Twee zomers met Arnon Grunberg
Olivier Vanwersch-Cot
Toen uitgeverij Héloïse d'Ormesson mij aanbood De joodse messias van Arnon Grunberg te vertalen, kon ik maar moeilijk een beslissing nemen. Ik had al eerder boeken van Grunberg vertaald, maar ik wist ook dat het vertalen van een roman van bijna vijf honderd bladzijden geen klus is die je zo uit je mouw kan schudden. Ik herlas het boek, vroeg een paar weken bedenktijd, en zei uiteindelijk toch ja. Meestal vertaal ik tijdens de academische vakantie, om aan een stuk door te kunnen werken. De afgelopen twee zomers heb ik dus met Arnon Grunberg doorgebracht. En, geloof mij, makkelijk is die jongen niet!
Arnon Grunberg heb ik twee keer ontmoet, een keer tijdens het Parijse Salon du livre en een tweede keer tijdens een klein literair symposium waar ik ook voor hem als tolk diende. Het beeld dat ik van hem heb overgehouden, is dat van een erg vriendelijke en open man, die toch altijd een zekere afstand tot anderen weet te scheppen. Net of de beschaafde manieren van de persoon in levende lijve de provocerende teksten van de schrijver moeten verdoezelen.
In De joodse messias spaart Grunberg zijn lezer immers niet. Het boek kan worden gelezen als een lange overpeinzing over het lijden. Godsdienst, geweld en seksualiteit zijn de drie hoofdthema's van een grandguignoleske klucht waar lach en wanhoop steeds met elkaar verstrengeld zijn. Ik hou van de kille nuchterheid en de wrange humor van Grunberg, toch gingen mij het vertalen van enkele gewelddadige scènes uit de roman niet makkelijk af.
Vertalen is zweten en zwoegen, maar ook genieten. Het vertalen van de dialogen van Grunberg was mijn beloning.
‘Wat doert al die kazen hier?’ fluisterde Xavier. ‘Meneer Schwartz importeert.’
‘Importeert wat?’
‘Kaas.’
‘O.’
‘Kosjere kaas.’
‘Vandaar,’ zei Xavier.
‘“C'est quoi, tous ces fromages? chuchota Xavier.
- Monsieur Schwartz importe.
- Importe quoi?
- Des fromages.
- Oh!
- Des fromages kasher.
- Tout s'explique”, répondit Xavier.’
Eigenlijk heb ik veel aan de tekst moeten sleutelen, vooral in de eerste en laatste regels, om het Frans even pakkend en grappig te houden als het Nederlands. De dialogen waren niet het enige probleem. Grunbergs teksten zijn vol idiotismen uit de spreektaal die als een soort brandstof fungeren voor zijn genadeloze ironie. Maar hoe vertaal je ze dan, de ik merk daar niet veel van, is dit het?, daar niet van? Telkens anders, natuurlijk. Ik heb daar vaak lang over na moeten denken.
De interpunctie heeft mij ook heel wat te stellen gegeven. De Franse interpunctie is over het algemeen expressiever dan de Nederlandse. Ik heb geprobeerd het zuinige interpungeren van Grunberg in mijn vertaling over te nemen zonder al te veel af te wijken van het Franse gebruik.
Vaak heeft De joodse messias mij aan het lachen gebracht. Ik denk bijvoorbeeld aan de hilarische scène waar Awromele, een van de twee hoofdfiguren uit de roman, zich door zijn baas laat versieren onder het toeziend oog van zijn vriendje Xavier, ‘Iets voor middernacht, toen het feest al over zijn hoogtepunt heen was, zag Xavier Awromele met de bedrijfsleider dansen. Ze dansten steeds intiemer, tot Xavier niet meer kon zien waar Awromele ophield en de bedrijfsleider begon. Awromele zoende de bedrijfsleider. [...] Hij ging op in de mond van de bedrijfsleider.’ ‘Un peu avant minuit, alors que les meilleurs moments de la fête étaient déjà passés,
Arnon Grunberg
Douleur fantôme
Plon, février 2003
Traduit par Olivier van Wersch-Cot
Uit: A la découverte de la Flandre et des Pays-Bas. (Uitgave n.a.v. 23e Salon du Livre 21-26 Mars 2003, Parijs)
Douleur fantôme raconte l'histoire de Robert G. Mehlman, un écrivain raté ayant jadis rédigé un best-seller intitulé La Cuisine polonaise juive en 69 recettes. Divisé en trois parties, le livre commence d'abord par la jeunesse de Robert Mehlman. avec un père tennisman rate lui aussi qui s'imagme être un célèbre joueur de tennis des années 30 alors qu'il n'a jamais dépassé la 268e place. Puis on poursuit avec l'écriture de son grande oeuvre jamais publiée (deuxième partiel. Enfin, la troisième partie... répond à la question: est-ce que les choses deviennent plus drôles?
Après le best-seller inattendu de Mehlman, les éditeurs attendent en vain ses manuscrits, les avances sont dépensées, ses cartes de crédit sont épuisées. Il joue alors son dernier argent à la roulette mais ne cesse de perdre. Il demande alors, dans un dernier espoir, le numéro de camp de concentration de sa mère, mais cela ne fonctionne pas non plus. Tout son argent est perdu, il devient paralysé à la suite d'un accident, et toutes ses femmes le quittent: elles continueront de penser de temps en temps à lui, et à se demander ce qu'il est advenu de ce fou talentueux qui a un jour crossé leur chemin.
Un livre à la fois drôle et méchant, fantasque et fou, à l'imaginaire digne des contes de fées les plus délirants. A dévorer immédiatement.
Né à Amsterdam en 1971, Arnon GRUNBERG a été renvoyé du lycée à l'âge de dix-sept ans. Après avoir été comédien et éditeur, il a publié son premier roman, Les Lundis Bleus, à l'âge de vingt-deux ans. Ce livre, qu'on a rapproché du roman de Philip Roth Goodbye Columbus, et de L'Attrappe-coeur de Salinger, a été un immense succès en Hollande (70 000 exemplaires vendus) et traduit dans le monde entier. Il a depuis publié deux autres livres, avant d'éctire Douleur fantôme, son quatrième roman pour lequel il a obtenu le Prix Ako (équivalent du Goncourt) de littérature en 2000.