De schemer van winteravondblauw
Jos Borré
Gerard Walschap en zijn vrouw hadden vijf kinderen. Samen met Bruno (1938-1999) en Carla (1932) behoorde Lieven (1930-1990) tot de drie jongste, die hun ouders vaak zorgen baarden om hun rebelse houding. In meer dan één brief aan mensen uit zijn omgeving beklaagt Walschap zich over zijn ongemakkelijke relatie met zijn derde zoon, over diens opstandigheid en geslotenheid, over zijn gereserveerde waardering voor zijn vader.
Walschap spoorde Lieven aan om rechten te gaan studeren aan de Rijksuniversiteit te Gent. Lieven wilde echter liever kunstschilder worden. Daarop bedong Walschap een compromis: Lieven zou tijdens de weekends lessen kunnen volgen bij kunstschilder Vic Dolphyn (1909-1992), getrouwd met Anna De Ridder (1912-2003), dochter van Fons De Ridder, ofwel Willem Elsschot. Lieven wilde echter zijn studie helemaal opgeven. Ten einde raad betrok Walschap de peter van Lieven, Marnix Gijsen, in de discussie. Ook hij kon hem evenwel niet op andere gedachten brengen en gaf forfait. En hij waarschuwde Walschap: ‘Je bent bezig van Lieven een révolté te maken. Laat hem schilder worden, het is toch geen hoerenbedrijf. Hij meent het.’
Lieven kwam regelmatig over de vloer bij de De Ridders, die toen schuin aan de overkant in de Lemméstraat in Antwerpen woonden. Hij voelde er zich thuis en geaccepteerd. En hij zag in Elsschot een andere vader: ‘Niet tegen het geloof, maar gewoon ongelovig. Hij was totaal vrij, die man.’ In een gesprek met Martine Cuyt herinnert Libera Carlier zich over deze vader-zoonverhouding: ‘Walschap heeft me eens gezegd dat Lieven Elsschot als schrijver hoger had zitten dan zijn eigen vader. Verder ging dat niet, want vader Walschap hield veel van Lieven.’ De verhoudingen werden gecompliceerd toen de familie Walschap eind jaren veertig te horen kreeg dat Lieven een relatie had aangeknoopt met Anna, achttien jaar ouder dan hij. Dit leidde in het gezin Walschap tot bittere verwijten. In een openhartige brief aan een hartsvriendin, Jeanne Laurent, tien jaar later, schreef Walschap hierover: ‘Wild van verdriet gaf mijn vrouw mij de schuld. Mijn ongeloof had mijn zoon op de slechte weg gebracht. Bij onze disharmonie van karakter, reeds ondragelijk toen ik nog vromer was dan mijn vrouw, bij onze onenigheid in metaphysicis, voegde zich het onnoemelijk lijden om onze jongen, in tweedracht gedragen.’
Lieven werd sowieso kunstschilder. De romance tussen hem en Anna De Ridder duurde tot 1960. Ze hadden samen een tijdlang een antiekzaak. Later werd Lieven professor in de schilderkunst aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. Afgewezen worden door zijn zoon kwetste Walschap. Hij weigerde zich neer te leggen bij de afstandelijkheid van Lieven en zijn ongevoeligheid voor zijn vaders zorgen. In de loop van de jaren werden de vouwen wel weer gladgestreken, maar bij Walschap zinderde de pijn lang na.
Bleef er iets hangen van die gespannen verhouding en was dat merkbaar toen ze voor artistieke doeleinden urenlang oog in oog stonden? Walschap poseerde een aantal keren voor Lieven. Met de pijp aan de mond, omstreeks 1950. Schrijvend, in vooraanzicht, in 1960, toen hij aan Nieuw Deps (1961) werkte. Met kleindochter Winke op de schoot, eind jaren zestig. In de jaren zeventig schilderde Lieven een groot portret van zijn beide ouders, waarop slechts hun aangezicht en handen - en enkele studies van de handen - volledig uitgewerkt zijn tegen een grotendeels witte achtergrond. Vermoedelijk in de jaren tachtig maakte hij alleen van zijn vader (mevrouw Walschap was overleden in 1979) een portret in dezelfde stijl. Het is vandaag in het bezit van zoon Guido (1927).
Op dit doek valt het wit op in de kleding van de geportretteerde. Hij lijkt wel een kamerjasachtige wikkelmantel te dragen, of een soort kazuifel, wat erg dubbelzinnige connotaties met Walschaps verleden als seminarist oproept. Maar op enkele ontwerplijnen en een opvallende grasgroene aanzet tot inkleuring na is die kleding niet uitgewerkt. Daardoor geeft ze onduidelijke informatie over de geportretteerde. Met deze afwezige of misleidende duiding contrasteert de minutieuze precisie waarmee het hoofd en de rechterhand zijn afgebeeld. En de sprekende gelaatsuitdrukking: de blik, omrand en in zijn diepte gevat door de grote brillenglazen, en de trek om de mond, waar rust, evenwicht en gelatenheid uit spreken, niet de koppigheid of opstandigheid die meestal met (de jongere) Walschap geassocieerd worden. Met de sereniteit gaat een indruk van ascese en gelatenheid gepaard. Staken in het eerdere schilderij gelaat en handen erg af tegen de witte achtergrond, in dit tweede portret vat Lieven Walschap zijn vader in een context van kleurvlakken. Het doet wat denken aan Francis Bacon, die in zijn meest bekende werk de armslag van zijn figuren laat inperken door geometrische contouren. Bij Lieven Walschap waren echter veeleer controle en beheersing in het spel, zo lijkt het. Met zijn witte kleding leunt Walschap tegen een grote zwarte driehoek in de rechterbenedenhoek aan. De achtergrond is ingenomen door een vaal winteravondblauw, dat nog verduistert naar de basis van het doek toe. De overschildering met oker van een deel daarvan bakent samen met de zwarte driehoek de ruimte af waarin Lieven Walschap zijn vader schijnbaar klem wilde zetten. Het warme oker is duidelijk verwant met de gezonde gelaatskleur van de geportretteerde, althans waar ze niet hel belicht is. Doorheen het oker schemert echter nog altijd wel het koele blauw.
Het portret is niet gedateerd. Vermoedelijk dateert het uit het begin van de jaren tachtig, toen de auteur in de tachtig was, en de schilder in de vijftig. Het geeft blijk van een bewuste, veelzijdige contrastwerking: het schetsmatige tegenover de uiterste precisie, de koude kleuren naast en onder de warme, de geometrische aflijningen van de ruime achtergrond rondom de allzumenschliche uitdrukking op het in verhouding kleine gelaat. Tot waar de Hineininterpretierung dreigt is men geneigd in dit alles de complexe gevoelens verwerkt te zien van de rijpe zoon tegenover zijn nu bejaarde vader. In ieder geval spreekt uit dit portret een grote, beheerste bewogenheid van de kunstenaar ten overstaan van zijn model.