| |
| |
| |
Liever boeken dan oorlog
Neerlandica in de Herzog August Bibliothek te Wolfenbüttel
Marcus de Schepper
In de oosthoek van Nedersaksen, tegen de naoorlogse Duits-Duitse grens, ligt Wolfenbüttel. Het nietige vorstendommetje, ver genoeg van het ooit zo machtige Brunswijk (Braunschweig) en van het hooggeleerde Göttingen, werd ook wel het Athene aan de Oker genoemd. Niet geheel ten onrechte, want de kleinere tak van de grote Welfendynastie die er eeuwenlang regeerde, gaf meer om geleerdheid dan om oorlog, meer om boeken dan om wapens. Dat is een zegen gebleken. Omwille van het ontberen van ook maar enig militair belang bleef het stadje gevrijwaard van de gruwelen bij de val van het Derde Rijk. De genius loci had de schone slaapster voortreffelijk beschermd. Zijn naam was Hertog August, en van hem was de Bibliotheca illustris die Wolfenbüttel later tot een geleerdenparadijs deed herbloeien. In 1572 werden handschriften en boeken uit opgeheven kloosters samengebracht in de Bibliotheca Julia van Julius von Braunschweig-Lüneburg (1528-1589). Die had in 1568 de Hervorming ingevoerd en in 1575 de Landesuniversität Helmstedt opgericht. Julius, die in Leuven had gestudeerd en er smaak had ontwikkeld voor het Franse renaissanceboek, liet ook reizende Engelse theatergezelschappen optreden aan zijn hof. In 1618 ging de bibliotheek over aan Helmstedt, maar keerde deels weer na de opheffing van die universiteit in 1810.
| |
Herzog August
Hertog August de Jongere, die in 1634 het uitgestorven Mittlere Haus Braunschweig-Lüneburg had opgevolgd, vestigde in 1643 zijn hof voorgoed in Wolfenbüttel. Op 10 april 1579 geboren, was hij niet voor de erfopvolging bestemd, maar voor de studie. Hij zou dus geen veldslagen verzamelen, maar boeken. Na studiejaren in Rostock, Tübingen en Straatsburg, en een studentenreis naar Italië, kwam hij met 150 boeken naar huis. In 1603 was hij in Engeland voor de kroning van Jakob I, en bezocht Oxford, Leiden en Parijs. Daarna kon hij zich aan lectuur en studie overgeven. Hij schreef traktaten over cryptografie en werd lid van de befaamde Fruchtbringende Gesellschaft. Acht jaar later was zijn boekenbezit tot 4000 titels gestegen, en tegen 1625 verzesvoudigde de verzameling. Dat was mogelijk dankzij een huwelijk met een rijke bruid. August catalogiseerde zelf zijn boeken en liet ze binden in grote thematisch samengestelde convoluten. Bij zijn dood op 17 september 1666 telde de bibliotheek zo'n 135.000 werken in 31.000 banden! Daarvan is er nu nog tweederde aanwezig. De boeken waren ondergebracht in de voormalige vorstelijke stallen. Later in de eeuw werd een ronde bibliotheek gebouwd. Die werd in 1881-1887 vervangen door een Wilhelminische nieuwbouw in neorenaissancestijl. Die vormt samen met enkele omliggende oudere panden als het Zeughaus (arsenaal) de huidige bibliotheek.
August haalde zijn boeken uit heel Europa via een netwerk van agenten die voor hem kochten in boekhandels en op veilingen. De boeken werden thematisch ingedeeld in 20 rubrieken. Om de omvangrijke handgeschreven catalogi (ruim 5000 bladzijden!) makkelijker te kunnen raadplegen liet hij zich een boekenrad bouwen, een handige ‘leesmachine’ door Italiaanse renaissancegeleerden ontworpen. Tot de absolute topstukken behoort het Corpus Agrimensorum Romanorum, een handschrift uit de vijfde (!) eeuw met Romeinse wetenschappelijke teksten, dat via het klooster Bobbio en Erasmus in handen was gekomen van de Nederlandse verzamelaar Petrus Scriverius (1576-1660).
| |
Exotische reisverhalen en pikante nonnetjes
Augusts jongste zoon Ferdinand Albrecht (1636-1687) bleef zijn opvoeding getrouw: een Grand Tour, geleerde correspondentie met de Royal Society in Londen, en veel boeken. Een verblijf in Nederland leverde hem een schat aan ‘populaire’ lectuur op, over alle onderwerpen die toen (en nu) ‘hot’ waren: politiek, vreemde volkeren, schandaalverhalen, theater en soft porno. Uit zijn bibliotheken komen thans uiterst zeldzame, soms unieke, drukjes als Lope de Vega's Gedwongen vrient (Amsterdam 1664), Samen-spraeck tusschen de duyvel en de eerste paus van Romen (Amsterdam 1683), Francis Godwins De man inde maan (Amsterdam 1670-1671), De kluchtige dienstbaarheid, of de bereisde lakey (Delft 1681), De twee vermaarde fortuins kinderen (Delft 1681-1682), De wispeltuurige Turkin, of de onkuische Hattiga (Amsterdam 1680), De rampzalige koningin, en d'edelmoedige keizer (Amsterdam 1680). Spectaculair en met een meer dan gewaagd frontispies is zeker Praetjes door de tralien, of De monnink in't spreek-vertrek (Bolsward 1682) van de Fransman François Chavigny de la Bretonnière, met daarin een Nieuwe leer voor de nonnetjes. Het drukje is passend samengebonden met De Leidsche straatschender, of de roekelooze student (Amsterdam 1683).
| |
Leibniz & Lessing en later
In de achttiende eeuw werden voortdurend privébibliotheken van verwanten aan de Bibliotheca Augusta toegevoegd, zoals een omvangrijke verzameling bijbels. Van 1690 tot 1716 beheerde de universele geleerde Gottfried Wilhem Leibniz (1646-1716) de bibliotheek. Van 1770 tot 1781 was dat de taak van die andere grote Duitse schrijver Gotthold Ephraim Lessing (1729-1781). Diens woning bij de bibliotheek is thans een intieme gedenkplaats voor de Aufklärung. Lessing zorgde dat ook de publicaties met de nieuwe ideeën in de bibliotheek terecht kwamen. In de negentiende eeuw werd de bibliotheek ook toegankelijk voor geleerden. Na de Eerste Wereldoorlog was de bibliotheek ‘de jure’ Landesbibliothek van de Freistaat Braunschweig, en kwam dan later ook ‘de
| |
| |
facto’ in handen van diens opvolger, de deelstaat Nedersaksen. Met ruime steun van de Volkswagenstiftung is zij nu ook Duitslands nationale bibliotheek voor de zeventiende eeuw. Omdat Duitsland, in tegenstelling tot Engeland en Frankrijk, nooit een centrale nationale bibliotheek had - zelfs Berlijn was ‘maar’ een Pruisische instelling - werd er gekozen voor een decentrale oplossing. Zo kregen enkele bibliotheken een aanvullende nationale taak en periode: München de vijftiende en zestiende eeuw, Wolfenbüttel de zeventiende, Göttingen de achttiende, Frankfurt am Main de periode 1801-1870, Berlijn 1871-1912, en de Deutsche Nationalbibliothek in Leipzig en Frankfurt de periode van na 1913.
■ Bibliotheca Augusta
[www.hab.de; foto: Annika Hille, Pressestelle HAB]
■ Augusteerhalle
[Foto: Annika Hille, Pressestelle HAB]
Thans is de Herzog August Bibliothek een internationale Forschungsbibliothek. Naast de ruim 450.000 drukken is er ook een heel grote verzameling grafiek (portretten, rijmprenten, kaarten). Tevens brachten de naoorlogse bibliothecarissen Erhart Kästner en Paul Raabe een schitterende verzameling Europese Malerbücher (kunstenaarsboeken) bijeen. Talloze internationale verenigingen houden er congressen en sturen er onderzoekers naartoe. Dankzij mecenaat wordt niet enkel de Sammlung Deutscher Drucke 1601-1700 uitgebouwd, maar kwamen er ook absolute topstukken, zoals het Evangeliarium van Hendrik de Leeuw, in 1983 door de Bondsrepubliek voor 32 miljoen marken verworven...
| |
Nederlandse literatuur en meer
De Herzog August Bibliothek bevat zo'n 4000 Nederlandstalige drukken: 410 uit de zestiende eeuw, 2800 uit de zeventiende, 500 uit de achttiende en 300 uit de negentiende eeuw. De collectie Nederlandse veilingcatalogi behoort tot de belangrijkste der wereld. Boeken in het Nederlands komen onder meer voor in de oude rubrieken Arithmetica (rekenboekjes en koopmanshandleidingen), Ethica (prozaliteratuur), Geographica (topografie en reisbeschrijvingen), Geometrica (architectuur en archeologie), Grammatica (woordenboeken en grammatica's), Oeconomica (landbouw, kookboeken), Poetica (dichtwerken). De groep Codices Biblici omvat de wereldberoemde bijbelverzameling, met uiteraard ook Nederlandstalig materiaal. Literatuur in enge zin komt vooral uit de Gouden Eeuw, en met name Jacob Cats en Joost van den Vondel zijn sterk vertegenwoordigd. Daarnaast is er ‘populaire’ literatuur uit de zestiende en zeventiende eeuw, poëzie van Daniel Heinsius, Constantijn Huygens' Koren-Bloemen (met een handgeschreven opdracht), maar ook een atypisch dichter als Willem Godschalck van Focquenbroch (1640-1670), emblematabundels, liedboekjes, toneelteksten enzovoort. Prozawerken als reisverhalen, kronieken, leerboekjes en... kranten zijn ook vertegenwoordigd. Als boekenleverancier van Europa zijn de Nederlanden hier met heel hun boekproductie aanwezig. Het spreekt voor zich dat de (Neo)Latijnse teksten het zwaartepunt vormen. Dat academisch drukwerk levert nog verrassingen op, zoals recentelijk een onbekend (Latijns) jeugdgedicht van Cats. De verzameling Erasmusdrukken - zo'n 1750 edities van vóór 1700 - is een der rijkste ter wereld. Eén komt zelfs van diens Antwerpse vriend Pieter Gillis. Niet enkel uit Scriverius' collectie kwam er veel materiaal, maar ook uit de Bibliotheca Heemstediana van de Amsterdamse politicus Adriaan Pauw (1585-1653). De omvangrijke verzameling incunabelen - zo'n 2835 edities in 3477
exemplaren - telt 163
| |
| |
uitgaven uit de Nederlanden (40 daarvan zijn niet aanwezig in België of Nederland!). Onder hen de Delftse Bijbel (1477) en de Cronike van Brabant (Antwerpen 1497).
| |
Nederduits
Wolfenbüttel ligt in het Nederduitse taalgebied ten westen van de Elbe. Eeuwenlang waren er moeiteloze contacten tussen Nederlands - tot in de achttiende eeuw ook neder-duytsch genoemd - en Nederduits. Vooral in de vijftiende en zestiende eeuw was er een culturele en economische symbiose, de Hanze. Literair vertaalde zich dat in een eigen gemeenschappelijke thematiek, met name rond de figuren van Reinaert en Uilenspiegel. Religieuze en volksdevotionele teksten werden met slechts lichte aanpassingen over en weer gelezen en gedrukt. En in de moeilijke jaren van de Opstand tegen Spanje was het grensgebied langs de Nederrijn (Gulik en Kleef ) en in het noorden (Emden) een veilige schuilplaats voor de aanhangers van het nieuwe geloof. Het is pas na de Napoleontische periode dat de vloeiende grenzen verstarden, en dat Pruisische ambtenaren en Hoogduits predikende dominees taal en staat samenbrachten.
Als een van de oudste Nederduitse bewaarbibliotheken nam de hertogelijke collectie in Wolfenbüttel als vanzelf dat erfgoed op. Daaronder ook werken die nauw met het Nederlands verband houden. Om er maar twee te noemen: Der Leyen Doctrinael, een omzetting van het Middelnederlandse leerdicht Dietsche Doctrinale, en vooral het enige volledige exemplaar van de Lübecker incunabel Reynke de Vos. Deze uitgave van de nog steeds intrigerende ‘Mohnkopfdruckerei’ is een sleuteltekst tussen de Nederlandse Reinaerttraditie, met Van den vos Reynaerde en Reinaerts historie, en het Duitse taalgebied. Reynke de Vos leidde via zijn achttiende-eeuwse afstammeling Reineke de Vos mit dem Koker (Wolfenbüttel [!] 1711) naar Goethes Reineke Fuchs (1794).
| |
Het Antwerps Liedboek
August Heinrich Hoffmann (1798-1874), die zich later naar zijn geboorteplaats ‘Hoffmann von Fallersleben’ noemde, kwam als student via Jakob Grimm in de ban van het volkslied. In 1821 verbleef hij een aantal maanden in Nederland, waar hij in de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden Middelnederlandse handschriften bestudeerde en onuitgegeven teksten kopieerde. Later zou hij die uitgeven in een twaalfdelige reeks Horae Belgicae (‘Nederlandse uren’, 1836-1862). Veel meer dan ridderromans boeiden hem de oude liederen en gedichten. Daar werd toen door de schaarse neerlandici op neergekeken. Hoogstens hadden zij enig belang als taaldocument. Hoffmann zag er echter veeleer een uiting in van een verdwenen authentiek ‘vaderlands’ gevoel, dat voor hem ook een oproep tot herleving inhield. In de toenmalige Duitse context impliceerde dat ook een oproep tot (politieke) ‘vrijheid’. Zozeer had hij zich daarin ingeleefd dat hij naast Duitse romantische poëzie ook pseudo-Middelnederlandse verzen dichtte, Loverkens (in 1852 verschenen als achtste deel van de Horae). Eén van die ‘nieuwe oude verzen’ maakte hem in Vlaanderen populair. Weinigen weten echter nog dat ‘Vlaenderen, dach en nacht denc ic aen u’ uit dezelfde pen vloeide als ‘Deutschland, Deutschland über alles’! De Loverkens werden een ongehoord succes in Vlaanderen. Een goedkope uitgave in de Gentse Reis- en Huisbibliotheek werd op tweemaal 2000 exemplaren gedrukt. Belangrijker echter was Hoffmanns levenslange bemoeienis met het Antwerps Liedboek uit 1544. In zijn studietijd ontdekte hij deze unieke schat in Wolfenbüttel. Die vondst maakte hij in 1821 bekend in zijn Bonner Bruchstücke (...). Het belang ervan
als bron voor de studie van het laatmiddeleeuwse Nederlandse lied had hij meteen ingezien. Een editie zou dat ook aantonen, maar de bibliothecaris stemde hier niet in toe. In 1822 verkeerde hij een tijd in de Berlijnse culturele kring rond Freiherr von Meusebach, waartoe prominenten als Savigny, Clausewitz en Hegel behoorden. Meusebach was ook al een gedreven verzamelaar van oude teksten en hij slaagde er wel in het Antwerps Liedboek in bruikleen te krijgen. Omdat Meusebach ervan overtuigd was dat de inhoud grotendeels ‘Duits’ was liet hij Hoffmann enkel de duidelijk Nederlandse liederen afschrijven. In 1833 verschenen die met andere Holländische Volkslieder als tweede deel van de Horae. Hoffmann was dan al als bibliothecaris werkzaam in Breslau, waar hij de Duitse (én Poolse) volksliederen uit Silezië verzamelde. In Vlaanderen was hij ondertussen bevriend geraakt met Jan Frans Willems, die materiaal bijeenbracht voor zijn Oude Vlaemsche liederen (in 1848 postuum uitgegeven door F.A. Snellaert).
Hoffmann kreeg uiteindelijk in 1843 de toestemming om het Antwerps Liedboek uit te geven. Door allerlei persoonlijke beslommeringen, vooral als gevolg van zijn politiek engagement, duurde het nog tien jaar voor hij in Weimar de tijd en de rust vond om de uitgave af te ronden. Het werd een voor die tijd ongewone diplomatische editie, die in 1855 als elfde deel van de Horae verscheen. Hoffmanns keuze voor een nauwgezette weergave van de oorspronkelijke tekst maakte zijn editie onmisbaar, tot er in 2004 een ‘definitieve’ uitgave op de markt kwam. In 1856 liet hij daarenboven nog een uitvoerige verzameleditie met Niederländische Volkslieder volgen. Een kwart van de daarin opgenomen liederen was uit het Antwerps Liedboek afkomstig, maar werd nu kritisch geëditeerd met uitvoerig commentaar en met opgave van parallelplaatsen. Beide uitgaven droegen ertoe bij dat Hoffmann von Fallersleben als een der belangrijkste neerlandici van de negentiende eeuw wordt beschouwd.
| |
Bibliografie
Hiller von Gaertringen, J., Diese Bibliothek ist zu nichts verpflichtet auβer zu sich selbst. Erhart Kästner als Direktor der Herzog August Bibliothek 1950-1968, Wiesbaden, 2009. |
Knops (ed.), M., Neerlandica Ferdinando-Albertiana. Nederlandse drukken uit de bibliotheek van hertog Ferdinand Albrecht zu Braunschweig-Lüneburg, 's-Gravenhage, 1990. |
Raabe, P., Bibliosibirsk oder Mitten in Deutschland. Jahre in Wolfenbüttel, Zürich, 1992. |
Selm, B. van (ed.), Nederlands erfgoed in de Herzog August Bibliothek, Leiden, 1989. |
|
|