Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 57
(2008)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 281]
| |
[nummer 323]Ik beleef liever een gedicht dan er één te schrijvenGa naar eindnoot1
| |
[pagina 282]
| |
■ s.d. Karel Jonckheere geeft pauw Piet eten [AMVC-LETTERENHUIS]
ogentwinkeling op het zorgvuldig uitgekiende moment, dat ik het repertoire ten slotte als een repeteerdroom begon te ervaren.’Ga naar eindnoot10
Wilde Karel vanaf de jaren veertig eerder via poëtische taal - ‘proza schrijf ik uit een teveel, poëzie uit een tekort’ - inzicht geven in zijn innerlijke tragiek, dan via een autobiografische nalatenschap? Daarover getuigt onder andere zijn gelijknamige neef: ‘Het literaire werk van Karel Jonckheere is overwegend autobiografisch. Verbondenheid met de voorouders, existentiële ontgoocheling, vreemde landen, maar vooral de zee zijn de voornaamste themata. Juist die zee en deze verbondenheid maakte dat Karel Jonckheere zich steeds Oostendenaar is blijven voelen. “Ik woon in Rijmenam, maar leef in Oostende”, zei hij wel eens.’Ga naar eindnoot11 Hij wilde alleszins voorkomen dat ‘bevooroordeelde’ criticasters hem het leven te zuur zouden makenGa naar eindnoot12 met kritiek op zijn enorme werkGa naar eindnoot13 - en publicatiewoede, zijn positie als ‘literair adviseur’ en zijn dichterschap, dat lang miskend werd, niettegenstaande de staatsprijzen van 1947 en 1956.
Bij de presentatie van zijn Poëtische inventaris in 1972 las Jonckheere ‘het lijstje van titels en benamingen die men hem in de loop der jaren had gegeven: profeet, Rijmenamse paus, literaire handelsreiziger, dictator, schoolvos, boekjesmaker, wijsgeer en kleine kampioen van de cumul.’ Treffend vond hij zelf de uitspraak: Jonckheere ‘is een uiterst kwetsbaar man, die uit instinct van zelfbehoud altijd een aanval vóór is.’Ga naar eindnoot14 Bert Decorte bericht: ‘Door velen, ook door mij, is vaak en terecht gewezen op de buitengewone werkkracht van Karel Jonckheere, al zijn er anderen die durven beweren dat hij enkel alles en allen naar ■ Ten huize Jonckheere-Deketelaere: Karel, Denise en Floris 03.02.1990 [foto Marc Van Middelem] [archief D. Beirens]
zijn hand weet te zetten, zodat hij op zijn duizend gemakken al zijn tijd aan zijn honderd en één bezigheden en publicaties kan besteden.’Ga naar eindnoot15 Jeroen Brouwers vult aan: ‘Hij was “adviseur voor de letteren” bij het ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur. Een luizenbaan met zeer veel macht, die hem in het benarde wereldje der toenmalige Vlaamse letteren talrijke | |
[pagina 283]
| |
dankbare vrienden heeft bezorgd, alsook een horde verbeten vijanden.’Ga naar eindnoot16
In een interview met Piet Pirijns eind jaren tachtig vermeldt Karel dat ze hem ooit bij de VPRO uitnodigden om hem uit te lachen en dat Adriaan van Dis hem een ‘oubollige dichter’ noemde.Ga naar eindnoot17 Maar Herman de Coninck nuanceert: ‘Ik heb in deze bloemlezing een aantal ontdekkingen gedaan. Ik heb die natuurlijk alleen maar kunnen doen omdat ik zo dom was dat ik het werk van Jonckheere slechts bij benadering kende.’Ga naar eindnoot18
In een cv voor een presentatie in 1971 staat vermeld dat een aantal van zijn gedichten vertaald zijn in het Frans, Engels, Duits, Spaans, Hongaars, Roemeens, Servo-Kroatisch, Grieks enz. Sommigen namen het hem kwalijk dat hij ook eigen werk voor vertaling geschikt achtte, omdat hij tenslotte ambtshalve mee besliste over de toelating en de subsidiëring van vertalingen. De criticus Leo Geerts stelde hem daarom ook de vraag welke normen hij bij zijn keuze aanlegde. Jonckheere antwoordde ‘dat de landen zelf kiezen wat ze willen, dat hij zich financieel moet verantwoorden bij de minister, dat de keuze mee bepaald wordt door de Nederlandse Vertaalstichting en dat hij een waakhond is die het iedereen gemakkelijk probeert te maken.’Ga naar eindnoot19 Aan de andere kant werd de lijst van vertalingen wel publiek gemaakt via het ‘Tijdschrift van het ministerie van Nederlandse Cultuur’ (vanaf 1969).
Behalve het publiceren van memoires ontplooide Karel Jonckheere zijn hele leven lang onnoemelijk veel activiteiten zowel in het schrijverswereldje als daarbuiten. Zowel mondeling als schriftelijk verzorgde hij de inleiding van tal van kunsttentoonstellingen, kunstboeken en -tijdschriften. Hij werd graag uitgenodigd om academische zittingen op te luisteren met een spitse toespraak of een meeslepend verhaal. De humoristische causeur was bekend tot buiten de grenzen. In Noord- en Centraal-Amerika, Centraal- en Zuid-Afrika en vooral ook in Oost-Europa was hij een graag geziene gast als ‘verspreider der Nederlandse (eigenlijk Vlaamse) letteren in het buitenland’: ‘Ja, die culturele akkoorden tussen België en andere landen waarvoor ik verantwoordelijk was, hebben mij overal wel wat vrienden opgeleverd.’Ga naar eindnoot20 Zijn gevarieerde schrijvers- en samenstellersoeuvre omvat gedichten, novellen, reisverhalen, autobiografische verslagen, inleidingen, fotoboeken, bloemlezingen, dagbladbijdragen, cursiefjes, lezingen, brieven, essays, toneelbewerkingen, aforismen, vertalingen, hertalingen, liederen,... Daarnaast is hij bij de oudere generatie Nederlanders en Vlamingen bekend gebleven als de taalvirtuoze en amusante voorzitter van het schrijverspanel ‘Hou je aan je woord’Ga naar eindnoot21. Maar ook voor beeldende kunsten en volkskunst had hij een boontje. Wie Karel Jonckheere ooit bezocht ‘op zijn domein’ in Rijmenam, struikelde bijna over de talloze reissouvenirs en vriendenkunstwerken: Roemeense iconen, schilderijen van Burssens, Tijtgat, Jespers en Saverijs, en beelden van Van Itterbeek.
Karel Jonckheere heeft altijd beweerd dat literatuur voor hem (slechts) een aanvulling van het ‘in de wereld zijn’ isGa naar eindnoot22: ‘Het is altijd mijn betrachting geweest bewust te leven. Leven is voor mij het bestaan vullen en schrijven komt pas op de tweede plaats als een aanvulling van dit bestaan. Zo heb ik tijdens mijn reizen zelf nooit geschreven.’Ga naar eindnoot23 Het bestaan ervaart hij vooral via zijn zintuigen. De didactische film over Jonckheere uit 1976, waarvoor vriend-regisseur Emile Degelin en Karel zelf het scenario schreven, begint met het statement: ‘Ik zie, ik hoor, ik ruik, ik smaak, ik voel, dus... ik besta’. Op maandag 15 oktober 1990 krijgt Karel een beroerte, maar blijkbaar is hij niet te erg gehavend want hij is al terug thuis op vrijdag 19 oktober. In het ziekenhuis contacteert hij ‘De Morgen’: ‘Ik ben getroffen door een beroerte... Stuur maar vlug een ■ 1988 (lente) KJ in zijn tuin bij het beeld “Intimiteit” van Nand van Itterbeek [AMVC-LETTERENHUIS]
reporter zodat hij mijn laatste interview kan opschrijven.’ Het wordt een uitgebreid stuk met de titel ‘Ik ben gloeiend kwaad dat ik moet doodgaan’. Behalve de obligate herhalingen benadrukt Jonckheere ook dat relativeren de enige manier is om te overleven. Als voormalig kustbewoner kost hem dat weinig moeite. De monoloogthema's zijn: dood, Oostende en de zee, zijn carrières, Denise en Floris, vrienden-schrijvers, poëzie en memoires. Op de vraag of hij voldoende waardering gekregen heeft, is het antwoord: ‘Toch wel. Ik ben een eer-gevoelige Vlaming, maar ik weet wat ik waard ben en wat niet. Laten we zeggen dat ik verdienstelijk ben.’Ga naar eindnoot24 Het vermogen om alles, ook de literatuur, te relativeren ontleent hij volgens auteur Dirk de Witte aan zijn agnosticerende wereldbeschouwing.Ga naar eindnoot25
Karel Jonckheere sterft in 1993, zijn weduwe overlijdt in 2004. Zoon Floris verhuist. Daarna hebben de ‘Erven Jonckheere’ de bungalow in Rijmenam leeggemaakt. Het gros van het omvangrijke archief komt in het AMVC-Letterenhuis in Antwerpen terecht, vele dozen vol... Geleidelijk aan | |
[pagina 284]
| |
zullen vorsers in zijn leven en werk gaan speuren en zo ook de relevantie van zijn memoires en zijn literaire werk kunnen wikken en wegen.
Tussen zijn eerste schreeuw in Oostende en een laatste (?) potloodkrabbel ‘Ik heb mij dood geschreven’ in Rijmenam, liggen haast 90 jaar. De definitieve biografie van Jonckheere moet nog geschreven worden, niettegenstaande hij al veel zelf aanreikte in eigen bijdragen en die van vrienden: zijn memoires, ‘Biografie met 7 sloten’ (Werk van Nu, 1965), biografische gegevens in zijn bibliografie (1967), een autobiografie (profielreeks Manteau, 1976), de monografieën Karel Jonckheere door Marnix Gijsen (1964) en Karel Jonckheere door Bert Decorte (1974). Het is alsof hij zelf wou waken over wat wel en niet gepubliceerd mocht worden. Zijn leven was misschien niet zo spectaculairGa naar eindnoot26, maar bij momenten wel tragisch en zeker heel intens. Wie met Jonckheere geconfronteerd wordt, leert automatisch de hele scène van de Nederlandse taal- en letterkunde kennen van in het interbellum tot aan het begin van de negentiger jaren. Een biografie moet het ook over de mens■ 1973 KJ als Robinson in de film van Degelin (1974) [AMVC-LETTERENHUIS]
hebben met zijn grote en kleine kanten: in dit opzicht is wat Jonckheere aangaat, nog heel wat onderzoek nodig om zijn ziel volledig bloot te leggen! Clara Haesaert vond het alleszins in 1967 ‘nog te vroeg,..., om de complexiteit van het fenomeen mens-Karel uit de schrijver-Jonckheere te analyseren.’Ga naar eindnoot27 Kan dat nu wel, veertig jaar later? Het is geen sinecure om uit de enorme hoeveelheid woorden en activiteitenGa naar eindnoot28 van Jonckheere - hij inventariseerde voortdurend (zich)zelf - datgene te distilleren wat een kroniek toch enigszins boeiend en verhelderend kan maken. Wat volgt, is bijgevolg slechts een eerste poging tot. | |
1906Leopold II heeft de Stad aan Zee gemodelleerd tot Koningin der Badsteden en de belle époque viert hoogtij in Oostende. Op 9 april, in het teken van de ram, wordt Karel Jonckheere geboren als oudste zoon van politieagent Camille /Kamiel Jonckheere, afkomstig uit het naburige Leffinge en Victorine de Clercq van het Oost-Vlaamse Machelen-aan-de-Leie. Karel groeit op in de Sint-Paulusstraat 10, een volkse buurt met ‘kleine mensen’ dicht bij de winkelstraten van het Oostendse stadscentrum. | |
1906-1912Thuis, enkele gehuurde kamers boven ‘De zwarte kat’, de kruidenierszaak van ‘grote’ Charles en Lisa, verslindt leesgrage ‘kleine’ Karel, behalve de schelmenroman Roberten Bertrand en de weekbladen De Duinengalm en De Zeewacht, alles wat hem onder ogen komt. Broer Jozef (1908-1979) en zus Maria (1910-1998) vervolledigen het gezin. Jozef wordt secretaris van de Commissie van Openbare Onderstand in zijn geboortestad en Maria trekt met haar echtgenoot naar Deinze waar ze gedurende jaren de boekhandel ‘Caecilia’ uitbaat. | |
1912-1918Basisonderwijs volgt Karel Jonckheere aan de Leopoldschool in de wijk achter het huidige stadhuis van Oostende. De Eerste Wereldoorlog zal zijn jeugd tekenen. Na een lange zoektocht naar vader-soldaat verneemt het gezin dat hij krijgsgevangen is in Noord-Duitsland. Ironie van het lot is dat de Duitse landbouwer Gaedt bij wie Kamiel Jonckheere tewerkgesteld is, zelf ondertussen gekazerneerd is in Oostende. Onbewust (?) beïnvloeden de ouders Jonckheere-De Clercq hun kroost, iets wat Karel naderhand meermaals zou onderstrepen. De gelegenheidspoëzie van vader Kamiel ‘bezorgde me, na de erfenis via het bloed, het eerste contact met die wonderbaarlijke wereld, die letteren heet’Ga naar eindnoot29. En ‘mijn moeder die zich nooit verder bewoog dan keuken en kamers, was een nimmer aflatende lezeres, overwegend van reisverhalen’Ga naar eindnoot30. | |
1918-1920Tijdens een tweede raid op 10 mei 1918 proberen de Engelsen de Oostendse haven te blokkeren na immense beschietingen, waarbij ook het stadscentrum getroffen wordt. Het vaderloze gezin Jonckheere vlucht naar de Torhoutsesteenweg 10 en neemt zijn intrek op de tweede verdieping boven de kruidenierszaak ‘In het goed gewicht’. De oorlog loopt op zijn einde en Karel trekt naar het Koninklijk Atheneum te Oostende■ 1913 Strand Oostende: Karel (1906) met broer Jozef (1908) en zus Maria (1910) [AMVC-LETTERENHUIS]
| |
[pagina 285]
| |
■ Karel,? en Eugeen Van Marcke voor Van Marckes kruidenierswinkel 1920 [AMVC-LETTERENHUIS]
voor zijn middelbare opleiding. Uiteindelijk kiest hij voor de wetenschappelijke afdeling die hij in 1924 zal afsluiten met een diploma. Tijdens de zomermaanden van 1920 klust Karel bij als melkventer en boodschapper voor huiseigenaar en kruidenier Van Marcke, die later de Flandria-rederij in Antwerpen gaat uitbaten. | |
1921Karel Van de Woestijne komt voor de gezondheid van zijn kinderen voor vier jaar naar Oostende. Zoon Paul heeft samen met Karel Jonckheere Nederlands in het plaatselijke atheneum. De jongens worden lid van de studentenkring ‘De Ledeganck's zonen’. In de statuten wordt de nadruk gelegd op Vlaamsgezindheid en het belang van de Nederlandse taal: ‘Stichting en doel. Artikel 1 Een studentenkring met name “De Ledeganck's zonen” met als leuze: omdat een Vlaamsche ziel ons de eedle borst doorwoelt, is gesticht geworden te Oostende, den 13den januari 1921. Artikel 2 Bezield met Vlaamschgezinde gevoelens en met liefde voor onze moederspraak stelt de kring zich ten doel: het steunen van de Vlaamsche studentenbeweging en het beoefenen der Nederlandsche taal. Alle deugdelijke middelen zullen daartoe in het werk gesteld worden, als daar zijn...’. Er volgen 6 middelen.Ga naar eindnoot31 Jonckheere ‘aanbidt’ vader Van de Woestijne en zal de professor-dichter heel zijn leven ‘trouw’ blijven.Ga naar eindnoot32 | |
1922Karel is een flinke atleet en behaalt het diploma van ‘voorturner van de Koninklijke Belgische Turnbond’. De eerste twijfels of hij wel energie wil steken in het bovenzinnelijke duiken op. Als zijn leraar Nederlands in november het gedicht Mei van Gorter bespreekt, is Jonckheere danig onder de indruk. Leraar klassieke talen Désiré Steyns is verantwoordelijk voor de bibliotheek van het Willemsfonds en vindt Karel Jonckheere, één van de Ledeganck's zonen, bereid om mee te helpen met de organisatie van de kleine uitleenbibliotheek. In ruil mag hij onbeperkt lezen: ‘Ik herhaal het, in dat boekerijtje van het WF is het met mij gebeurd, ik werd verslaafd aan de lectuur, bemeubelde mij met velerlei cultuur, valse en echte, maar steeds nuttige.’Ga naar eindnoot33 | |
1923Enkele atheneumleraren en de prefect zijn niet zo opgezet met de ‘Ledig-gang-zonen’ en proberen stokken in de wielen te steken. Als reactie organiseren Paul en Karel een culturele avond met gastspreker Karel Van de Woestijne waarop ze hun belagers belachelijk maken. Die avond trekt Jonckheere langs de zeedijk naar huis: ‘De mist kwam opzetten en over zee ging de boei aan het loeien. Plots hoorde ik me zelf fluisteren: het loeien van de boei, het moede loeien van de boei ...’ Jonckheere sust zijn broer-bedgenoot en vecht bij lantarenlicht een potloden woordenstrijd uit, die hij de volgende dag beslecht in de studiezaal met het uitschrijven van twee sonnetstrofesGa naar eindnoot34. | |
1924-1925In opvolging van zijn ‘dichtersroeping’ schrijft de achttienjarige Jonckheere geregeld door de godsdienst en de natuur geïnspireerde gedichten die hij vermoedelijk aan een leraar(?) ter beoordeling geeft. De onuitgegeven gedichten ‘Bekering door de lente’ (gedateerd 07.05.1924) en ‘Vergeving in de mei’ (gedateerd 08.05.1924) zijn geheel opgebouwd rond de kernwoorden ‘God, ik, zon en zee’Ga naar eindnoot35 Samen met René Verbeeck begint Karel de opleiding aan de Rijksmiddelbare Normaalschool in Gent, waar hij onder meer les krijgt van de Oostendse taalkundige Jozef Vercoullie. Daarnaast studeert hij in dezelfde stad ook kunstgeschiedenis bij G. Chabot aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. Het zal zijn affiniteit met kunstenaars en kunstuitingen ten goede komen. Aangezien het gezin niet erg bemiddeld is, werkt Karel tijdens de zomermaanden noodgedwongen als ‘commis’ (hulpkelner met zwart dasje) in het Mariakerkse Chatham Hotel. In 1925 is jobstudent Jonckheere liftboy en portier in het prestigieuze Royal Palace Hotel in Oostende; de rest van de vakantie voert hij klusjes uit bij de overbuur-brouwer. | |
1926Op twintigjarige leeftijd krijgt Karel als medewerker aan het lokale weekblad De Zeewacht, dat nog steeds verschijnt, zijn perskaart. Jonckheere verzorgt ook voor verschillende bladen de rubriek ‘Toerismemede-delingen’. Dit laat hem toe om zijn stad door en door te leren kennen en met alle lagen van de bevolking in contact te komen. ■ Ex-libris KJ ontworpen door Gonthier: jonkheer in harnas, de kust, boeken en pen in inkpot [archief D. Beirens]
| |
[pagina 286]
| |
■ Kaart Kamiel Jonckheere [krijgsgevangenkamp Parchim] aan zijn verjaarde zoon Karel dd. 12.04.1915 [archief D. Beirens]
■ Karel Jonckheere houdt een voordracht tijdens de door hem georganiseerde Boekenweek in Oostende 1934 [foto Michaël] [archief D. Beirens]
■ 1917 (16.06) Plechtige communie. Op de keerzijde: vader, ik ben de 1ste van 38 leerlingen [AMVC-LETTERENHUIS]
■ Torhoutsesteenweg 10 Oostende, kamer 2de verdieping: KJ schrijft daar zijn eerste gedichten [foto Marc van Middelem] [archief D. Beirens]
| |
[pagina 287]
| |
■ 1926 (28.08) portier in het Oostendse Royal Palace Hotel [AMVC-LETTERENHUIS]
■ Briefhoofdstempel voor KJ door Felix Timmermans jaren '30 [archief D. Beirens]
■ Pleegkind Conchita en Jonckheeres hond Perra in de Plantenstraat 55 [archief D. Beirens]
■ Tweede handgeschreven versie van Jonckheeres gedicht ‘Serenade’ (Klein testament, 1938); in de verzameling ‘Poëtische inventaris’ van 1972 wordt het vers ‘Ik min u’ op het einde toegevoegd [archief D. Beirens]
■ Perskaart Thermae van Jonckheere, als redacteur van de liberale Gazet van Oostende 1933 [archief D. Beirens]
| |
[pagina 288]
| |
1927Karel Jonckheere twijfelt jaren aan zijn geloof en onderneemt diverse pogingen om klaarheid te krijgen. Hij wordt geen antiklerikaal, als Caesar Gezelle hem per brief probeert te verhinderen om met het geloof te breken. Wel kiest Karel er definitief(?) voor om verder als agnost - we kunnen onze bestemming niet met zekerheid weten - door het leven te gaan. Het bovenzinnelijke maakt in zijn leven en werk plaats voor het zintuiglijke beleven in tijd (= geschiedenis) en ruimte (= aardrijkskunde).Ga naar eindnoot36 Jules Gonthier, medestudent van de RNS in Gent, ontwerpt een ex libris voor Karel Jonckheere. In juli behaalt Jonckheere het diploma van geaggregeerd leraar in de Germaanse talen. Van september tot augustus 1928 vervult hij zijn militaire dienst bij het 13de artillerieregiment. Hij wordt brigadier, valt van zijn paard en beëindigt zijn ‘carrière’ in het militair hospitaal van Oostende waar hij veel kan lezen en de dood van Paul van Ostaijen verneemt, na Karel van de Woestijne, zijn tweede literaire icoon. Jonckheere worstelt met gevoelens voor de schooljuf van z'n zus, zijn latere vrouw. | |
1928Van september tot augustus 1929 werkt hij als bediende in het Oostendse stadhuis. Daarmee realiseert hij de droom van zijn vader. Burgemeester en schepenen maken gretig gebruik van zijn taalonderlegdheid. Voor het eerst verschijnt een kunstbijdrage van zijn hand, over de Oostendse schilder Jan De Clerck.Ga naar eindnoot37 | |
1929Een schooljaar lang is hij leraar Nederlands, Engels, Duits en turnen aan de Rijksmiddelbare school te Gembloers. Ondertussen heeft hij met Carlo Loontiens, de belezen conservator-bibliothecaris van Oostende het (wagen)spel uit de 15de eeuw, Dit is de waarachtige en stichtelijke historie van Tone den Stierman gecreëerd. | |
1930Karel Jonckheere vertaalt in opdracht van de stad Franstalig werk van Loontiens: Een eeuw zeevisserij te Oostende en Een eeuw haven. Als reisleider van de Vlaamsche Toeristenbond (VTB) begeleidt hij tot 1935 regelmatig groepen naar het land van de Rijn, het Zwarte Woud en Zwitserland. Hij verhuist mee met zijn ouders naar een nieuwbouw in de Gerststraat 142. | |
1931Hij wordt aangesteld als leraar Nederlands, Frans, Duits en turnen aan de Rijksmiddelbare school in Nieuwpoort. Hij zal er in dienst blijven tot april 1944. Karel is van huis uit liberaal gezind en werkt mee aan het opnieuw leven inblazen van het Oostendse Willemsfonds. Als secretaris is hij de drijvende kracht achter de viering van het 50-jarig bestaan in oktober. | |
1932Karel Jonckheere ontmoet zijn collegaschrijver en streekgenoot Raymond Brulez, die een persoonlijke vriend wordt.Ga naar eindnoot38 Gedichten van Karel Jonckheere verschijnen voor het eerst in De Vlaamsche Gids. Met zijn eerste novelle Brozen's Anny, een vissersdrama met een happy end, geschreven in veertien dagen, doet hij mee■ Karel Jonckheere op een zeedijkbank in Oostende juli 1932 [archief D. Beirens]
aan een Willemsfonds-wedstrijd voor jong talent. Hij wint en leert zo de Oostendse katholieke schrijver-hotelier Gaston Duribreux kennen. Op 14 juli wordt de wet op het taalregime in het lager en middelbaar onderwijs goedgekeurd. Daardoor wordt de streektaal de feitelijke onderwijstaal. Onder andere daarover zal Jonckheere het hebben op het West-Vlaamse Willemsfondscongres in Knokke. Hij brengt hulde aan Cyriel Buysse en houdt een vlammende speech over ‘Naar een vrijzinnig Vlaanderen door Willemsfondscultuur’ waarbij de kerk het moet ontgelden. Later relativeert hij die houding. Ook humor en anekdotes zijn zijn hulpmiddelen bij het ‘minder zwaar opvatten der dingen’. Zo, vertelt Jonckheere, zit Karel van de Woestijne op een dag mijmerend te turen over de eindeloze zee en een visser grapt hem toe: ‘Vele woater, eh, meneire, en je ziet ton nog mo 't bovenste.’Ga naar eindnoot39 Op 29 oktober huwt hij met onderwijzeres Germaine Reynders. Het paar gaat wonen in de Oostendse Plantenstraat. | |
1933Zijn poëtische Proefvlucht verschijnt op 250 exemplaren in het crisisjaar dat ook de Oostendse hotelsector treft. In tegenstelling daarmee wordt het Thermaal Instituut plechtig geopend. Jonckheere blijft werk vertalen, wordt bestuurder van het liberale weekblad ‘Gazet van Oostende’ en schrijver-recensent voor de Vlaamse Toeristenbond. Na een tijd wordt hij hoofdredacteur van en allesschrijver in het VTB-kustblad De Badgast, dat vier jaar stand zal houden. Het succesvolle congres van die vereniging vindt overigens plaats in Oostende in een organisatie van Karel Jonckheere. De kiemen voor zijn levenslange ‘druk bezig zijn’, zijn geplant. | |
1934Samen met boekhandelaar Devriendt van de nog steeds bestaande Internationale Boekhandel organiseert Karel in Oostende van 3 tot 9 november de ‘Week van het Vlaamse boek’ Hij zorgt voor de sprekers, zijn tijdelijke vennoot voor de | |
[pagina 289]
| |
■ Karel Jonckheere met Raymond Brulez in St.-Michiels Brugge in 1935 [AMVC-LETTERENHUIS]
boeken. In de telkens volgelopen zaal is de boodschap duidelijk: ‘Koop een boek door de schrijver ondertekend, het zal later veel waarde hebben!’ Financieel wordt het initiatief echter geen succes. Wel slaagt Jonckheere erin om vier jaar lang het kruim van de Vlaamse schrijvers naar Oostende te lokken. Enkele namen: Abraham Hans, Ernest Claes, Felix Timmermans, Raymond Brulez, Lode Zielens, Maurice Roelants, Marnix Gijsen, Raymonc Herreman, Herman Teirlinck, Marcel Matthijs, Maurice Gilliams en Willem Elsschot. In de stad van het jaarlijkse boekenbeursgebeuren, Antwerpen, reageert men nogal smalend op het evenement. Heel wat van de vermelde schrijvers worden echter (levenslang) vrienden van Jonckheere. | |
1935Zijn tweede bundel gedichten, Het witte zeil, wordt uitgegeven bij Jan Ackes uitgeverij, Steenlandt in Kortrijk. Jonckheere bewijst hier al dat men hem zakelijk niet moet onderschatten. Hij herinnert de uitgever eraan dat er mondeling overeengekomen was dat hij op elk verkocht exemplaar 25% krijgt en vraagt hem de som van 247,50 frank over te maken: 45 exemplaren × 5,50 frank.Ga naar eindnoot40 Hij schrijft de bijdrage ‘Hoe ik schrijf’ in Het Boek in Vlaanderen: ‘Eén zaak weet ik zeker: onmiddellijk na een indruk kan ik deze, in poëzie, niet uitschrijven. In proza gaat dit wel.’Ga naar eindnoot41 De Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen wil de literaire premies aan Jonckheere en Duribreux niet bekrachtigen omwille van ‘een agnostisch vers en de zinnelijke vermelding van een moederborst’. De jury, bestaande uit E.H. Pruvost, prof. Frank Baur en schrijver Stijn Streuvels, is verontwaardigd over de ‘zedencensuur’ van deputatielid en Roeselaars industrieel Jozef van den Berghe en bedankt voor volgende edities. Cynisch vermeldt Jonckheere het gerucht dat het voorziene prijzengeld toegekend werd aan een wedstrijd voor prijskalveren.Ga naar eindnoot42 In augustus eert hij de vijfenzeventigjarige James Ensor met de enige Nederlandstalige toespraak. | |
1936In opdracht van de redactie van Het Boek in Vlaanderen interviewt Karel Jonckheere Stijn Streuvels in zijn ‘Lijsternest’.Ga naar eindnoot43 Het wordt een beklijvende ontmoeting en de boodschap ‘Verliteratuur nooit uw leven’ probeert Karel zijn hele verdere leven in de praktijk om te zetten.Ga naar eindnoot44 Hij wordt bestuurslid van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen. Vriend-schrijver Raymond Brulez wordt literair adviseur bij het Nationaal Radio-Instituut (NIR) en betrekt Jonckheere bij het project ‘het NIR aan de kust’. De samenwerking resulteert in diverse radiolezingen en een radiomontage waarin ‘kuststemmen’ weerklinkenGa naar eindnoot45. De unieke opname van James Ensor die in gekuist Oostends antwoordt op vragen van Jonckheere, werd enkele jaren geleden in het VRT-archief herontdekt. Jonckheere stelt vast dat de zee veel beeldende kunstenaars inspireerde maar dat er in Vlaanderen geen echte zeeliteratuur bestaatGa naar eindnoot46. Karel Jonckheere ontmoet voor het eerst Marnix Gijsen, pseudoniem van Jan-Albert Goris (1899-1984), die in Oostende een humoristische lezing houdt over ‘Hamlet’.Ga naar eindnoot47 Beide schrijvers worden vrienden voor het leven en blijven ook intens met elkaar corresponderen als Goris, ‘de stem van Amerika’, van 1941 tot 1964 in New York verblijft als hoofd van het Belgian Government Information Center. | |
1937Vader Kamiel Jonckheere sterft in april. In mei is Karel één der drijvende krachten achter een grootse Karel Van de Woestijnehulde in Oostende. Zijn bundel gedichten Gewijde grond ziet het licht. Hij verhuist naar de overkant van de straat, Plantenstraat 55. Als vrachtschepen studenten of artiesten meenemen kan een reder rekenen op staatssubsidie. Van juni tot september vaart Karel Jonckheere zo, samen met de Frans-Belgische dichter-schilder Edmond Vandercammen en kunstenaar Jack Godderis, mee met de cargo ‘Elisabeth van België’. Het gezelschap bezoekt Cuba, Mexico, Texas en Louisiana. Deze onderneming vormt het vertrekpunt van talrijke reizen, en later lanceert Marcel Janssens de boutade: ‘God is overal, maar Karel Jonckheere is overal geweest!’, waarop | |
[pagina 290]
| |
Jonckheere schalks repliceerde met ‘... van mezelf ben ik het zeker, maar van God niet’Ga naar eindnoot48. Karel ontmoet op zijn buitenlandse reizen ook tal van schrijversGa naar eindnoot49. Zijn ervaringen resulteren, behalve in journalistiek werk, vooral in reisverhalen. Tijdens de eerste oorlogsjaren verschijnen respectievelijk Cargo, Tierra Caliente en De zevende haven. Ze zullen later herhaaldelijk herdrukt wordenGa naar eindnoot50. Uit meegebracht Mexicaans materiaal selecteert hij een en ander om te vertalen. Het levert sprookjes, verhalen en dichtwerk op. Tijdens een studiereis met leerlingen naar het Rijngebied parodieert hij ‘Ein Volk, Ein Flahe, Ein Reich’ tot ‘Ein Zimmer, Ein Mädchen, Ein Bett’.Ga naar eindnoot51 | |
1938Zijn bundel gedichten Klein testament verschijnt. | |
1939In januari belandt een honderdtal ‘republikeinse’ Spaanse kinderen vanuit een Frans kamp in Oostende. Karels vrouw ontfermt zich over het jongste van een gezin, officieel ‘Conchita’ (Alcayde Nin). Die naam wordt de titel van een nieuwe, vijfde dichtbundel. ‘Tita’ blijft tot oktober en reist dan weer naar Spanje. Jonckheere zal heel zijn leven met haar in contact blijven nadat hij haar in 1945 weer opgezocht heeft. Het echtpaar Jonckheere-Reynders kampt met kinderloosheid en Karel denkt meer en meer aan zijn (oud-)leerlinge Denise... Tijdens de poëziedagen van Merendree ontmoet Bert Decorte voor het eerst Jonckheere, aan wie hij in 1974 een literaire monografie zal wijden.Ga naar eindnoot52 In september wordt hij gedurende enkele weken plaatsvervangend directeur van de rijksmiddelbare school van Diksmuide; Denise is er lesgever Nederlands. Witte ‘Tita’, een kruising tussen een patrijshond en een IJslandse smous, wordt de nieuwe huisgenoot.Ga naar eindnoot53 | |
1940-1944Aforist Jonckheere noteert begin januari 1940 op een kladje: ‘Ik zou willen weten of dit een paradox is: “Er is maar één vrouw: deze, welke men liefheeft”... wat het meervoud niet uitsluit.’ Conchita bracht het echtpaar wat dichter bij mekaar. Nu ze weg is, komt Denise weer op de voorgrond.Ga naar eindnoot54 In februari 1940 komt Marnix Gijsen op uitnodiging van het Oostendse Willemsfonds, dus van Jonckheere, spreken over Amerika. Op 17 mei geeft Jonckheere gehoor aan de oproep van de regering aan alle mannen tussen 16 en 35 om zich naar Rouen te begeven. Met vrouw Germaine en hond Tita en de familie Albert van Hoogenbemt vlucht hij per auto Frankrijk in. Ze worden op 21 mei door de Duitsers gestopt en komen terug in Oostende op 7 juni. Het hele wedervaren zal hij vanuit het standpunt van zijn hond in Tita vluchtte boek stellen.Ga naar eindnoot55 Op uitnodiging van de Willemsfondsafdeling Knokke houdt Jonckheere op 5 maart 1941 een voordracht over ‘Zuid-Amerika; Indiaans-Spaanse harp’. Dank zij een officiële opdracht van Lode Baekelmans om manuscripten te verzamelen en ze naar het AMVC in Antwerpen te brengen, kan hij met ‘vrijgeleiden’ het hele land afreizen. In 1943 ontvangt Jonckheere de Lode Baekelmans-prijs voor zijn verhaal Cargo en verschijnt zijn zesde poëziebundel, Wat niet geneest. De oorlogskansen keren en een aantal Vlaamse schrijvers (August Vermeylen, Lode Zielens, Fernand Toussaint van Boelaere, Raymond Herreman, Richard Minne, Maurice Roelants en Karel Jonckheere) komt drie keer samen in de tweede helft van 1943 om na te gaan of een naoorlogs nieuw tijdschrift opgestart kan worden.Ga naar eindnoot56 In 1946 zal het Nieuw Vlaams Tijdschrift voor het eerst verschijnen. Met Luc Van Brabant (1909-1977), fotograaf en dichter uit Koksijde, onderneemt Karel Jonckheere een denkbeeldige partnerruil. Met hun wederzijdse ontboezemingen gedurende één jaar schrijven ze de ongepubliceerde roman Kruispas.Ga naar eindnoot57 Op een kladje noteert Jonckheere later: ‘Kruispas... hoofddoel: voorbereiding op andere vrouw (D.); is maar een spel.’Ga naar eindnoot58 Al wie niet nodig is, wordt door de Duitsers, die een nakende invasie vrezen, uit Oostende weggestuurd. In april 1944 is het echtpaar Jonckheere-Reynders aan de beurt. Hoogpoort 42 in Gent wordt hun nieuwe woonplaats. Karel geeft in die stad één trimester les aan de Rijksmiddelbare School, daarna Engels en Duits aan de Rijksmiddelbare Normaalschool. Datzelfde jaar geeft Snoeck Ducaju en zoon Jonckheeres bundel novellen uit onder de titel Steekspel met dubbelgangers. Vertelsels uit Mayab, door Jonckheere vertaalde indiaanse legenden, verschijnt bij de Brugse uitgever De Kinkhoren. In september 1944 schrijft Jonckheere op verzoek van de ‘Nationale Studentengroepering’ over de nieuw herwonnen vrijheid waarvoor ‘veel geleden en veel gestreden is’ en hij beklemtoont in ‘onze plichten’ dat men een onderscheid moet maken tussen echte collaboratie en kleine misstappen.Ga naar eindnoot59 Na de oorlog beschuldigt een Oostendse stadsgenoot Karel Jonckheere van ‘culturele medewerking’ met vrienden van de bezetter. Hoewel Jonckheere de aantijging heel misplaatst acht, vindt hij het in de troebele tijden toch nodig om zich te verdedigen: ‘Ik weigerde mijn boeken in het Duits te laten vertalen en cultuurreizen naar Duitsland te ondernemen. Ik trad nooit op voor Zender Brussel. Het Willemsfonds hervatte zijn activiteiten niet, behalve het bibliotheekwerk. Door toedoen van het VNV werd mijn radio in beslag genomen; enz.’Ga naar eindnoot60 | |
1945Door de Gentse Stedelijke Jongensvakschool laat hij de bundel gedichten Onvoorzien programma drukken. Het werkje bevat vooral, minder bekende, verzetspoëzie en draagt de opdracht ‘Voor allen, die geleden hebben om den vrede en de vrijheid’. Karel Jonckheere gaat wonen in de hoofdstad, Wetstraat 6, omdat hij door stadsgenoot en vriend en minister van Binnenlandse Zaken, Adolf van Glabbeke, gevraagd is om zijn ‘particulier secretaris’ te zijn. Hij oefent die functie uit van 21 februari tot 18 september. In de lente reist hij per vliegtuig naar | |
[pagina 291]
| |
■ 1946 KJ in de zee met Tita in De Panne [AMVC-LETTERENHUIS]
Spanje om zijn ‘pleegkind’ Conchita terug te vinden. Hij verhuist naar De Panne, Villa ‘Les Tropiques’, Koninginnelaan 26 en wordt van september tot december directeur van de rijksmiddelbare school te Veurne. | |
1946Al in januari ruilt hij de directeursfunctie voor het ambt van rijksinspecteur van de Openbare Bibliotheken van West-Vlaanderen. De gedichten Avondbrieven verschijnen als een aflevering van De Spiegel, maandschrift voor poëzie. Marc Neels, alias de striptekenaar Marc Sleen, illustreert de uitgave met een portrettekening van Karel Jonckheere. Met een knipoog naar Dante maakt Jonckheere in de bundel Spiegel der zee een dichterlijke balans op van (de helft van) zijn leven: ‘Wie veertig jaar wordt zal zichzelve kennen of anders is het beter dat hij sterft;...’Ga naar eindnoot61 Na de dood van August Vermeylen stichten enkele vrienden het door hem (onder de titel Diogenes) uitgewerkte Nieuw Vlaams Tijdschrift. Jonckheere is van bij het begin tot het einde in 1983 een actief redactielid. ■ 1948 (31.07) Elisabethstad Congo KJ poseert ‘met vrouw en kind’ (van de kok van leraar Symoens) [AMVC-LETTERENHUIS]
| |
1947De jury bestaande uit Jozef van Mierlo, Raymond Brulez, Andre Demedts, Richard Minne en Herwig Hensen kent de Driejaarlijkse Staatsprijs voor de Vlaamse Poëzie toe aan Jonckheeres bundel Spiegel der Zee. Kort nadat hij sonnetten van Gaston Burssens in de Volksgazet had besproken, ontmoet Jonckheere zijn collega; ze worden boezemvrienden.Ga naar eindnoot62 In juli 1947 krijgt de Oostendse schrijver Karel Jonckheere van een bevriend reder uit De Panne het aanbod om aan boord van de 0.318 ‘Belgian Sailor’ een reis van 18 dagen naar de IJslandse visgronden mee te maken. Jonckheere monstert aan als ‘dekzwabber’ en brengt er een journalistiek verslag van in de reportagereeks ‘Een baard van 18 dagen’. Hij wordt lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden. | |
1948Vloedlijn, de eerste verzamelbundel, aangevuld met enkele nieuwe gedichten verschijnt. In de lente vertrekt Jonckheere met de ‘Mar del Plata’ voor een culturele tournee naar Belgisch-Congo en de Unie van Zuid-Afrika, waar hij vooral contacten heeft met de schrijver-dichters J.C. Bloem, Jan Greshoff, N.P. Van Wijk Louw en Dirk Opperman. Jonckheere wordt redactielid van het Nederlandse tijdschrift Critisch Bulletin, maandblad voor letterkundige critiek; hij blijft dit tot het blad bij gebrek aan abonnees in 1957 ophoudt te bestaan. | |
1949Villa ‘Les Tropiques’ wordt geruild voor Villa ‘Elegast’, Bungalowlaan 24, St.-ldesbald/Koksijde. Jonckheere wordt redactielid van het Nederlandse maandblad De Nieuwe Stem; hij blijft redacteur tot 1959. Vanuit het ministerie van Nederlandse Cultuur zet Karel Jonckheere zich samen met Bert Decorte en Clara Haesaert in voor het initiatief van de ‘Middagen van de poëzie’. De openingszitting vindt plaats op 11 januari in het Residence Theater in de Brusselse Wetstraat.Ga naar eindnoot63 | |
1951De kolibri fluistert, zes door Jonckheere navertelde Maya-sprookjes en zijn nieuwe dichtbundel, De hondenwacht, liggen in de boekhandel. Op 25 juli wordt zijn zoon Floris geboren, een prematuur van 7 maanden in het Oostendse ‘Moederhuis Wante’. Diezelfde dag echter vliegt Karel samen met Maurice Roelants naar Belgisch-Congo om er de lustrumviering van het tijdschrift Band bij te wonen. Bij zijn terugkomst verneemt hij het tragische nieuws dat Floris blind is. Hij verlaat de oorspronkelijke gezinswoning en gaat met de moeder van zijn zoon, Denise Deketelaere, wat verder wonen in Villa Claudisette, Majoor D'Hooghelaan 11, Sint-ldesbald, tot oktober 1953. Hij wordt algemeen secretaris van de ‘Belgisch-Nederlandse Conferentie der Nederlandsche Letteren’. | |
1952De juryleden Ernest Claes, Franz de Backer en J.F. Vanderheyden kennen hem de Arthur Merghelynck-prijs toe voor de dichtbundel De Hondenwacht. | |
[pagina 292]
| |
Jonckheere reageerde heel enthousiast toen Bertus Aafjes in 1946 zijn gedicht Een voetreis naar Rome publiceerde. Nu wijdt hij een essay in boekvorm aan Aafjes, De dichter van de poëzie. | |
1953Een volgende verzameling navertelde Maya-sprookjes verschijnt onder de titel Vertellen onder de toverboom. Erik Van Ruysbeek (1915-2004, pseudoniem van Raymond Van Eyck) en Karel Jonckeere wisselen heel het jaar brieven uit waarin ze elkaars standpunten over ‘oud en nieuw in de dichtkunst’ meedelen en becommentariëren. In de lente reist hij weer naar Spanje. De aanwezigheid in Brussel van een geschikte school voor Floris is één van de redenen waarom Jonckheere de kust verlaat en naar het Antwerpse Rijmenam, pal op de grens met Vlaams-Brabant, Villa ‘Clémine’, Venstraat 9, verhuist. Op 1 oktober wordt hij, in opvolging van Maurice Roelants, aangesteld tot letterkundig adviseur bij de Dienst der Letteren van het ministerie voor Nationale Opvoeding en Cultuur. | |
1954In maart reist hij weer per auto naar Spanje. | |
1955De poëziebundel Van zee tot schelp verschijnt. De titel van deze bundel ‘betekent niets meer en ook niets minder dan: hoe slaag ik erin de indrukken van een nietgehandicapt mens (de zee) te leiden naar de oorschelp van een blind kind?’Ga naar eindnoot64 In september reist Jonckheere weer per auto naar Spanje in het gezelschap van zijn vrouw en mevrouw Burssens. Gaston komt met het vliegtuig. Een bezoek aan ‘ex-pleegkind’ Conchita staat ook op het programma. Jonckheere beleeft geen plezier aan zijn collega-schrijver, die wegkwijnt door thuisverlangenGa naar eindnoot65. Hij schrijft over zijn voorouders in de bijdrage ‘Op de Bergkam’Ga naar eindnoot66. Ogenschijnlijk terzijde vermeldt hij dat zijn grootmoeder aan moeders zijde maar één oog had en dat ‘Een legende wil dat ze het andere kwijtraakte bij haar geboorte maar ik heb alle recht dit te betwijfelen’. De Franse schilder Felix Labisse decoreert de bekende Oostendse boekhandel van zijn vriend Mathieu Corman met een aantal portretpanelen. In ruil voor onbeperkt leesgenot vereeuwigt Labisse bekende gezichten die er over de vloer komen en ‘grote artiesten’: schilders, wetenschapslui en schrijvers, onder wie ook Karel Jonckheere. | |
1956De essays Van kritiek gesproken en Poëzie en experiment (zie 1953: brieven Van Ruysbeek-Jonckheere) verschijnen. Voor de eerste keer ook Verzamelde gedichten. In maart reist hij weer per auto naar Spanje, dit keer met Albert van Hoogenbemt. Jonckheere ontvangt de Driejaarlijkse Staatsprijs voor de Vlaamse Poëzie voor Van zee tot Schelp op voorstel van een jury bestaande uit Jozef Muls, Gaston Burssens, Richard Minne, Maurice Gilliams en Marcel Coole. ■ 1955 KJ en Denise met Gaston Burssens en zijn vrouw Yvette in Barcelona [AMVC-LETTERENHUIS]
Per schip reist hij naar de Verenigde Staten en Canada. | |
1957Kongo zonder buks of boy, een reisreportage met veel kritische commentaren over het koloniale bestel, verschijnt met de opdracht: ‘Voor Dr. Rigaux die mij twee keer gezond naar Congo bracht’ (zie reis 1948). In mei vliegt Jonckheere naar de VS en bezoekt hij Houston in Texas waar hij stadsgenoot Liedts ontmoet; ook met Marnix Gijsen heeft hij contact: ‘Voor de tweede keer bezocht Karel de VS. Hij doorkruiste ze van oost naar west, van New York tot San Francisco; van west naar oost, van Californië naar de Atlantische Kust.’Ga naar eindnoot67 | |
1958De roman Kongo met het blote oog en de essays De poëziemuur doorbreken en De Vlaamse letteren vandaag worden gepubliceerd. In april vliegt hij naar Brazilië; in de zomer weer naar Belgisch-Congo en Rwanda. | |
[pagina 293]
| |
1959Jonckheere publiceert het essay De literatuur van de Nederlanden in de moderne tijd en de bloemlezing Poëzie is overal. Van bijbel tot Eskimo. | |
1960De bloemlezing Gemini verschijnt. Op 27 januari sterft moeder Jonckheere. In september wordt Jonckheere gecontacteerd door de Nederlandse AVRO om voorzitter te worden van het panelspel ‘Hou je aan je woord’. Het is geïnspireerd op de BBC-uitzending ‘My Word’ en zou in het radiowinterseizoen uitgezonden worden.Ga naar eindnoot68 Karel gaat op het aanbod in. Jonckheere confronteert zijn forumleden Godfried Bomans, Hella Haasse en Victor van Vriesland geregeld met oude, vergeten woorden, zoals ‘wepel’ (=leeg en onvruchtbaar). Aan Bomans geeft hij o.a. de limerickopdracht: ‘Er was eens een vrouw in Archangel...’Ga naar eindnoot69. Het publiek probeert hij op te vrolijken met tussenkomsten als: ‘Waarom is Nederland zo vlak?... Omdat het geloof er de bergen verzet heeft.’ Het programma is zo populair dat het op tv uitgezonden wordt en 7 seizoenen lang meegaat. Van december tot januari 1961 verblijft Jonckheere in Indië om er in naam van de Belgische en Nederlandse regering deel te nemen aan de herdenking van Tagore die 100 jaar geleden geboren werd. Hij schrijft een bijdrage over zijn debuut in een verzamelwerk.Ga naar eindnoot70 | |
1961Met Amaat BurssensGa naar eindnoot71 verzorgt Jonckheere in opdracht van het Nieuw Vlaams Tijdschrift de bloemlezing vertaalde Afrikaanse teksten: Kongo het woord. Een nieuwe dichtbundel, Ogentroost, en een essay over zijn vriend-schrijver Raymond Brulez verschijnen. In september vliegt hij naar de Unie van Zuid-Afrika in het kader van het culturele verdrag tussen dat land en België. Hij is de gast van de regering en verwerkt er een programma van ontvangsten, lezingen en bezoeken van 18 t.e.m. 23 september. In oktober wordt hij leraar in de Europese literatuur aan het Hoger Rijksinstituut voor Toneel- en Cultuurspreiding (RITC). | |
1962De bloemlezingen Firmin Van Hecke en Uit het nest geroofd en de bundel radiolezingen Ik heb eens... verschijnen. In februari vliegt Karel Jonckheere naar West- en Oost-Berlijn, en in juni neemt hij voor de eerste keer het vliegtuig naar Roemenië. Tijdens een intermezzo in juli neemt hij deel aan ‘Les Journées poétiques de Mondorf’. Joegoslavië en Roemenië worden in september-oktober zijn reisdoel. Jonckheere wordt redactielid (tot 1964) van De Gids, een algemeen cultureel en literair tijdschrift. Sedert 1 oktober woont het gezin Jonckheere in de Venstraat 1, later hernoemd tot Kraaivenstraat 24. | |
1963In mei-juni reist hij naar Hongarije en Roemenië. Een nieuwe reis naar Hongarije en Roemenië■ 1963 (12.06) KJ met de Roemeense dichter Tudor Arghez in Boekarest [AMVC-LETTERENHUIS]
volgt in september-oktober. Hij wordt benoemd tot hoofd van de (éénmans)dienst voor de verspreiding - Jonckheere noemt ze zelf ‘verbreiding’ - van de Nederlandse LetterenGa naar eindnoot72 in het buitenland en zal ‘reizend ambassadeur’ blijven tot aan zijn pensionering. Zijn opvolger als adviseur bij de dienst Letteren is Bert Decorte. | |
1964Verschillende reizen volgen elkaar op: in maart naar Italië, in april naar Luxemburg, in juni naar Roemenië, in september naar Denemarken, in oktober naar Joegoslavië en Roemenië en in december naar Duitsland. Op 21 oktober wordt hij voor het gedicht ‘Kinderen met krekelstem’ ereburger van Kragujevac (ex-Joegoslavië, nu Servië). Hij spreekt de opgekomen volksmassa toe en leest fragmenten uit het lange gedicht over de vermoorde scholieren voor. In het gulden boek van het getroffen lyceum noteert hij: ‘... Heden heb ik lege banken gezien die ik nooit zal vergeten zomin als deze die ze hebben bezet, ook al heb ik ze nooit gekend.’Ga naar eindnoot73 | |
[pagina 294]
| |
■ KJ en Denise Deketelaere. Foto: Cas Oorthuys, die er op bezoek was, in 1953
[AMVC-LETTERENHUIS] ■ Karel Jonckheere en zoon Floris aan de piano, 25.07.1956 [AMVC-LETTERENHUIS]
■ Karel Jonckheere getekend door Marc Neels [archief D. Beirens]
■ Karel Jonckheere door Felix Labisse (nr. 46 van het murale fresco)
[AMVC-LETTERENHUIS] ■ 1947 (juli) op de 0.318 ‘Belgian Sailor’ in de IJslandse wateren.
[AMVC-LETTERENHUIS] | |
[pagina 295]
| |
■ s.d. KJ met Angèle Manteau
[AMVC-LETTERENHUIS] ■ Denise Jonckheere-Deketelaere met een cartoon van haar man, 1994
[foto D. Beirens] ■ 1961 Bombay KJ in Jain-kledij om de tempel te mogen betreden
[AMVC-LETTERENHUIS] ■ Karel Jonckheere spreekt bij het herdenkingsmonument van in WO II terechtgestelde Servische mannen en scholieren, 21.10.1964 [AMVC-LETTERENHUIS]
■ Foto KJ met Regine Clauwaert op de Mercator in Oostende; uit de documentaire van Emile Degelin (1973-1974) ‘Karel Jonckheere bezoekt zijn moedertaal’: Jonckheere doorkruist daarin Vlaanderen, Nederland en Zuid-Afrika op zoek naar de geschiedenis van het Nederlands. [E. Degelin]
| |
[pagina 296]
| |
1965Een nieuwe dichtbundel, Roemeense suite, verschijnt. Verschillende reizen volgen elkaar op: in februari gaat hij naar Spanje, in augustus naar Portugal en Joegoslavië, in oktober naar Hongarije en Roemenië - hij ontmoet er Graham Greene -, in november naar Noorwegen. Karel verzorgt een autobiografische bijdrage in een verzamelwerk waarin elf schrijvers aan bod komen.Ga naar eindnoot74 | |
1966Een nieuw essay gebaseerd op briefwisseling tussen Karel en Erik van Ruysbeek verschijnt: Ondergang en dageraad, bijdrage tot een nieuw bewustzijn. Drie vroegere dichtbundels worden verzameld onder de titel De ring van de boom. In Een hart onder de dierenriem beschrijft hij Vlaamse en Nederlandse auteurs in verband met hun zodiakteken. Hij krijgt van SABAM de Willem Gijsselsprijs voor zijn hertaling Reinaart de Vos, een toneelspel van Arthur Fauquez. Hij reist in januari naar Spanje, Roemenië, Hongarije en Bulgarije; in juni naar Zweden; in augustus naar Bulgarije en Roemenië; in september naar Polen en Hongarije; in november naar Griekenland. De zestigjarige Jonckheere wordt bekroond en gehuldigd. Op 8 april viert zijn geboortestad Oostende hem. Daarbij formuleert hij zijn droom om een bloemlezing samen te stellen over Oostende in de internationale letterkunde. Die taak zal overgenomen worden door de Oostends-Bredense leraar-schrijver John Gheeraert. In mei wordt hij adjunct-kabinetschef van de minister van Nederlandse Cultuur Renaat van Elslande. Hij blijft dat tot 1968. Het Willemsfonds Oostende huldigt zijn oud-secretaris op 7 november met als gastspreker Karels vriend Dr. Jan-Albert Goris (Marnix Gijsen) die het heeft over ‘Dichters in 't algemeen en K. Jonckheere in 't bijzonder’. Gijsen herinnert aan zijn eigen verblijf op de Hazegraswijk kort voor Wereldoorlog I. Maar Gijsen, Jonckheere en andere generatiegenoten blijven niet buiten schot als de jongere romanciers zich beginnen te roeren en zich tegen de gevestigde literaire wereld keren, o.a. in het pas opgerichte tijdschrift Heibel. Het revolutiejaar 1968 nadert en de polemieken nemen toe. De expliciete seks bij Geeraerts en De Wispelaere schiet Gijsen in het verkeerde keelgat en hij beklaagt zich bij vriend Jonckheere over ‘de schoftige zogezegde kritiek’ van de dertigers die vooral willen opvallen.Ga naar eindnoot75 Jonckheere vindt dat de ‘jongeren een beetje te roekeloos de band met de ouderen hebben verbroken’ en dat er in de moderne romans te veel ‘gezaagd’ wordt: ‘de modernen ontvluchten de werkelijkheid, dompelen onder in hun droombeeld en willen die dromen als werkelijkheid opleggen. Dat kan toch niet, ieder van ons heeft toch zijn eigen werkelijkheid.’Ga naar eindnoot76. Op 7 december wordt hij plechtig geïnstalleerd als lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.Ga naar eindnoot77 | |
1967Karel Jonckheere heeft weer een druk reisschema: in mei vliegt hij naar Hongarije, Bulgarije en Joegoslavië; in augustus naar Zuid-Afrika; in september naar Canada; in oktober naar Tsjecho-Slowakije en in november naar Turkije. In Nacht?, zei de zon, nooit van gehoord worden ‘aforismen, anekdoten en speelsigheden’ van Jonckheere verzameld. In zijn inleiding heeft samensteller Jeroen Brouwers, die Jonckheere vier jaar tevoren leerde kennen in het uitgeversbedrijf Manteau, het onder andere over: Jonckheere ‘is een (West-)Vlaming die er bij tijd en wijle toe overgaat er blijk van te geven dat hij “Holland” soms niet zo lust, en ik ben “Hollander”.’ Brouwers schrijft dat hij zich tegen Jonckheere (altijd?) moet verdedigen en dat hij daarom naar ‘zijn bokshandschoenen grijpt’. En ironisch vervolgt hij: ‘Dit bundeltje vertegenwoordigt tien van Jonckheere's stokpaarden’.Ga naar eindnoot78 De Bibliografie van Karel Jonckheere, samengesteld door Rob Roemans en Hilda Van Assche, wordt uitgegeven door Heideland in Hasselt. De inleiding is van Angèle Manteau en Karel zelf. Het werk met afsluitdatum 31.05.1967 telt niet minder dan 254 blz. | |
1968Karel stelt het eerste deel van zijn eigen levensmemoires voor: De vogels hebben het gezien, waarin hij heeft over de jaren 1906-1930. Jonckheere ontwerpt dertig copla's (korte Spaanse volksgedichten), die samen met dertig schetsen van Frans Dille opgenomen worden in Spaans schetsboek. Samen met Roger Bodart, zijn Franstalige tegenhanger letterkundig adviseur, schrijft hij het essay De literatuur in België. 1986 wordt een recordreisjaar: Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland, Israël, Spanje, Portugal, Hongarije, Joegoslavië, Roemenië, Bulgarije, Tsjecho-Slowakije, Marokko, Tunesië, Brazilië, Venezuela, Mexico en de VSA. Naar aanleiding van zijn vele reizen doen bepaalde geruchten de ronde, maar Jonckheere repliceert: ‘Ik spioneerde niet, maar misschien werd ik de eerste dagen toch telkens in de gaten gehouden om te controleren wat ik deed.’Ga naar eindnoot79 ■ Cartoon van Filip van Isacker n.a.v. installatie van KJ als lid van de KVATL.
| |
[pagina 297]
| |
1969Nieuwe uitgaven van Jonckheere zijn: de verzameling reisverslagen Ik had die man kunnen zijn, de dichtbundel In de wandeling lichaam geheten en de studie Leer mij ze kennen... de Vlamingen. Hij reist naar Zwitserland en Hongarije. | |
1970Weer vormen verscheidene Oostbloklanden zijn reisdoel. Het opstel Denkend aan de Nederlanden, ernst en luim in de culturele eenheid Noord-Zuid, de bundel aforistisch proza Filter uw dag en de anekdotische roman Oostende verteldGa naar eindnoot80 verschijnen. Recensent Wildemeersch bestempelt het Oostendse verhaal als een ‘in een subjectieve, gedramatiseerde vorm gesteld objectief, historisch en anekdotisch relaas’.Ga naar eindnoot81 Door de constante overheersing zijn de Oostendenaars ‘treiteraars van beroep’ geworden; ook Jonckheere beantwoordt aan die typering. | |
1971In zijn essay In een anekdote betrapt heeft Karel het over ‘duizend jaar schrijvers uit Noord en Zuid’. Hierbij weet hij ‘alle klippen te omzeilen en kiest hij partij zonder stemverheffing, noch voor de ene noch voor de andere.’Ga naar eindnoot82 In de periode januari-februari wordt hij in Gent opgenomen voor een operatie aan beide ogen waarbij zijn lenzen worden weggenomen om de ziekte staar, ook genoemd cataract of lenstroebeling, te verhelpen. Hij stuurt de reporter die hem in het ziekenhuis komt interviewen, met een kwinkslag terug naar de redactie: ‘Men zegt dat mensen die slecht zien, ook een slecht karakter hebben. Dat men zich troost, ik zal voortaan beter zien!’Ga naar eindnoot83 Karel verzorgt een bijdrage over James Ensor in het kunstboek Van Ensor tot Permeke.Ga naar eindnoot84 Hij spreekt ook op 30 oktober tijdens de Spilliaerthulde in zijn geboortestad. Jonckheere wordt 65. Het ontlokt menig commentator, zoals Willie Verhegghe, de vraag: ‘Waar blijft hij al die verbale kracht vandaan halen om ons taalgebied telkens weer met nieuw letterkundig werk te bedenken?’ Bovendien blijft hij ‘alle mogelijkheden uitbuiten om het minder hoopgevende leven - bv. de blindheid van zijn zoon - door alle obstakels heen, toch nog leefbaar te maken.’ Daarbij hoeft hij ‘niet noodgedwongen naar het eeuwige te grijpen..., maar raakt hij ‘elke dag meer en meer vertrouwd met het aardse, lichamelijke bestaan.’Ga naar eindnoot85 Roemenië is alweer zijn favoriete reisbestemming. | |
1972Naast het essay Toon mij hoe je schrijft, en aforistisch proza onder de titel De zwangere stopnaald verschijnt ook Poëtische inventaris, zijn verzamelde gedichten (14 bundels tussen 1932-1972) gebundeld in een boekwerk van 565 bladzijden. De Noord-Zuid(taal)-problematiek blijft actueel. Zo gaat de Nederlandse reporter Rien Robijns Jonckheere in zijn Brusselse ministeriekantoor uitleg vragen over het flauwe elkaar-met-moppen-bestokenGa naar eindnoot86. Jonckheere antwoordt onder meer: ‘... van die moppen houd ik helemaal niet. Het zijn geslaagde bijdragen tot het in-stand-houden van het infantilisme. Er zijn trouwens meer Nederlandse dan Belgische moppen. Om te lachen heeft de mens 43 spieren in werking te stellen. Bij sommige dieren bestaan die niet. Nederlanders hebben die wel. Ze kunnen lachen, maar zijn geen humoristen.’ Karel herhaalt wat hij eerder schreef dat ‘het Noorden meer begrip moet hebben voor Vlaanderen; de vooringenomenheden tegen ons moeten verdwijnen.’ Hij eindigt met de oproep ‘Laten wij eindelijk samenwerken...’.Ga naar eindnoot87 Jonckheere verzamelt als eerbetuiging getuigenissen over zijn vriend-schrijver in Sleutelbos op Gaston Burssens (1896-1965). Hij schrijft ook een woord vooraf in het Oostends woordenboek van Roland Desnerck. Karel, Denise en zoon Floris reizen naar Roemenië. | |
1973Normaal moest hij in 1971 al met pensioen; uiteindelijk gebeurt het nu toch op 1 mei. Op de vraag: ‘Wanneer verschijnen uw ambtenaarmemoires?’ antwoordt Jonckheere: ‘Het ambtenaarsleven was voor mij niets aparts, ik zal het gewoon inschakelen in mijn algemene memoires...’Ga naar eindnoot88. Jarenlang verzorgt hij de inleidende rubriek van het informatieblad van de Nationale Vereniging voor Hulp aan Verstandelijk Gehandicapten. Vriend Emile Degelin realiseert de documentaire ‘Karel Jonckheere bezoekt zijn moedertaal’, die in 1974 in première gaat: Jonckheere doorkruist daarin Vlaanderen, Nederland en Zuid-Afrika op zoek naar de geschiedenis van het Nederlands. | |
1974Het tweede deel van zijn memoires, Waar plant ik mijn ezel?, behandelt de jaren 1930-1937. Naast een bundel aforismen, Halve zolen en achterlappen, stelt hij ook een Boeketje Buysse, levenschets en bibliografisch overzicht samen ter gelegenheid van de publicatie van het verzameld werk van Buysse. Vanaf april schrijft hij in de wekelijkse kroniek ‘Wetsteen’ een cursiefje in opdracht van Het Laatste Nieuws. De weduwe van Karel van de Woestijne had Jonckheere in 1962 een soort dagboekagenda (1903-1905) van haar man gegeven. Jonckheere vindt Pink Editions & Productions bereid om het uit te geven in hetzelfde ongewone formaat als het origineel. Hij voorziet de uitgave Dagboek Karel van de Woestijne van een inleiding en een verklarend notenapparaat. Auteur Bert Decorte schrijft een literaire monografie over zijn oud-collega en vriend Jonckheere. | |
1975In het derde boek memoires, Mijn dochter wordt sirene, heeft hij het over de jaren 1937-1939. Op 17 mei neemt hij met samen Hugo Claus, Marnix Gijsen en vele andere deel aan de tweede Nacht van de Poëzie in Kortrijk. Een week later probeert hij in Het Nieuwsblad te antwoorden op de vraag | |
[pagina 298]
| |
‘Wat is nu een Oostendenaar?’ Hij spreekt ook de lijkrede uit voor dichter Hugues C. Pernath. | |
1976De nieuwe bundel gedichten draagt de tweeledige titel met dubbele bodem Nazicht: ‘een vernieuwde kijk op het leven na een oogoperatie, tevens een uitgediepter inzicht in het bestaan zelf.’Ga naar eindnoot89. De zeventigjarige dichter laat zijn verzen voorafgaan door een interview waarin zijn voornaam zijn familienaam ondervraagt over de dood, inspiratiebronnen, de levenskunst, zijn zoon, de taal, Vlaanderen. Verder verschijnen een ‘afgemeten’ citatenboekje Ook ik, zelfs gij, vooral wij, een essay over Omer K. de Laey en een geïllustreerde (auto)biografie in de profielreeks bij Manteau. Op 25 maart woont hij de première bij van de film die zijn vriend Emile Degelin over hem maakte in opdracht van de Dienst Didactische Films en Audiovisuele Media en Bijschoolse Activiteiten van het ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur. Jonckheere schrijft mee aan het scenario waarin ‘zijn letterkundig werk benaderd wordt vanuit vier levensbeschouwelijke perspectieven, de vier oerberoepen die in hem schuilgaan: de visser, de boer, de jager en de herder.’Ga naar eindnoot90 | |
1977Deel vier van zijn autobiografische reeks draagt de titel De man met de ruiker en behandelt de woelige jaren 1939-1940. Jonckheere stelt het boek Lodewijk van Deyssel e.a. - Ju, ju, wat een grof volkje! samen met allerlei kritieken die ‘Hollanders - sinds de 16de eeuw al - over Vlamingen kwijt moeten’. Het zal leiden tot een grote controverse over de verhouding Noord-Zuid, ook al omdat Jonckheeres standpunt daaromtrent genoegzaam bekend is: ‘Het Noorden verwaarloost zijn geliefde; wij wijzen op de overeenkomsten, zij op de verschillen; de Vlaamse vertellers vinden tegenwoordig in het Noorden niet veel achting’.Ga naar eindnoot91 Jeroen Brouwers trekt heftig van leer tegen dit ‘prulgeschrift’ van Jonckheere: ‘Nooit tevoren een boek gelezen waarin de Vlaamse kleinzerigheid en lichtgeraaktheid zo ten overvloede en zo duidelijk wordt geëxposeerd. (...) Vlaanderen hoont zijn critici, maar slaat geen acht op de geleverde kritiek. Vlaanderen is bezig zich te koesteren in neo-isolationisme en voelt zich prettig op de schoot van zijn conservatieve mandarijnen’.Ga naar eindnoot92 | |
1978De door hem samengestelde bloemlezing Groot verzenboek voor al wie jong van hart is kent een groot succes. Het laatste deel van zijn autobiografie, Verbannen in het vaderland, sluit af met de oorlogsjaren 1940-1944. | |
1979Behalve de bloemlezing Brevarium der Vlaamse lyriek, gerealiseerd in samenwerking met Marnix Gijsen, verschijnen nog de bewerking Van den vos Reynaerde en de verzamelbundel Miniaturen, eerder gepubliceerd proza, citaten en aforismen. Jonckheere verzorgt in de reeks ‘Floroskoop’ zijn geboortemaand April. | |
1980Karel Jonckheere hertaalt Beatrijs. | |
1981De bundel De overkant is hier bevat gedichten die de neerslag zijn ‘van een recente levensfase’Ga naar eindnoot93 Op 28 mei huldigt Oostende de vijfenzeventigjarige auteur. ■ Jaren zestig. KJ, de ambtenaar op het ministerie
[AMVC-LETTERENHUIS] | |
1983De bundel Was het maar bij deze woorden gebleven bevat, naast een selectie uit vroeger werk, ook nog niet uitgegeven gedichten. | |
1984In het essay De Kongo van Floris Jespers geeft Karel Jonckheere zijn visie op de Congo-schilderijen van zijn vriend. | |
1985In Herinneringen aan Ensor denkt Jonckheere terug aan zijn ontmoetingen met de Oostendse meester. Het werk is opgeluisterd met prachtige foto's van meester-fotograaf Antony. | |
1986Karel Jonckheere wordt tachtig: ‘Hoe gaat het?’ - KJ: ‘Beter dan ik zelf denk en slechter dan de anderen denken.’Ga naar eindnoot94 In Vraag me geen leugens vertelt Karel Jonckheere ‘over boeken die hij heeft gelezen en vooral over schrijvers die hij heeft gekend’.Ga naar eindnoot95 Frans Cornelis stelt in opdracht van de gemeente Keerbergen een huldigingsbundel samen naar aanleiding van de tachtigste verjaardag van de schrijver. In Het wordt klaar door de ruiten worden meer dan dertig bijdragen van bekende en minder bekende auteurs opgenomen. In maart overlijdt Germaine Reynders (1905-1986)Ga naar eindnoot96, Karels eerste vrouw. Hij recupereert archiefstukken. In april is er voor Jonckheere in zijn woonplaats Rijmenam een verjaardagsviering. Feestredenaar Hedwig Speliers presenteert ‘Jonckheere als de belangrijkste kroniekschrijver van onze Vlaamse literatuur in de 20ste eeuw. Dank zij zijn schrijfdrift en publicatiewoede kunnen we een heerlijk panorama van een halve eeuw Vlaamse literatuur bewonderen.’Ga naar eindnoot97. In een interview beklemtoont Jonckheere nogmaals dat ‘als iemand de anekdote doorstaat, hij ook veel ernstiger benaderingen aankan’. Als voorbeeld citeert hij de Franse minister Talleyrand, die hinkte en op zekere dag een scheel kijkende adellijke dame ontmoette. ‘Zij vraagt | |
[pagina 299]
| |
■ 1974 Rijmenam: v.l.n.r. de pink poets Patrick Conrad, Werner Spillemaeckers, Hugues C. Pernath en Karel Jonckheere [AMVC-LETTERENHUIS]
hem: Comment allez-vous, monsieur le ministre? En hij antwoordt: Comme vous voyez, madame.’Ga naar eindnoot98. | |
1987In Wuiven naar gisteren komen herinneringen aan een plejade schrijvers uit de Nederlandstalige en aanverwante wereld aan bod.Ga naar eindnoot99 In Oostende wordt op 16 maart aan de gevel van zijn geboorteplaats een gedenkplaat aangebracht. | |
1988De dichtbundel Recht op da capo, volgens de achterflap het geestelijk testament van Jonckheere, is een antwoord op wat ‘in een onlangs verschenen brievenboek staat te lezen dat ik ‘een arme, oude sukkel’ werd en, nog aanminniger: ‘Jonckheere is dood.’Ga naar eindnoot100 Die formuleringen, de eerste toegeschreven aan Weverbergh, de tweede van Brouwers, staan in twee brieven van Jeroen Brouwers aan Julien Weverbergh, respectievelijk van 5 en 11 november 1982.Ga naar eindnoot101 | |
1990Marcel Janssens houdt op 3 april voor de ‘Middagen van de poëzie’ in het Paleis voor Schone Kunsten een voordracht over Karel Jonckheere, ‘die een blijvende waarde is. Nooit heeft hij -ismen achternagelopen of gepropageerd. In zijn verzen toont hij zich zoals hij is: mededeelzaam, gemoedelijk, melancholisch, hartstochtelijk in het verzamelen van menselijke fouten, met zin voor humor.’Ga naar eindnoot102. Op maandag 15 oktober krijgt Karel een beroerte. In het ziekenhuis contacteert hij De Morgen voor zijn laatste interview, maar hij herstelt relatief vlug.Ga naar eindnoot103 | |
1991Op initiatief van de ‘Vrienden van het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst’ viert Oostende op 3 mei de 85ste verjaardag van Karel Jonckheere. Begin december vertelt Jonckheere zijn week-dagboek in het BRT 1-programma ‘Madiwodo’. De Oostendse sculptor Josiane Vanhoutte bezoekt Karel Jonckheere in functie van een te realiseren bronzen borstbeeld, een opdracht van het Oostendse Willemsfonds. | |
1992Niemand moet me helpen sterven (maar eenieder mag me leren leven), deze bloemlezing van Karel Jonckheere door Herman de Coninck werpt een nieuw en verhelderend licht op de productie van de ‘vergeten dichter’: ‘Het heeft een bundel of drie geduurd voor Karel Jonckheere zijn eigen stem vond. Laat zijn adolescente biechtpoëzie, zijn experimenten met het vrije vers en zijn opsommingsgedichten weg en je houdt een tragische dichter over van een goede honderd klassieke verzen.’Ga naar eindnoot104. Roel Ghysel van de jonge Oostendse uitgeverij Manga mag de in 1947 bekroonde dichtbundel Spiegel der Zee, opnieuw verspreiden, in een vijfde druk op 1000 exemplaren. Jonckheere laat er een origineel voorwoord, blz. 7-19, in opnemen. Daarin spreekt hij zijn liefde voor zijn vaderstad uit: ‘Aan zee geboren worden is een gunst. Een voorrecht daarenboven als dit te Oostende gebeurt.’ Hij wijst ook op het spanningsveld waarin de kustbewoner - ‘tussen twee horizonten’ - leeft en dat een Oostendenaar probeert op te heffen door relativerend te spotten, te ‘grèten’. Heimwee naar OostendeGa naar eindnoot105 heeft Karel niet direct, want ‘op anderhalf uur sta ik er met de auto.’ Wel geeft hij toe: ‘We wonen hier... maar we leven in West-Vlaanderen.’Ga naar eindnoot106 Gidsenkring Lange Nelle ontwerpt een Karel Jonckheere-wandeling in Oostende; ze wordt voor het eerst georganiseerd op 19 juli. | |
1993Op 13 december, 87 jaar oud, sterft Karel Jonckheere in het Imelda-ziekenhuis van Keerbergen en hij wordt in intieme kring begraven in Rijmenam. Hoewel hij het anders had gewenst: ‘Om het scholieren gemakkelijk te maken zou ik willen sterven in mijn geboortestad op mijn honderdste verjaardag.’Ga naar eindnoot107 | |
[pagina 300]
| |
Heel wat interviewers en verslaggevers gebruikten citaten en aforismen van Jonckheere; hij bood ze dan ook constant op een presenteerblad aan. Perskoppen (de meeste verschijnen op 15.12.1993) naar aanleiding van het overlijden van Karel Jonckheere: KJ 1906-1993 Liefde voor het woord (NCR Handelsblad) - Spitse geest tot zwijgen gebracht (Het Nieuwsblad) - Speelse en ironische dichter Karel Jonckheere overleden (Gazet van Antwerpen) - Karel Jonckheere overleden. ‘Aan de onsterfelijkheid na de dood heb je niks’ (Het Belang van Limburg) - Met Karel Jonckheere ging een groot auteur. Karel Jonckheere sprak Oostends (Het Laatste Nieuws) - Karel Jonckheere wou nog naar Weckx schrijvenGa naar eindnoot108 (Het Volk) - Karel Jonckheere, dichter-reiziger. Spel en ernst verweven tot agressieve mildheid (De Standaard) - Karel Jonckheere overleden (De Morgen)Ga naar eindnoot109 - Wijlen Karel Jonckheere was verknocht aan de zee. Een groot Oostendenaar. Hij blijft een monument. Karel Jonckheere tot echtgenote: ‘Als je hoort zeggen dat ik dood ben, maak me dan direct wakker.’ (De Krant van West-Vlaanderen, De Zeewacht) Vriend-cineast-romancier Emile Degelin ontwerpt de grafsteen en kiest de epitaafverzen. ■ 1974 (zomer) Jeroen Brouwers en KJ
[AMVC-LETTERENHUIS] | |
1994-2008Begin 1994 brengt Willie Verhegghe een hommage aan Karel Jonckheere: ‘Een leven dat voor hem niet lang genoeg kon duren, waarvan hij heel moeilijk afscheid kon nemen. Het is alsof hij soms met boutades en een voor velen onverteerbare zelfspot aan de dood wou ontsnappen. Hij heeft zijn uiteindelijk vertrek naar Ispahaan overigens behoorlijk lang uitgesteld.’Ga naar eindnoot110 Op bezoek bij de weduwe Denise Jonckheere-Deketelaere in september 1994 toont ze me de ‘stil geworden werkkamer’ van Karel zaliger. De wand rechts bevat boeken in verband met zijn reizen, ‘in den vreemde’ gekregen werk, reisdagboekenGa naar eindnoot111 en vertaald werk. Links staan de ‘vrienden’-boeken: bovenaan Teirlinck, Walschap, Gijsen en Brulez; daaronder Nederlandstalige literatuur zoals Boon en Lampo. Onderaan vind je werken inzake taalstudie en literaire besprekingen. Tegen de hal staat de boekenwand met heel veel bloemlezingen, de werken van Claus, Burssens en Karel van de Woestijne en een pakket brieven. Onderaan bevindt zich een doos met zijn laatste geschriften, onuitgegeven verhalen, agenda 's per jaar met aantekeningen en een reeks roze mappen met ‘Een herfst schrijft zijn verleden’, recensies, gedichten en aforismen, Oostende en de bundel ‘Kruispas’. Denise en Floris krijgen nu uiteraard heel wat minder volk over de vloer. Meestal stonden ze ook in de schaduw van hun bekende echtgenoot en vader. ‘Telkens er bezoek was voor Karel trad echtgenote Denise als gastvrouw op en speelde zoon Floris piano. Voordrachtkunstenaar Francis Verdoodt verwoordt het zo: ‘Vele uren heb ik in Rijmenam naar hem geluisterd./.../ Denise: beamend, aanvullend, zorgzaam bezig met kruidenthee, koffie en gebak. Floris: monkelend meedenkend, namen en feiten oprakelend, soms grijpend naar de helderheid van zijn piano.’Ga naar eindnoot112 Heel treffend is wat Floris ooit over zijn vader zei: ‘Als hij thuis is, is hij te veel, als hij niet thuis is, wordt hij gemist. Het beste is, als hij thuis is en slaapt.’Ga naar eindnoot113 Het Oostendse Willemsfonds zet op zaterdag 19 oktober 1996 in het Oostendse Feestpaleis een grootse Karel Jonckheerehuldiging op het getouw. In aanwezigheid van zijn weduwe Denise en zoon Floris wordt het bronzen borstbeeld van Karel onthuld. Het krijgt een prominente plaats in de leeszaal van de Oostendse stadsbibliotheek ‘Kris Lambert’. In 2001 schrijft Jeroen Brouwers ‘Grafsteen aan de Dijle’Ga naar eindnoot114, een mild(er) maar raak en verhelderend portret van Karel Jonckheere. De Cultuurdienst van de stad Oostende organiseert van 3 december 2005 tot 12 februari - in samenwerking met het Willemsfonds, de familie Sorel, talrijke kunstenaars en Dirk Beirens - de dubbeltentoonstelling Jonckheere-Sorel in de Venetiaanse Gaanderijen. In september 2006 wordt in aanwezigheid van zijn zoon Floris en zijn gelijknamige neef, het grote Oostendse bibliotheekplein officieel naar de letterkundige Karel Jonckheere genoemd. Hij zou het heel graag gedaan hebben, daarom laat ik hem besluiten: ‘Als ik herinneringen schrijf, zitten we gevieren aan mijn tafel: mijn zo maar ademend “ik”; mijn “ik” dat het verleden op de pijnbank strekt; een derde “ik” dat de bekentenissen optekent; een vierde dat glimlacht of grijnst naarmate het ontlokte waarheid schijnt of leugen. Bij het herlezen jaag ik ze allen buiten. Waar ben ik dan?’Ga naar eindnoot115 |
|