Op deze afbeelding in een handschrift uit de universiteitsbibliotheek van Aberdeen (hs. 24, fo56r) keert de phoenix zich naar de zon. Het manuscript kwam in Engeland tot stand omstreeks 1200.
Claudianus was een Egyptenaar, die door zijn contacten met Romeinse bestuurders naar Italië kwam en daar aan het hof van de Romeinse keizers een hoge positie als hofdichter heeft bereikt. Zijn werk bezingt de daden van de keizers Theodosius en Honorius en vooral hun generaal Stilicho, en is geschreven tussen 390 en 404 n.Chr. Waarschijnlijk is hij, nauwelijks 35 jaar oud, in 404 overleden, althans is na dat jaar niets meer van hem vernomen.
Naast zijn lofdichten, die gemiddeld ongeveer 400 verzen lang zijn en het Romeinse Imperium bezingen alsof het helemaal niet de ondergang nabij is, heeft Claudianus ook een epos gewijd aan de roof van Proserpina (het werk is onvoltooid gebleven) en kortere gedichten geschreven. Tot die laatste groep behoort de Vogel Phoenix, een gedicht van 110 hexameter-verzen, waarvan hierboven het begin is te lezen (vv. 1-16 en 23-47). Claudianus schrijft een mooi, klassiek Latijn, dat alle eer bewijst aan zijn grote voorbeelden Vergilius, Ovidius, Juvenalis en anderen, maar ook een eigen toon en inspiratie heeft.
Phoenix is een mythische vogel, dienaar van de zon, en wonend in een oostelijk oord, waar de zon opgaat. Het meest bekende verhaal over hem is dat hij na een periode van 1000 jaar - maar er worden ook andere getallen genoemd - sterft, verbrandt en uit zijn eigen as herrijst. Hij bouwt dan zijn eigen graf, dat ook zijn wieg is, een geurrijk nest dat hij vanuit het oosten naar de tempel van de zonnegod in Egypte brengt en daar voltrekt zich de vernieuwing. Hij is zijn eigen vader en zijn eigen zoon. Al vroeg is hij het symbool geworden - en hij is dat vooral in de literatuur nog steeds - van het zich steeds vernieuwende leven; op vroegchristelijke sarcofagen komt hij bijvoorbeeld voor om de opstanding te symboliseren.
Claudius Claudianus, Verzamelde gedichten. Vertaald door M. d'Hane-Scheltema, 322 bladzijden, verschijnt in september in de Baskerville Serie van Athenaeum-Polak & Van Gennep te Amsterdam.