à vier weken de tijd om een boek af te werken. De druk van de uitgevers om snel te werken is ook volgens Hilde Princen erg groot. ‘De prijs is nagenoeg nog altijd dezelfde als dertig jaar geleden, toen Louis Van den Eede zich op het hoogtepunt van zijn carrière als boekarchitect bevond.
Dankzij de computer kunnen we nu wel veel sneller werken dan toen, maar we moeten ons daarnaast ook bezighouden met zaken als eindredactie, tekstcorrectie en het sorteren van de illustraties.’
Hetzelfde verhaal hoor je bij Steven Theunis: ‘Ons vak bestaat uit een belangrijke ontwerpcomponent, maar ook uit een belangrijke uitvoerende component. Daarom heb ik iemand in dienst die de “papieren tekstcorrecties” doorvoert in de digitale versie van zodra het boek door een eindredacteur onder handen is genomen. Door zo te werken blijf je ook mentaal meer met ontwerpen bezig’. ‘Correcties zijn een eindeloze bezigheid,’ vindt ook Depooter. ‘En een opdrachtgever of auteur bekijkt de tekst pas met een nieuwe, frisse blik als hij is vormgegeven. De auteur is gewend aan de Word-versie en ziet de mankementen pas na de opmaak.
En dan mogen wij opnieuw beginnen.’ Binnen de krap toegemeten tijd die boekarchitecten krijgen, moeten ze eerst en vooral voor het boekomslag zorgen. De uitgever wil dat immers zo snel mogelijk kunnen gebruiken voor zijn aanbiedingsbrochure en voor zijn commerciële mailings. Geen van mijn vier gesprekspartners vindt dat een goede manier van werken. ‘Ik heb eigenlijk het binnenwerk nodig om een goede cover te kunnen maken,’ vertelt Theunis. Maar gelukkig kunnen de cover en zelfs de titel achteraf nog veranderen, voegen zijn collega's daaraan toe.
De toegenomen tijdsdruk speelt ook beginnende boekarchitecten parten. Johan Van Looveren vertelt dat er in de hogeschoolopleidingen Grafische Vormgeving elk jaar veel ontwerpers afstuderen. Maar veel boekarchitecten zijn daar niet bij.
Geen enkele uitgever gaat graag in zee met een debutant. ‘Het is een paradox. Je moet al een boek vormgegeven hebben alvorens je er één mag maken!’ En dus blijven de gevestigde waarden hun positie behouden. ‘Als debutant is het heel moeilijk om in dat wereldje aan de bak te komen,’ bevestigt Theunis. ‘Uitgevers spelen graag op veilig en daarom gaat hun voorkeur uit naar wie ervaring heeft. Ook de prijszetting staat erg onder druk. Jonge boekarchitecten grijpen soms de kans om aan bodemprijzen werk te leveren. Ze merken dan na een drietal boeken dat ze er geld bij inschieten, omdat ze nog niet de vereiste snelheid van werken hebben. Daardoor verlaten ze teleurgesteld het werkveld.’
■ Kris Clerckx, On the road met Elvis, Lannoo, 2009
Boekarchitect: Steven Theunis.
Theunis ziet dat de competitie op de markt erg gegroeid is: ‘Haast alle oplagen gaan naar beneden. En sinds de komst van de manager-uitgever na de gentleman-uitgever moet er elk jaar 10% meer omzet gehaald worden. Men heeft dus nieuwe markten aangeboord, zoals die van de kookboeken en de boekenreeksen als extraatje bij de krant.’ ‘Uitzonderingen als de kookboeken van Jeroen Meus niet te na gesproken, wagen uitgevers zich inderdaad niet meer aan grote oplagen,’ beaamt ook Leen Depooter. ‘Er verschijnt enorm veel. Uitgevers willen kort op de bal spelen en de stress is dan ook groot. De productieprijs van een boek is gelijk gebleven, maar de oplage is gedaald. Men drukt dus het budget voor de ontwerper en verhoogt de tijdsdruk. De prijzen gaan omlaag voor ons en de tijd waarin iets gerealiseerd moet worden, is soms hallucinant.’
Veel meer dan de teksten die ze vormgeven diagonaal lezen zit er voor de boekarchitecten niet in, stellen zowel Depooter en Theunis als Van Looveren en Princen. Ze lezen de inhoudstafel, het voorwoord en enkele fragmenten, om op die manier een idee van de inhoud te krijgen. ‘Er wordt verteld,’ zegt Theunis, ‘dat Louis Van den Eede destijds alles las. Maar dat was in de tijd dat men met loodzetsel werkte en alles geannoteerd moest worden. Nu is er voor lezen gewoon geen tijd meer. Ik praat heel graag met auteurs, maar meestal is daar helaas de tijd niet voor.’