Stijn Streuvels door Rik Slabbinck
Jean Luc Meulemeester
Het is bekend dat het oeuvre van de Brugse kunstschilder Rik Slabbinck (3 augustus 1914 - 19 juli 1991) rond 1955 evolueerde naar een sterke stilering en een zorgvuldig uitgekozen en voor hem typisch verhelderend kleurenpalet. Inderdaad, vooral de uitgepuurde eenvoud die leidde tot de absolute synthese en de intense (dikwijls feestelijke), onvermengde, vibrerende en zelfs gedurfde kleuren vallen in zijn latere doeken voortdurend op en vormen voortaan essentiële kenmerken. Op die manier is zijn werk onmiddellijk herkenbaar en heeft het echt een eigen stempel gekregen waarvan hij eigenlijk nooit meer afweek.
Hij rukte zich los van de invloed van zijn vriend Constant Permeke, die hij wel in het leggen van lagen verf gedeeltelijk volgde. Henri Matisse en Rik Wouters zullen hem ook wel hebben geïnspireerd, misschien ook wel Paul Cézanne voor de compositie van bepaalde stillevens. Schrijver Jos Vandeloo formuleert het in zijn Slabbinckkunstboek uit 1984 als volgt: ‘Hij is een schilder, die in zijn felle en zuivere kleuren onze vaak zo sombere wereld tot een heerlijke tuin van Eden herschept. Een schilderkunst die de ongeëvenaarde en rijke kleurenpracht van een onbereikbaar paradijs oproept, maar die allesbehalve alleen maar felheid en uitbarsting is. Integendeel, er zit diepte in, stilte, bezinning, meditatie en suggestie.’
Kunstcriticus Fernand Bonneure voegt daar in zijn openingstoespraak van de herdenkingstentoonstelling ‘Rik Slabbinck’ in de Garemijnzaal van de Brugse hallen op vrijdag 2 april 1991 aan toe: ‘Met zijn koloriet heeft Slabbinck inderdaad, over het fauvisme heen, een eigen stijl ontwikkeld die hem altijd heeft gekenmerkt.’
Dit kleurenexpressionisme bezorgde hem de bijnaam van ‘le peintre solaire’, de zonneschilder die hij als een eretitel beschouwde. Die in het oog springende en bijna steeds zuivere tinten komen helder en klaar over omdat zijn werken niet overheerst worden door een kluwen van details. De kracht van zijn oeuvre ligt in de combinatie van kleur en het wezenlijke van het voorgestelde. Slabbinck bleef figuratief, zelfs gemakkelijk toegankelijk zonder symboliek of ingewikkelde iconografische interpretatie. Toch worden bepaalde indrukken of emoties gesuggereerd. De sterke stilering, de versobering zorgt ervoor dat schaduweffecten overbodig worden, dat licht en kleur één worden zonder afbreuk te doen aan de opgeroepen sfeer, dat landschap, zeegezicht of stilleven, zelfs de dromende naakten herleid worden tot het essentiële. Hetzelfde geldt voor zijn portretten. Die van Stijn Streuvels vormen daarop geen uitzondering, integendeel.
Slabbinck schilderde zijn eerste portret van Stijn Streuvels (3 oktober 1871 - 15 augustus 1969) in ‘Het Lijsternest’ zelf, waar de schrijver na zijn huwelijk met Alida Staelens op 19 september 1905 woonde. Uiteindelijk maakte de kunstenaar in 1956-1957 drie portretten. Eén behoort nu tot collectie van het AMVC-Letterenhuis in Antwerpen, een ander hangt in een (Brusselse) privéverzameling en het al vermelde behoort tot de verzameling van de provincie West-Vlaanderen in ‘Het Lijsternest’ zelf. Ze zijn alle in olieverf op doek geschilderd en hebben ongeveer dezelfde afmetingen (73 × 60 cm).
De ontvangst in Ingooigem was niet al te hartelijk. Slabbinck heeft de bijhorende anekdote geregeld verteld, onder meer in De Standaard van 15 december 1962. Na de korte begroeting zei Streuvels zonder omhaal: ‘Zeg mij maar hoe ik moet zitten’. Op een stoel nabij het venster van zijn (bekende) werkkamer, waar wat spaarzaam winterlicht binnenkwam, bleek de beste plaats. De schrijver zette zich neer en bleef stokstijf zitten. Na een vijftiental minuten merkte de kunstschilder op dat het nu ook niet nodig was zo muisstil te zitten. ‘Ik ken dat van die schilders.’ was de barse repliek. ‘Ze zeggen dat allemaal maar achteraf trekt het op niks.’ Wat later vroeg de schilder hem of hij eventjes wilde rusten. ‘Zijt gij misschien al moe, ik niet. Doe maar voort.’ Na zowat een uur achtte de Bruggeling het toch nodig even te pauzeren. Streuvels stond op en kwam kijken. Hij zei met moeite iets. Na een vijftal minuten ging de schrijver opnieuw poseren met de woorden: ‘Doe nu maar voort, want 't zal vroeg donkeren.’ Slabbinck werkte verder en stelde niet meer voor om te rusten. Toen de kunstenaar het voor die dag bekeken hield, ging Streuvels opnieuw naar de aanzet kijken. Hij keek lang, zei geen woord, stapte naar een kast en presenteerde de kunstschilder een sigaar en een borrel. ‘Hier, neem maar aan, ik zie dat het goed zal worden’. Het ijs was gebroken. Het eindresultaat is inderdaad goed. In een typisch Slabbinckcoloriet en beperkt tot de essentie weet de kunstenaar Stijn Streuvels te typeren en met verf concreet te beschrijven, zonder overbodige details. Het is Frank Lateur op en top: met karakteristieke snor, haarbos en pak met das, stuurs voor zich uitkijkend, wat nors, maar intens peinzend. Positieve koppigheid werd echter bij beiden gevonden, de ene bleef bij het
frappante kleurengamma en de strenge soberheid van de essentie; de andere in het tot in het detail beschreven verhaal gesitueerd in het Vlaamse land waar ze alle twee blijkbaar sterk van hielden...