■ Heel wat vondsten, waaronder deze glazen armband, tonen aan dat het leven binnen de Oudenburgse kampmuren niet strikt militair en niet strikt mannelijk was. [Foto: VIOE]
■ Laat-Romeinse kam uit hertengewei, één van de talrijke interessante vondsten uit de recente opgravingen. [Foto: VIOE]
leverde een verfijnde chronologie op van vijf forten die elkaar opvolgden tussen ca. 200 en het begin van de vijfde eeuw na Chr. De drie houten en aarden forten en twee stenen castella werden telkens op dezelfde plaats opgericht en besloegen een maximale oppervlakte van 153 op 176 m (2,7 ha). Tijdens de recente opgravingen werden restanten van houtbouwconstructies, haardplaatsen, waterputten met houten bekistingen, afvalkuilen... blootgelegd. De sporen en vondsten leveren heel wat kennis op over de interne organisatie van het kamp, de constructies waarin geleefd en gewerkt werd, de legerbevoorrading, de handelscontacten en het dagelijkse leven binnen de kampmuren. Doorheen haar bewoningsgeschiedenis werd de zuidwesthoek van dit castellum voor verschillende doeleinden gebruikt. Sporen van de eerste fortperiode wijzen op verschillende houten constructies, waarvan minstens één als een onderdeel van een manschapsbarak kon worden herkend. Tijdens het tweede kwart van de derde eeuw werd deze zone gedomineerd door een groot complex met binnenhof dat uitgerust was met beschilderde pleisterwanden en dat hoogstwaarschijnlijk als valetudinarium of militair hospitaal te identificeren is. Rond het midden van de derde eeuw werd de zuidwesthoek ingepalmd door vrijstaande wooneenheden. Heel wat sporen wijzen ook op ambachtelijke activiteiten. In het vermoedelijk eerste stenen fort van de latere derde eeuw was deze zone de locatie van de ateliers waar metaalbewerking gebeurde. Vanaf het tweede kwart van de vierde eeuw domineerde een badgebouw dan weer deze zuidwesthoek. Dit complex kwam later in de vierde eeuw in verval waarna deze zone uiteindelijk lijkt ingericht voor paarden die hier op stal stonden.
De drie houten en aarden kampen waren waarschijnlijk tijdelijke stellingen in periodes van onrust en dreiging vanuit Germaanse hoek. De permanente legerbasis in steen uit de latere derde eeuw, lijkt een belangrijke rol gespeeld te hebben in het Gallische Rijk, een afscheidingsrijk dat door Postumus, de bevelhebber van de Rijnlegers, werd opgericht in 260 na Chr. tegen de regerende Romeinse keizer. Mogelijk organiseerde Postumus zijn acties in de jaren 260-268 tegen de Franken wel vanuit Oudenburg! Er zijn heel wat aanwijzingen dat het castellum tijdens de vierde eeuw onderdeel was van de Litus Saxonicum, een grootschalig verdedigingssysteem langs het Kanaal en de Noordzee. De nog deels bewaarde muren van de Zuid-Engelse forten van Portchester en Richborough geven een idee van hoe imposant het fort van Oudenburg moet zijn geweest...