Te gast Riet Wille
Riet Wille (1954) is door haar werk als logopediste vertrouwd met de leefwereld van jonge kinderen. Hun denken en voelen beschrijft ze in eenvoudige en klankrijke woorden in gedichten, raadsels en verhalen. Ze schrijft teksten met sterke leestechnische beperkingen, die toch uitdagend en motiverend zijn. Het originele Mijn pen heeft zin (2004) is als briefverhaal een knap staaltje van inleving in de psyche van een zevenjarig meisje. Voor het abc-boek Van aan tot zin in een zoen (2007) werd ze dit voorjaar bekroond met een Boekenwelp. Riet Wille hecht veel belang aan vormgeving en illustraties. Ze wil dat de combinatie van tekst en tekeningen de jonge lezers prikkelt en extra stimulansen biedt. Ze schrijft zelf de scenario's voor de uiteindelijke vormgeving en zet kinderen via zoekplaten, beeldpuzzels, rijm- en klankspelletjes aan tot spelen met taal.
Toch is het vooral in gedichten dat Riet Wille haar speels en creatief taalspel toont. Als de koeien bloeien (1994) met illustraties van Kristien Aertssen, bevat tal van sprankelende gedichten, vaak in een originele schikking. In Een rijm in mijn oor (2003), Dag Dier! (2005) en Wie dit leest wordt een beest (2006) zijn de ritmische, klankrijke zinnen op het leesniveau van een beginnende lezer. De gedichten verwijzen op kindermaat naar tal van universele emoties. Met welke illustrator ze ook samenwerkt, tekst en beeld vormen steeds een verrassende eenheid. Waarom mijn handen geen schoenen willen (2007) bevat een zeventigtal gevarieerde gedichten over handen en vingers. Geert Vervaeke maakte er treffende en speelse illustraties bij: monotypes in zwart met een groene steunkleur.
In haar gedichten zet Riet Wille door een aparte invalshoek of door woordspel de jonge lezer aan tot nadenken en interpreteren. Soms bereikt ze door herhalen en variëren met weinig woorden een bijzonder effect. Ze stimuleert de ontdekkingszin van kinderen en prikkelt de verbeelding. Door niet alles te expliciteren maar ook te suggereren slaagt ze erin de beperkte woordkeus te overstijgen.
|RIA DE SCHEPPER|