Virginie Loveling door Willem Geets
Ludo Stynen
Ruim twee decennia al breng ik nagenoeg wekelijks enkele uren door in de leeszaal van het AMVC-Letterenhuis. Toen de instelling nog gewoon een lettercombinatie als naam had, en vóór de ingrijpende facelift van de permanente tentoonstelling ook al weer enkele jaren geleden, hingen enkele portretten van 19de eeuwers aan de muur vlak bij de lift. Julius Vuylsteke, jarenlang boegbeeld van het liberale Willemsfonds was een van hen, een in olieverf vereeuwigde Virginie Loveling was de meest opvallende in het rijtje. Geen mooi portret, zo dacht ik iedere week opnieuw. Die zichzelf beschermende, zichzelf afschermende houding, die stuurse blik,... wie wil nu zo vereeuwigd worden? Af en toe dacht ik zelfs dat die blikken speciaal voor mij bedoeld waren, in die dagen haar biograaf.
Maar natuurlijk was dat niet zo. De 78-jarige juffrouw had andere redenen om zo ernstig te poseren. Een eerste was de nauwelijks enkele weken eerder in alle hevigheid losgebarsten oorlog die in Gent leidde tot een niet eerder geziene troepenbeweging en een enorme toevloed van vluchtelingen. Een andere was haar overtuiging dat poseren een ernstige zaak was, een beetje ijdel bovendien, waar ze sowieso weinig om gaf: alsof ze iets van zichzelf te grabbel gooide - om dezelfde reden hield ze ook niet van biografen en anderen die over haar persoon schreven.
Als we de verschillende portretten bekijken die ooit van de schrijfster gemaakt werden, dan blijkt die geposeerde ernst een prominente constante. Tegelijk lijkt Loveling (1836-1923) altijd een stuk ouder dan haar werkelijke leeftijd op het ogenblik van de opname. Dat is geen toeval, dat is een keuze. En wellicht is op dezelfde manier te verklaren waarom Virginie nog in 1902, in een brief aan de Nederlander Leopold, het bestaan ontkende van een reproduceerbare afbeelding van haar jong gestorven zuster Rosalie waarvan ondertussen toch twee beeltenissen uit de vroege jaren 1850 bekend zijn. J. Van de Casteele (‘Kanttekeningen bij twee merkwaardige
■ Willem Geets (1838-1919), schilder, tapijtontwerper en kunstcriticus. Was directeur van de Mechelse academie waar hij in 1882 het onderricht aan meisjes introduceerde. Virginie Loveling was af en toe te gast in zijn prachtige renaissancewoning in Mechelen. In een brief van 24 oktober 1880 schreef de toen 44-jarige Loveling: ‘Het was er zeer aangenaam en het onthaal iets buitengewoons; hij heeft mij teekenlessen gegeven.’ Foto: niet gedateerd, 12 × 17 cm, AMVC-Letterenhuis.
portretten’ in:
Het land van Nevele VII, 1, maart 1976, 11-18, 16), die uitgebreid onderzoek heeft verricht naar de schrijfster, suggereert als verklaring dat in de 19de eeuw de jeugd weinig of niet aan bod kwam en dat Virginie ook op latere foto's haar leeftijd eerbiedwaardiger trachtte te maken.
Op het olieverfschilderijtje zien we de schrijfster die uiteindelijk zelf die eerbiedwaardige jaren heeft ingehaald. De glimp van zelfingenomenheid waarmee ze de schilder aankijkt, is ongetwijfeld het resultaat van een leven lang haar mannetje te hebben gestaan, van een succesvol leven haast te hebben afgerond. Was ze niet bijzonder uitbundig gevierd, in 1912, in Gent? Was zij het niet die, toen mannen het niet aandurfden, sterk combattieve teksten publiceerde als In onze Vlaamse gewesten en Sophie, werken met een enorme ideologische impact? Had zij niet, heel alleen, en al op gevorderde leeftijd, een maandenlange zeereis naar Australië ondernomen? Was zij niet een van de belangrijkste auteurs van haar generatie? Kon zij, met andere woorden niet tevreden zijn en genieten van de dagen die haar nog restten?
Neen dus. Gedreven door de wil te observeren en te registreren begint ze aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog een dagboek, een tekst die duizenden velletjes groot zou worden, als een van haar belangrijkste werken beschouwd kan worden, maar slechts aan het einde van de twintigste eeuw integraal gepubliceerd zou worden.
(cf. o.a. http://hdl.handle.net/1854/3308)
In dat ondertussen al vaak besproken oorlogsdagboek is onder meer ook de ontstaansgeschiedenis van het schilderijtje te lezen. Willem Geets en zijn vrouw arriveren op 1 september 1914, 8 uur 's avonds bij Loveling. Ze zijn gevlucht uit Mechelen waar ze een schitterend renaissancehuis bewoonden dat de oorlog niet zou overleven, ze zijn alles kwijt en hebben de verschrikkingen van de vlucht aan den lijve ondervonden. Als vergoeding voor het tijdelijk onderkomen stelt hij voor haar te schilderen en op 4 september maakt Loveling al melding van haar poseren. Zonder veel commentaar overigens. Ze vond het portret duidelijk niet zo'n geweldig idee. Weigeren kon ze echter niet en enkele weken later noteert ze in haar dagboek: ‘En ondanks [een maagontsteking] wil hij nog absoluut voortschilderen aan mijn portret en daar de verlichting slechts goed gevonden wordt in een bovenkamer, die op't noorden geeft, zitten wij daar, waar geen vuur kan worden gemaakt, alle twee te bibberen. Dat poseeren was van in 't begin van zijn verblijf een echte kwelling voor mij. Elken dag aan 't ontbijt, was het eerste dat hij vroeg: “Wanneer beginnen wij?”’ Volgt dan een bieden en tegenbieden tot een uur wordt afgesproken. ‘Hij is zoo goed, zoo inschikkelijk voor al het overige... ik kan niet weigeren en om