Hugo Claus door Jan Vanriet
Stefan Vancraeynest
Kort na de eerste publicatie van Het Teken van de Hamster in 1963 en niet zo lang voor de tweede editie ervan in 1975 mocht ik Claus persoonlijk ontmoeten. Kort na mei '68 was dat. Mei '69. Ongeveer. Ik was student Germaanse filologie aan de Kulak toen Marcel Janssens de dichter en zijn vrouw Elly Overzier naar de campus voor enkele gastcolleges uitnodigde. Claus onderhield ons, studenten, heel gevat en toen ook nog met zichtbaar genoegen met verhelderende antwoorden op goed voorbereide vragen over Oefeningen 1 en Een Huis dat tussen Nacht en Morgen staat. Ook over Het Teken van de Hamster, nog steeds een beetje beïnvloed door Dylan Thomas van wie hij al in 1957 het indrukwekkende Under Milk Wood als een literaire tour de force had vertaald. Een Spel voor Stemmen, waarvan wij toen maar niet genoeg konden krijgen en dat het Rotterdamse RO Theater sinds 1957 zo ongeveer om de vijf jaar op het programma zet. Onder andere Guy Casiers heeft er in 1997 nog een schitterende productie van gemaakt in onvervalste Orson-Welles-stijl. Geënsceneerd hoorspel, spel in het spel met een stemmenspel. Heerlijk.
‘Te Gent zijn de huizen grauw gekarteld. Hun huid is als die van een vrouw met pokken. De bewoners, halfzoolgangers, hokken er welgezind. Mijn straat is voortdurend aangetast door het onbeweeglijke water der rivier’. Diezelfde rivier die door Kortrijk stroomt, het Walle van het latere Het Verdriet van België. Van Gent naar Brugge en weerom en omdat het niet anders kan door het Melkwoud of via de woestijn Kortrijk. Kortrijk, Brugge, Gent... De Bermudadriehoek van Claus. Wie bewerkt Het Teken van de Hamster voor toneel, Guy Casiers? Een Spel voor Stemmen? Graag!
Weer naar die kleine aula, dat auditorium. De zo typische, doorrookte stem van Claus, de lijzige retoriek, het maniëristisch aarzelend zoeken naar het beste woord, de meest accurate beschrijving, de meest cryptische of escapistische omweg, zijn imposante lichamelijke aanwezigheid in die kleine aula, koketterend achter de gefumeerde brilglazen...
■ Jan Vanriet, aquarel uit: Hugo Claus, Het Teken van de Hamster, Antwerpen, Lotus, 1979, p 25.
Foto: Jan Vanriet. Voorstellend Hugues Pernath en Hugo Claus. ‘Voor die heer rechts was mijn inspiratiebron Maurits Naessens, het is zeker géén portret, maar ik heb aan zijn “type” gedacht toen ik de tekening maakte’, verklaart Jan Vanriet. Maurits Naessens (1908-1990) was actief in het bankwezen (Bank van Parijs en de Nederlanden) en speelde een belangrijke rol als mecenas.
we waren allen betoverd. En dan ging het ook al eens in de gemoedelijke marge over Nukerke en over zoontje Thomas en tekenen en schilderen en Hugoké en film... en jazz. Ik mocht zelfs helemaal uit mijn bol gaan en uitvoerig over Charlie Bird Parker vertellen naar aanleiding van het gedicht ‘April in Paris’. Ik smolt erbij toen Claus zelf zei verbaasd te zijn over mijn kennis van de bebop. Ik kan er vandaag alleen uit concluderen dat het hem toen meer om de haast etherische en suggestieve klanken van die sax te doen was dan om de fascinatie voor de jazz, want ik heb ondertussen zoveel meer van die muziek begrepen. Er was toen al
Masscheroen geweest, die Clausiaanse Marieken Van Niemeghen. Met de naakte drievuldigheid waarvan Hugues Pernath er eentje was. Schandaal in het katholieke Vlaanderen. Later het wondermooie ‘Het Graf van Pernath’ van Claus. En dan de kranten: Pernath ons veel te vroeg ontvallen, hersenbloeding velt Pernath amper 41, Pernath samen met Snoek en Gils als
pink poets op experimenteel pad door de literatuur, Pernath, de meest besmettelijke der Vlaamse dichters.
En het Kortrijkse Theater Antigone had toen ook al ettelijke keren Suiker opgevoerd. In aanwezigheid van Claus zelf en van zijn trotse vader. Ik vastgespijkerd op de eerste rij. Zoveel Steinbeck, zoveel Buysse, zoveel Streuvels, maar vooral zoveel nieuwe woordsynthese. Claus! En KNS zou toen met Vrijdag uitpakken. Het zou later zelfs in het Engels gespeeld worden. Vlaams Theater op de West End! Marke of all places in London. Theater werd mijn passie, wist ik toen zeker. Toen had ik nog niet van leeftijdgenoot Jan Vanriet gehoord. Ook 20 in '68. Begenadigd en begaafd penseelridder die schildert omdat het schrijven hem niet lukt. ‘Ik ben schilder omdat ik geen goede schrijver ben; ik wil “binnen halen” waarmee dichters bezig zijn.’ Hij houdt van het woord zoals blijkt uit zijn vele werken, die, geïnspireerd door literatuur en poëzie of juist zélf inspiratiebron