:
Nemen wij stelling aan, dat men den graad van volksbeschaving afmeet naar de meerdere of mindere penaliteit van een volk, dan kan men zich over de strekking van ons volksonderricht geene illusies meer maken. Inderdaad, wat denken, als we zien dat er op 4 gevangenen in ons land 3 Vlamingen zijn?!.....
| |
| |
***
Neen, het is niet door den werkman te verfranschen dat men hem in staat stellen zal zijnen zedelijken toestand in de maatschappij wat te verbeteren.... Maar ach! de werkman zelf schijnt soms deze waarheid nog niet genoeg te bevroeden, en meent vaak het redmiddel te vinden dáár juist waar de oorsprong van de kwaal gelegen is.
Zoo zagen wij met spijt dat, op het onlangs te Brussel gehouden Werkerskongres, een vlaamsche werkman optrad met de volgende ongelooflijke verklaring: ‘Wat kan ons het vlaamsch baten? Kon geheel de wereld fransch dan zou onze vrijmaking veel gemakkelijker gaan. (sic) Wij willen van geen vlaamsch politiek; wat we willen zijn onze rechten als mensch!’
En dat was dan nog de Voorzitter van den Werkersbond van Gent, die zulken onzin uitkraamde!
Men zou hem kunnen vragen, bijvoorbeeld, wat hij door die rechten als mensch eigentlijk verstaat, en of het wel noodig is dat de werkman eerst de rechten zijner moedertaal verzake, om zijne andere rechten in de maatschappij te mogen erlangen. - Arme verdwaalde man! gij juicht de verfransching toe, en ge begrijpt niet dat juist zij hier de grootste hinderpaal aan uwe zedelijke, en dus ook aan uwe stoffelijke lotsverbetering is!.....
Voor de eer van de werkersklas uit Vlaanderens hoofdstad, zijn we gelukkiglijk overtuigd, dat die man slechts voor zich zelven sprak. Trouwens, het deed ons bijzonder genoegen hierop, in het demokratiek weekblad De Werker, geantwoord te zien door een anderen gentschen werkman, die zijnen
| |
| |
franschgezinden gezel volgenderwijze het woord toestuurt:
...........
‘O! broeder, dat hebt ge niet rechtzinnig nagedacht: wat kan ons het vlaamsch baten?!....
Wel, wat is dan wel ons grootste recht dan te mogen spreken in onze spraak, en bestuurd te worden door menschen die wij verstaan?
Het is genoeg bewezen en ondervonden dat het eeuwig onmogelijk zijn zou, door geheel de helft van Europa nog maar, ééne taal spreken, en het evenmin mogelijk is, eene enkele moedertaal te doen verdwijnen om ze te verwisselen met eene andere.
Wij allen, werkers, zullen ons vlaamsch, onze echte moederspraak eeuwig blijven behouden, en nooit eene andere aannemen. We willen of kunnen geene andere hebben. En nogtans, hier ten lande, hij die geen fransch kan heeft bij wijlen geen brood!..
Gij zelf, broeder, hebt gestreden tegen het schreeuwend onrecht dat ons, Vlamingen en Werkers, aangedaan wordt wanneer men ons in eene vreemde taal beoordeelt voor de rechtbanken, enz..
Ah! wij zouden een recht willen hebben om een onrecht te staven!... Dat we van 't oude liedje van liberaal en klerikaal niet willen weten, dat verstaan wij; maar zoo wij toch zóó naar onze natuurlijke rechten verlangen, dan moeten wij voor onze taal, het verhevenste en schoonste voor iedere natie, ook strijden; want elk zijne taal, is eene onveranderlijke, onafschafbare natuurwet. En zeggen dat zulks ons niet baat, o, 't ware eene heiligschennis!
.............
Maar zie, mijn vader moest overlaatst naar Brussel gaan; hij vroeg een briefje in de statie (in 't vlaamsch); men verstond hem niet.. maar toch had men hem een kaartje voor BRUGES gegeven!.....
Ik zou te ver moeten gaan: Wij willen verbroedering, solidariteit, ja, maar Vlaamschgezind is Volksgezind; willen wij wat winnen, wij mogen tegen de vlaamschgezinden niet te velde trekken, zelfs jegens hen niet onverschillig zijn. Zij die voor het vlaamsch zijn, zijn mannen van overtuiging, en zij zullen onze gegronde eischen ook verstaan; o, dan zijn wij dubbel sterk!
| |
| |
Neem, broeder mijne opmerking niet kwalijk; denk daar eens over na.
U de hand biedende noem ik mij:
Uw broeder,
EDM. VAN BEVEREN.
Wij sluiten ons van ganscher harte bij den raad aan, dien Van Beveren zijnen verdwaalden gezel zoo broederlijk toestuurt, en hopen dat niet slechts deze laatste, maar geheel de Vlaamsche volksklas daar eens ernstig over nadenken zal.
Inderdaad, de Vlaamsche Beweging moet meer populair worden. Deze belangrijke kwestie moet van het volk zelf uitgaan; zij is tot nu toe al te uitsluitelijk voor, en door eenige flaminganten en letterkundigen besproken geworden. De werkman zelf, hij die er het meest rechtstreeks in betrokken is, bleef er onverschillig voor, alleenlijk omdat hij niet klaar genoeg begreep, welk groot belang hij niet slechts als Vlaming, maar als mensch, bij het verdedigen zijner gekrenkte taalrechten heeft. - Ja, willen we de heilige Volkszaak, waarvoor we zoolang reeds strijden, eenmaal zien gelukken, we moeten vooral het volk over die kwestie goed trachten in te lichten. Dan zal de Vlaamsche werkersklas zich door geene fransche blagueurs laten op het dwaalspoor brengen, maar fier op zijne vlaamsche nationaliteit, met ons uitroepen: - Neen, we zijn en blijven Vlamingen, Nederlanders, niet de Vlamingen van Frankrijk, maar we zijn de Vlamingen van Vlaanderen, en Vlaanderens taal zal immer onze taal wezen!
A.J.C.
|
|