Alice Nahon door Diane Linnig
Manu van der Aa
Tussen augustus 1913 en september 1914 was Alice Nahon, die later de populairste dichteres van Vlaanderen zou worden, leerling-verpleegster in het Stuivenbergziekenhuis te Antwerpen. Tijdens deze periode had zich tussen de zeventienjarige Alice en de zeven jaar oudere ziekenhuiszuster, Anne Voeten, een innige, zelfs wat erotisch getinte relatie ontwikkeld. ‘Zoals wel meer voorkomt bij gevoelige meisjes, dweepte ook zij met haar monitrice. Bijna dagelijks vroeg ze mij of ze in mijn kamer mocht komen. [...] Alice zat doorgaans op een bankje te dromen en in het ijle te turen, zonder veel acht te slaan op mijn gaan en komen. Een paar dagen later kwam zij dan met een gedichtje aandragen, dat zij zonder er iets bij te zeggen op mijn schrijftafel legde’, schreef Voeten later. Uit een van die tot nu toe ongepubliceerd gebleven gedichten (‘Schijn’) blijkt dat dat dwepen toch wel redelijk ver ging:
'K geloof dat 'k u minde,
steeds zocht ik Zuster Voeten,
'K had u wel willen kussen op elke
'K had schaamte voor mij zelf,
'T werd in mijn hart zoo droef
maar steeds bleef ik alleen.
En op een droeve morgen gaaft ge
m'en zoen, op mijn betraande wang
Den storm was uit en nu begon in mij
En 's avonds vóór het rustengaan,
geeft ge mij dien nog weer
maar zoo zoet als de eerste was,
Nahon schreef nog minstens drie andere gedichten voor Anne Voeten: ‘Aan mijn liefste Zuster Voeten’, ‘Aan m'n Zuster Voeten’ en ‘Haar beeltenis’. In het eerste bekent de dichteres dat ze ‘een gansch jaar [...] aan wanhoop en verlangen’ in haar verzen heeft neergeschreven ‘voor u geheimvol-lieve vrouw’. In het tweede gedicht anticipeert ze op het nakende afscheid: ‘Wanneer ik weg van u zal zijn’. Uit dit gedicht blijkt voorts dat Anne Voeten inderdaad met een geheim worstelde:
Wanneer er in uw licht-blauw oog,
Omdat u het alleen-zijn drukt,
of 't droeve van de wereld
Ach 'k weet zoo goed dat ik tot troost,
Omdat ik nimmer d'oorsprong
Maar weet dat ik als vroeger nog,
Dat ik dan zacht en innig nog,
Na haar ontslag om gezondheidsredenen, onderhield Nahon nog enige tijd contact met Anne Voeten, onder andere via een dagboekje dat ze op vakantie in Putte speciaal voor haar bijhield. Er is genoeg circumstantial evidence voorhanden om aan te nemen dat de relatie tussen Nahon en Voeten, die beiden ongetrouwd zouden blijven, meer dan een gewone vriendschap was. Zoals het gegeven dat Voeten zich de verregaande dweperij van haar leerlinge, die amper zeven jaar jonger was, nogal liet welgevallen en dat ze de intieme ontboezemingen van Nahon altijd bewaard heeft. Toen ze de documenten in december 1956 aan het AMVC bezorgde, legde ze er de nadruk op dat de dichteres ze als ‘zeer persoonlijk’ beschouwde en zich vast tegen publicatie zou gekant hebben maar dat ze wel ‘belang’ hadden. De toenmalige conservator, Ger Schmook, had blijkbaar begrepen waar het schoentje wrong en besliste de papieren niet openbaar te maken maar ze veilig op te bergen. Pas in 2004 werden de documenten teruggevonden en vrijgegeven.
In het legaat Voeten bevindt zich ook een portretje van de dichteres dat ze voor haar geliefde zuster had laten maken door de jonge kunstenares Diane Linnig (1894-1978). Zij was een telg uit een bekend Antwerps kunstenaarsgeslacht, dochter van Benjamin Linnig (1860-1929) en zus van Zoë Linnig (1893-1979). Het is niet geweten hoe Nahon bij Diane Linnig terecht is gekomen. Misschien kende ze haar van de Academie van Antwerpen waar Linnig evenals Nahon, maar met meer vasthoudendheid en talent, lessen gevolgd had.
Het portret - sanguine op papier - dat Linnig van haar tekende, toont een mooi meisje met pagekapsel dat met melancholische blik en een zweem van een glimlach om de lippen van de beschouwer wegkijkt. Het is opvallend dat deze vroege tekening volledig in de lijn ligt van de latere, stereotiepe afbeeldingen van de dichteres (als vroom weemoedig maagdje) waarvan de bekendste wel de foto van Edgar Barbaix is die door de Standaard Boekhandel werd gebruikt voor de Vlaamse-weeldereeks en die in belangrijke mate heeft bijgedragen tot de mythevorming rond Alice Nahon.
Deze tekening echter werd gemaakt in tempore non suspecto en was alleen bestemd voor Anne Voeten die ze samen met het dagboekje uit Putte kreeg. Al wilde Nahon met dit portret, hier allicht nog onbewust, natuurlijk eenzelfde gevoel oproepen bij die ene vrouw als later bij haar lezerspubliek - in beide gevallen met succes.