Te gast
Pia Burrick: de inhoud primeert
Pia Burrick, Het turbulente leven, glas in lood, 5×22×1,70, 2004.
Pia Burrick is glaskunstenares, maar dan wel in de meest rijke en veelzijdige betekenis van het woord. Dat wil zeggen dat glas middel is en drager, bron van inventiviteit, schrijn waarin woorden, kleuren, gebaren, ervaringen, emoties en de kalligrafische taal van het lichaam en de hand zijn geprent, geschreven, gebrand, geborgen. Het verschijnt onder diverse vormen, als schaal van versteend licht waarin woorden zijn gevat of afbeeldingen zijn bewaard, als juweel met vleugje kleur en grillige vorm, als glasraam uiteraard, als fundamenteel onderdeel van een installatie in haar onlangs geëxposeerde reeks van 23 gietijzeren dakvensters die allen van elkaar verschillen en telkens in een andere taal het woord ‘licht’ in zich hebben opgenomen, ‘licht voor iedereen’, in objecten die een boodschap zijn of een verhaal vertellen en uiteraard ook in opdrachten die veelal architecturaal zijn geïntegreerd. Veelzijdigheid is hier een breed en telkens verrassend en enthousiasmerend begrip.
Niet onbelangrijk in haar creativiteit van de laatste jaren of decennia is haar maatschappelijk engagement dat zich niet tot woorden beperkt. De dag waarop wij haar bezocht hebben, enkele maanden geleden, stonden de koffers klaar voor de reis naar Gambia waar in een dorpje een schooltje zou worden heropgebouwd en Pia ondermeer met de kinderen zou tekenen en schilderen. Haar engagement komt ook vaak en wellicht in groeiende mate tot uiting in haar werk, in de woorden die zij in haar glas heeft gevat of erop geschreven heeft, in haar dakvensters waarbij de keuze van de gebrandschilderde vertaling van het woord ‘licht’ ook symbolisch geladen is, een optie van belangstelling vertolkt en een suggestief element is. Een versie in brailleschrift en een in doventaal zijn op dat vlak tekenend net zoals het handje van een kind dat het licht niet kan bereiken.
Glas in lood, collages van glas, lood als een puur grafisch element dat in feite de lijnvoering van een tekening vervangt, kleur die ondanks haar sereniteit toch uitbundig lijkt of in haar zwierige gebarentaal een serene vlakte weergeeft of suggereert, glas op glas, een schitterende reeks plantjes op/in glas met dromerige of droevige namen in een reeks die zij als ‘La tristesse de la nature’ omschrijft. Haar creativiteit omhelst het brede gamma gaande van een volks verhaal tot het etherische van een tot een enkele geste herleide emotie, gesteund door haar metier en haar oog voor technieken en expressiemogelijkheden van een materie die het niet verdient als marginaal te worden aanzien.
|HUGO BRUTIN|