wordt vertaald in zogenaamde maatschappelijke relevantie. En tegelijk kan je in vraag stellen of de omgang met het verleden aan kwaliteit heeft gewonnen.
Zonder de discussie aan te gaan over de historische waarde van de Stoomstroopfabriek zelf, moeten wij ons de vraag stellen of het goed is dat erfgoedzorg geheel of gedeeltelijk wordt ‘gedirigeerd’ door de participatiegedachte. Laat me dit even illustreren aan de hand van het recente definitieve vertrek van het Gruuthuse-handschrift uit Brugge naar het buitenland. Dit middeleeuwse handschrift, het laatste topstuk van de middeleeuwse cultuur dat tot op heden in particuliere handen was, werd aan de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag verkocht. Het dateert van de tweede helft van de 14de eeuw en bevat liederen, gebeden en gedichten, waaronder Egidius, waer bestu bleven. Het handschrift dankt zijn naam aan de 15de-eeuwse Brugse patriciër Lodewijk van Gruuthuse, een verwoede verzamelaar. Na hem is het in het bezit van verscheidene Zuid-Nederlandse, later Belgische families gebleven. Het is een van de belangrijkste bronnen voor de Middelnederlandse letterkunde. Toch werd de verkoop van dit handschrift niet door de volledige pers gecoverd. Nu zijn middeleeuwse handschriften en oude boekwerken niet direct de meest sexy erfgoedstukken. En wanneer wij ze moeten evalueren in het licht van publieksparticipatie, dan vallen zij ongetwijfeld erg licht uit. Betekent dit dat dergelijk erfgoed geen maatschappelijke relevantie heeft? Laat ons hopen van niet!
P.G.: Of erfgoed de ‘natuurlijke’ bemiddelaar tussen het heden en het verleden is, betwijfel ik ten zeerste. Erfgoed is ‘maakbaar’ inderdaad, maar onze omgang met het verleden is eveneens tijds- en contextgebonden. De rituele omgang met wat was zoals in een premoderne samenleving komt me alvast ‘natuurlijker’ over, dan het huidige erfgoedconstructivisme. Zoals we wel weten wordt dat laatste in grote mate door een politieke en alsmaar meer door een economische agenda bepaald. Vandaar ook het erfgoedpopulisme waar je terecht op wijst. Ik heb er niets op tegen dat men voor ons patrimonium een breder draagvlak creëert en bovendien meerdere sociale bevolkingslagen probeert aan te spreken. Die democratisering van het culturele erfgoed mag echter niet de schijn van een directe democratie opwekken. Net om de laatste reden sta ik erg ambivalent ten opzichte van initiatieven zoals De Monumentenstrijd. Enerzijds vind ik het best ok dat men mensen voor (bijna) verloren goed wil mobiliseren. Dat men daarbij bovendien oog heeft
De Stoomstroopfabriek uit Borgloon mocht op veel mediabelangstelling rekenen
voor de geschiedenis van de kleine man, zoals in het geval van de stroopfabriek, dat is allemaal best. Anderzijds vind ik de indruk wekken dat je met wat sms'jes iets tot cultureel erfgoed kunt verheffen tamelijk problematisch en dat om twee belangrijke redenen. Op de eerste plaats wordt de bemiddelende rol van de expert of historicus overbodig gemaakt. Maar goed, dat is al een oude discussie die zich overigens al eerder tussen de geschiedeniswetenschap en de erfgoedsector afspeelde. Problematischer is dat met dergelijke events voortdurend de rol van de media wordt ontkend. Het zijn immers in de eerste plaats ‘mediamakers’ die een historische selectie maken en niet Jan met de pet en zijn mobiele telefoon. De historicus en de expert worden dus niet zozeer verdrongen door de erfgoedleek, maar wel door de media. Zij zijn de grote bemiddelaar tussen heden en verleden geworden en ze doen dat met veel kracht net omdat ze hun eigen bemiddelende rol met allerhande pseudo-democratische spelletjes ontkennen. Daardoor komt het erfgoedregiem waarin de tijdsfactor een belangrijke rol speelt - bijvoorbeeld om een goede historische selectie te maken met evenzeer voldoende historische afstand - aan de kant te staan. Het mediaregiem werkt immers volgens een geheel andere logica. Daar luidt het adagium: oud nieuws is geen nieuws! Het zogenaamde aandachtregiem is er dominant en daarmee meteen ook de gewoonte om structured te vergeten. De opgevoerde media-aandacht voor erfgoed is dus niet zozeer op herinneren, beschermen en bewaren van het culturele patrimonium gericht, maar leidt uiteindelijk tot permanente maatschappelijke dementie. Dat komt heel eenvoudig door het feit dat men vandaag iets onder de media-aandacht brengt wat men morgen al lang vergeten is. Alzo wordt ook het ene waardevolle erfgoedstuk algauw voor een ander ingeruild. Binnen het mediaregiem komt met andere woorden de klassieke canonisering zoals we die kennen van de (kunst)geschiedenis, maar ook van de
erfgoedsector, op losse schroeven te staan.
R.N.: Wanneer ik erfgoed bestempel als een natuurlijke mediator tussen een samenleving en haar verleden, dan kan het woord ‘natuurlijk’ inderdaad ter discussie worden gesteld. Het woord ‘natuurlijk’ heeft hier echter niet de betekenis van ‘op een ongekunstelde wijze voortkomend uit’, tegengesteld aan ‘geconstrueerd’. Veeleer moeten wij ‘natuurlijk’ zien in de betekenis van ‘verklaarbaar vanuit de aard van de zaak’. Het feit dat erfgoed wordt beschouwd als een mediator tussen een samenleving en haar verleden, is verklaarbaar vanuit de aard van het erfgoed zelf, of althans vanuit de betekenis die wij hieraan geven. Net hier begint mijns inziens de discussie, met name dat die betekenis tegenwoordig in belangrijke mate wordt bepaald door wat je erfgoedleken noemt. Media vallen volgens mij ook onder erfgoedleken, maar onderscheiden zich van Jan Modaal door de veel grotere impact die zij hebben. Nu is het wel zo dat die aandacht vanuit de media niet zomaar uit het niets ontstaat. Voor mensen wordt het verleden in wezen ervaren in termen van het heden. Dit wil zeggen dat zij naar het verleden kijken vanuit hun eigenste wedervaren en hun zeer persoonlijke kennis van het heden. Het referentiekader is het leven zoals zij dat invullen en ervaren. Middeleeuwse handschriften verlucht met kleurrijke miniaturen bij voorbeeld vallen daarbuiten. Erg actueel daarentegen is de sterke behoefte van de mensen aan monumenten en musea die dicht bij de eigen dagelijkse leefwereld staan en die het mogelijk maken de eigen herinneringen te toetsen, juist omdat men