| |
| |
| |
De receptie van Du Perrons Het land van herkomst in het Franse taalgebied
Kees Snoek
Fascinatie met de werkelijkheid
De eersten in het Franse taalgebied die hun visie hebben verwoord op Du Perrons monumentale autobiografische roman Het land van herkomst, waren tijdgenoten van de auteur. Zijn beste Franse vrienden, André Malraux en Pascal Pia, kenden geen Nederlands, maar hebben iets van de roman kunnen proeven via de mislukte vertaling van Franz van Ermengem. Pia heeft zich intensief beziggehouden met enkele hoofdstukken waarvan hij de vertaling samen met Du Perron heeft gecorrigeerd. Contemporaine reacties van beide vrienden zijn niet overgeleverd, maar Malraux heeft in 1953 in het Italiaanse luxetijdschrift Botteghe Oscure een onvoltooid essay gepubliceerd over de roman van zijn vriend, als inleiding bij de vertaling van twee hoofdstukken door A.L. Fernhout-Pellekaan (1905-1989).
In dit essay onderwerpt hij de figuur van Eddy du Perron en diens fictioneel alter ego Arthur Ducroo aan een psychologiserende analyse waarbij de halve wereldliteratuur om de hoek komt kijken. Flitsen van inzicht verlenen aan zijn diepgravend betoog soms de illusie dat we nu ‘de laatste waarheid’ over Eddy du Perron deelachtig worden. Maar als de rook van het verbale vuurwerk is opgetrokken, vragen we ons af waar het allemaal om te doen was. Belangrijk is Malraux' ontkenning van de verwantschap van Du Perrons roman met Vie de Henry Brulard van Stendhal, want voor Brulard is het schouwspel van het leven ‘een raadsel’, terwijl Ducroo zich richt op het toneel zelf: we krijgen veel realistische bijzonderheden voorgeschoteld over allerlei mensen, maar de sleutel tot ‘de’ mens wordt ons niet aangereikt. Dit ligt volgens Malraux aan Du Perrons fascinatie met de werkelijkheid, die zijn verbeelding soms in de weg zit.
De eerste Franse reactie op Het land van herkomst waarover we kunnen beschikken kwam van Jean Delmas, een geëngageerde intellectueel die directeur was van het tijdschrift Arts et Métiers Graphiques. In de jaren zestig was hij werkzaam aan het Institut d'études politiques in Lyon. Du Perron had met hem een vriendschappelijke relatie waar verder weinig bekend over is. Uit een brief van Du Perrons echtgenote Bep de Roos (van 22 september 1935) leren we, dat Delmas Nederlands las. Hij had Het land van herkomst in zijn vakantie aan één stuk uitgelezen. Bep schrijft:
‘Hij is zeer onder de indruk van het feit dat je naast de Europeesche kant de Indische hebt, had altijd alleen maar de ongeloofelijke intelligence in je gezien en was erg getroffen door wat hij je naïeve kant noemde (met uitleggingen wat hij met naïef bedoelde.) Ik vroeg hem of hij meer van de indische of van de europeesche kant hield, en hij zei: Ducroo zelf was hem in Europa zooveel sympathieker dan de fils de famillekant in Indië; zei verder juiste dingen (hoewel niet bliksemend) over dat het zoo typisch was dat je daar als individualité tegen de koloniale omgeving in opstand kwam zonder je ooit het sociale probleem te stellen. Verder zei hij (en alles op een heel sympathieke en warme toon, moet ik zeggen), dat als hij het boek gelezen had zonder je te kennen, hij je had willen léeren kennen. En dat hij het zoo'n réussite vond dat je zoo'n absoluut juiste (juste) toon gevonden had die nooit bluf nòch valsche bescheidenheid werd.’
Tot slot zei Delmas nog, dat Du Perron ‘in deze tijd waarin iedereen op de Surhomme speelde’ een boek geschreven had waarin hij voortdurend weigerde zich ‘als Surhomme te stellen.’ Du Perrons gebrek aan heroïek kwam dus sympathiek over. Opvallend, maar niet merkwaardig voor iemand uit Du Perrons eigen kring, is de probleemloze identificatie van Du Perron met zijn romanfiguur Arthur Ducroo. Toen de Vlaamse schrijver Raymond Brulez in het Franse tijdschrift Cassandre had
geschreven dat in Het land van herkomst de heren Du Perron, Greshoff, Ter Braak en Malraux optraden onder de namen Ducroo, Graaflant, Wijdenes en Héverlé, voelde Du Perron zich geroepen om per brief te reageren. Hij bedankte Brulez voor zijn bespreking, maar vroeg hem in zijn volgende kroniek ‘te willen rectificeeren dat Graaflant, Wijdenes en Héverlé - Greshoff, Ter Braak en Malraux zouden zijn’. Hij verdedigt waarom hij zijn boek ‘roman’ heeft genoemd met het argument dat het als ‘historische weergave van de werkelijkheid’ duizend notifies zou vereisen ‘bij alle plekken waar de werkelijkheid verdraaid werd, om welke reden dan ook: aesthetisch of moreel.’ Du Perron vindt Brulez' openbaring aan de Franse lezer vooral vervelend voor zijn vriend Malraux, omdat 50% van de gesprekken tussen Héverlé en Ducroo niet op die manier hebben plaatsgehad. Héverlé is niet meer dan ‘de schim van Malraux’ (Brieven VI: 125).
Dit neemt niet weg dat het merendeel van de critici die Philippe Nobles Franse vertaling van Het land van herkomst (1980) hebben besproken, er een soort vermomde me- | |
| |
moires in ziet, met als pikante noot voor de Franse lezer de rol die Malraux/Héverlé in het boek speelt. J.J. Oversteegen, die als directeur van de Stichting voor vertalingen jarenlang vergeefse pogingen heeft gedaan om Het land van herkomst in het Frans uitgegeven te krijgen, kreeg eens van Gallimard-redacteur Gaëtan Picon te horen dat deze sterk de indruk had dat Malraux het boek eigenlijk liever niet zag verschijnen. Hij wilde immers de regie houden over zijn eigen mythe. Een Franse vertaling van een roman met zo'n ongeretoucheerd jeugdportret van hem viel buiten Malraux' programma, althans zolang hij minister was van De Gaulle.
De meeste Franstalige critici, zowel in de jaren dertig als vijftig jaar later, gaan in op de twee lagen waaruit de roman bestaat: de Indische en de Europese. Brulez spreekt in zijn recensie van een in elkaar draaien van heden en verleden, ‘in alternerende hoofdstukken zodat men getuige is van een merkwaardige heen-en-weerbeweging tussen de dageraad van deze eeuw en zulke actuele gebeurtenissen als de Stavisky-affaire. Dit procédé schept geen verwarring, vertraagt niet de loop van dit zo rijke verhaal, maar varieert en intensifieert de aandacht waarmee men het leest.’
Een andere constante bij de Franstalige recensies is de vergelijkingen die worden getrokken met Franse auteurs. Brulez merkt op dat de auteur verwoed zoekt naar overeenkomsten tussen de nachtelijke landschappen van Belgisch Brabant en Java, om te vervolgen: ‘Maar Du Perron is te Stendhaliaans om al te lang te verwijlen bij het evoceren van de oosterse natuur. Veel belangrijker is zijn schildering van de “uiteenlopende karakters” van de personen die zijn jeugd omgaven, vooral de vader en moeder, beschreven met een soms wrede, maar ook productieve oprechtheid.’
Bij de vooroorlogse receptie in het Franse taalgebied hoort ook het overzichtswerk Panorama de la littérature hollandaise contemporaine van de Nederlandse romanist Johannes Tielrooy (1886-1953). Tielrooy noemt Het land van herkomst ‘een nauwelijks vermomde autobiografie’, waarin Malraux en Ter Braak, hoewel getooid met andere namen, onmiddellijk herkenbaar zijn. Verder belicht Tielrooy Du Perrons selectieve aanpassing aan het Parijse milieu waarin hij leeft, kenbaar in ‘zijn weerstand tegen een zekere lichtzinnigheid in de liefde’, waardoor hij zelfs bijna de indruk wekt een strenge moralist te zijn. ‘Zijn ideaal, zegt hij, is te leven volgens zijn eigen wet, met hoop en nieuwsgierigheid, maar zonder optimisme: de dood wacht ons en men moet zich erop voorbereiden.’ In zijn recensie van Tielrooys boek gaat Du Perron uiteraard niet in op de wijze waarop hij zelf is behandeld, wel meent hij dat Tielrooy zich voortreffelijk van zijn taak heeft gekweten, temeer daar hij zich op literatuurstandpunt stelt en het kaf (alles wat onpersoonlijk is en ‘lectuur’) van het koren weet te scheiden.
| |
Romanarrangement en vermomming
In 1980 verscheen bij Gallimard de Franse vertaling van Het land van herkomst door Philippe Noble. In zijn inleiding gaat Noble in op de verhouding tussen werkelijkheid en verbeelding in het boek. Hij stelt dat Du Perron een scherp zintuig had voor de vervormingen die inherent zijn aan het schrijven en ook in de roman zelf kan men daar intelligente bespiegelingen over lezen. Daarnaast behield hij zich het recht voor om gegevens te remodelleren, de werkelijkheid op een andere wijze te monteren en te ensceneren uit naam van een artistieke waarheid die in zijn ogen even waarachtig was als de historische waarheid. Noble brengt naar voren dat Du Perron, zijn belangstelling voor egodocumenten ten spijt, niet van dagboeken hield en dat hij behoefte had aan een zeker romanarrangement en enige vermomming, zoals zijn voorbeeld Vie de Henry Brulard van Stendhal.
Noble had bij zijn vertaling - voor de eerste keer in de publicatiegeschiedenis van Het land van herkomst - een keuze opgenomen uit de toelichtingen die Du Perron in het zogenaamde Greshoff-exemplaar van de roman had genoteerd. Het gaat hierbij om meer dan het aanreiken van de sleutels tot de werkelijkheid achter de roman, Du Perron geeft ook uitleg over zijn belichting van de feiten en de compositorische problematiek. Hiermee heeft hij, weliswaar bescheiden en beknopt, hetzelfde gedaan als André Gide toen deze zijn roman Les faux-monnayeurs (1926) liet volgen door Le journal des faux-monnayeurs (1926).
Noble ziet een Gideaanse inspiratie in Du Perrons keuze om verleden en heden van Arthur Ducroo niet chronologisch te vertellen, maar in elkaar afwisselende narratieve lagen:
‘De les van Gide getrouw, heeft hij niet gewild om “zijn lantaarn van romancier de jaren door met zich mee te voeren”. Hij heeft bovendien een bijzondere dieptewerking tot stand gebracht door niet meteen
E. du Perron en André Malraux in Bretagne. (Collectie Letterkundig Museum, Den Haag)
de herinneringen van Ducroo prijs te geven, maar door hem te beschrijven in zijn dikwijls gedwarsboomde inspanning om zijn herinneringen bijeen te brengen, om aan te sluiten bij dit verleden, te midden van een heden dat even vijandig staat tegen elke poging tot autobiografie als tegen elke uiting van individualisme. Zo wordt het opschrijven van de herinneringen een klein drama en zijn er nooit meer dan drie hoofdstukken achtereen die het verhaal van het verleden vertellen: de opgelegde interrupties creëren een onophoudelijke wisselwerking tussen verleden en heden. Temporele discontinuïteit, roman van een roman (of liever van een autobiografie): Het land van herkomst doet zich gelden als een modern werk, dat aanknoopt bij het contemporaine onderzoek naar de aard van de roman. Maar de temporele discontinuïteit is niet zomaar een esthetisch element; zij is vol betekenis. In plaats van elkaar op te volgen, worden verleden en heden tegenover elkaar gesteld, waardoor ze hun betekenis aan elkaar ontlenen.’
Op thematisch niveau beklemtoont Noble twee waarden die Du Perron heeft meegekregen van zijn koloniale opvoeding (en die hij zelf had gedefinieerd als producten van een late romantiek): geloof in de ontplooiing
| |
| |
van het individu en in een unieke en absolute liefde. In de Europese hoofdstukken van de roman worden deze waarden geconfronteerd met die van Ducroo's gesprekspartners, die hem spiegels voorhouden en verschillende potentiële mogelijkheden van zijn wezen laten zien. Volgens Noble is Ducroo daarbij ‘het ondervragende, maar onbestemde geweten, die beurtelings de een en de ander onder de loep neemt.’ Grote thema's van Het land van herkomst zoals liefde, vriendschap, trouw aan het verleden en de krachtmeting met de maatschappij worden overspoeld door ‘de politiek’. Malraux heeftzich in zijn Antimémoires aldus uitgelaten over Du Perron: ‘Hij vond alle politiek van nul en gener waarde, en de geschiedenis ook, denk ik.’ Noble nuanceert deze uitspraak. Du Perron had juist een vooruitziende blik toen hij al in 1934 zowel fascisme als communisme afwees: ‘Er zijn momenten dat deugd en waarheid hierin bestaan om niets te kiezen, om alles te verwerpen.’ Tot slot van zijn inleiding citeert Noble de Nederlandse criticus H. van Galen Last, die Du Perron heeft gekarakteriseerd als een ‘geëngageerde anti-politicus’.
| |
Botsende waardeschalen
Hoe werd er in de Franstalige kritiek gereageerd op Le pays d'origine? Werd het genuanceerde pleidooi van Philippe Noble voor deze schrijver, verwant aan Gide en Stendhal, ter harte genomen? In Frankrijk was de literaire kritiek van deze post-1968 jaren nog sterk gepolitiseerd. De bespreking door Laurand Kovacs, in La Nouvelle Revue française, ooit de publicitaire bakermat van Malraux, evenaart diens artikel uit 1953 in verbale complexiteit. Kovacs is negatiever. Zijn recensie begint met het statement dat er ‘een zekere Proustiaanse geur’ hangt ‘rond deze behoefte dit Land van Voorheen weer op te roepen, dit Land van Herkomst, ongetwijfeld het Verloren Paradijs.’ Voor Kovacs is Indië en de nostalgie het punt waar het in dit boek om draait. Dat de ‘Hollandse landgenoten, die niet bepaald voor zachtzinnige veroveraars doorgaan’, recht voor hun raap wordt gezegd ‘hoe men in Indië leeft en hoe men er de orde handhaaft’ is een toevallige, niet door de schrijver bedoelde boodschap.
Naar het inzicht van Kovacs wordt Arthur Ducroo overweldigd door de werkelijkheid en blijkt hij aan het einde van de roman niets te hebben geleerd. In onnavolgbare neomarxistische stijl concludeert de recensent dat het zelfonderzoek pas zinvol wordt als het verleden het huidige bewustzijn verdiept: ‘Het personage wordt overweldigd door de werkelijkheid waarvan het op geen enkel ogenblik de loop kan veranderen. Nooit zal Ducroo de meester zijn van zijn eigen lot. [...] Ondanks zijn wat sombere scherpzinnigheid beschikt Arthur Ducroo niet over de wilskracht die zijn plaats en zijn rol zou veranderen in een wereld waar hij zich het hoofd over breekt. Hij ziet het bestaan als een gegeven dat door zijn persoonlijke en genetische voorgeschiedenis is voorbestemd, in de zelfde tijd dat hij alles kwijt raakt wat hij bezit en dat door de wilskracht en de daden van de zijnen bijeen was gebracht. Hij meent een individualist te zijn terwijl hij het individu de mogelijkheid ontzegt door zijn engagement invloed uit te oefenen op de Geschiedenis.’ Kovacs besluit zijn bespreking door Ducroo een ‘Narcissus’ te noemen, ‘op goedkope manier opgetogen of vertederd door een kersrode lip of een matbleke teint’.
Deze kwalificatie doet denken aan die van de Nederlandse marxist Theun de Vries, die Du Perrons eerste roman Een voorbereiding ‘een narcissusproduct’ heeft genoemd en die in een essay over Het land van herkomst de schrijver beschuldigt van élite-waan' en een ‘sociaal bijziende blik’. Du Perron wordt, ook waar hij politieke standpunten inneemt, door marxistisch geschoolde critici weggezet als een nostalgische navelstaarder.
Maurice Nadeau, samensteller van een eveneens in 1980 verschenen bundel artikelen over Pascal Pia, logenstraft Malraux' uitspraak over Du Perrons afkeer van politiek, die de toon lijkt te hebben gezet voor Kovacs' discours. Nadeau brengt naar voren dat Du Perron vanaf 1936 tot aan zijn dood krachtig partij trok voor de inlanders van zijn geboorteland en tegen het nazisme streed. Dit is weliswaar een gegeven dat buiten Het land van herkomst valt, maar ook in de roman zelf zien we volgens Nadeau de reflectie van een gerijpt man, niet meer het rijkeluiszoontje dat Pia in 1922 had leren kennen. Nadeau is vooral onder de indruk van het Parijse dagboek in de roman, ‘een eersteklas document over het intellectuele leven van de jaren dertig en, met de afstand die wij nu bezitten, bewonderen wij de intelligence, de luciditeit, de vooruitziende blik van zijn auteur, zelfs als de opgeroepen problemen (vele ervan zijn nog steeds actueel) de geur van hun tijd om zich dragen. De analyse die Du Perron geeft van het nazisme, de analyse van de sovjetbureaucratie die hij, tegen Malraux in, onderneemt, blijven actueel. Du Perron ziet ver vooruit omdat hij altijd naar de essentie gaat. Het ligt voor de hand dat hij niet onverschillig zou blijven tegenover de Spaanse burgeroorlog, het lot van de gekoloniseerden en het hitlerisme.’
Terwijl Kovacs Het land van herkomst niet als roman, maar als moreel traktaat wenste te bespreken, wijzen andere recensenten erop dat het boek balanceert op de grens van werkelijkheid en fictie. De vooraanstaande criticus Hubert Juin spreekt in Le Monde van een ‘evenwichtsoefening’, J.M. Borzeix, in Les Nouvelles littéraires, vindt het boek ‘minder een roman dan een kroniek of dagboek’, volgens recensent Raymond Bellour van Le Nouvel Observateur gaat de persoonlijke onthulling ten koste van de artistieke beleving en Jacques Franck, in La libre Belgique, schrijft Du Perron de blik toe van een entomoloog: iemand die koel noteert wat hij ziet. Ook Maurice Nadeau meent dat Du Perron ‘blijft steken op die waterscheiding waar werkelijkheid en fictie elkaar raken en hij staat daar in wankel evenwicht’. Hij wijt dit aan Du Perrons obsessie met oprechtheid, zijn afwijzing van elke idealisering waardoor hij de lezer de mogelijkheid ontzegt om helemaal in het verhaal op te gaan. Rousseau en Chateaubriand waren in hun Confessions en Mémoires d'Outre-Tombe, bereid tot kleine leugens om hun verhaal meer ‘waar’ te doen zijn. Niettemin voelt Nadeau zich een geestverwant van Du Perron, die naar het getuigenis van zijn twee grote vrienden (Pia en Malraux) van de kostbaarste stof was gemaakt.
| |
Een moderne queeste
Hubert Juin meent dat de Indische hoofdstukken van Het land van herkomst er niet in slagen de diepe indruk die de romans van Joseph Conrad op de lezer hebben gemaakt uit te wissen. Maar dat komt omdat Conrad een romanschrijver is en Du Perron, in het spoor van Vie de Henry Brulard, het tegenovergestelde wil zijn. Juin is echter zeer onder de indruk van Du Perrons politieke discussie met Malraux en heeft het zelfs over ‘profetische bladzijden’ waarin hij de angst toont ‘die het tot mislukken gedoemde collectivisme hem inboezemt.’ Het laatste hoofdstuk van het boek, ‘Voor pessimisten’, bevat volgens Juin ‘enkele van de helderste bladzijden die in de betreffende periode geschreven werden.’
Jacques Damade, schrijvend voor Libération, en Gilbert Hamonic, recensent van het op Indonesië gerichte tijdschrift Archipel, tonen zich gefascineerd door de Indische hoofdstukken, de overige recensenten gaan vooral in op de Europese laag en de identiteitsproblematiek van Ducroo. Borzeix weerspreekt Malraux' bewering dat er geen grein- | |
| |
tje exotisme te vinden is in Het land van herkomst. Weliswaar laat Du Perron zich niet veel gelegen liggen aan couleur locale, maar zijn ontheemd-zijn is het merkteken dat het lot op hem heeft gedrukt: ‘op Java wordt hij door Europa gefascineerd, in Europa is hij helemaal in de ban van Java.’ Voor Borzeix is het grote thema van de roman de ervaring van ontworteling en innerlijke verscheurdheid, de zoektocht naar identiteit en innerlijke samenhang, een thema dat Du Perron gemeen heeft met alle ballingen die nooit werkelijk hun land van herkomst hebben verlaten. Hij besluit zijn recensie als volgt: ‘Zo laat zich zonder twijfel verklaren dat deze roman met zijn aureool van exotisme, eigenlijk erg ouderwets, door zijn opbouw en obsessies de modernste roman van dit moment is.’
Ook Patrick Berthier, in het tijdschrift Études, beklemtoont het moderne van de roman: ‘De gedetailleerdheid en tegelijkertijd de afwezigheid van literaire pose van het geheel maken het boek, zoals men heel juist heeft gezegd, tot een zeer moderne non-roman die bijna constant boeit.’
Vrijwel alle recensenten vinden Het land van herkomst interessant om het erin gegeven tijdsbeeld. Bellour, Borzeix en Franck achten het boek, in zijn speurtocht naar identiteit in een onzekere tijd, hoogst actueel en getuigend van moderniteit. Lucien Guissard is getroffen door Du Perrons ‘métissage’ (vermenging) van culturen, waarvan de Franstalige Senegalese schrijver Lépold Senghor de grootste pleitbezorger is.
André Brincourt heeft oog voor ‘het spel van vermommingen en spiegels’ dat Het land van herkomst ondanks alle realiteit tot een echte roman maakt. Yves Guérin, die een korte kritiek schreef voor de Revue de Littérature Comparée, is gecharmeerd van het constante spel van herinnering en heden, van realiteit en fictie, die het autobiografische genre een nieuw gezicht geven. Jacques Damade prijst de roman om zijn complexiteit, en met name de introspectie, ‘deze manier om achter een daad een reeks meningen te ontvouwen die elkaar verhelderen in een duizelingwekkend spel van weerkaatsingen en over-en-weer-van-plaats-verwisselen.’ Het beeld dat de schrijver geeft van Indië met zijn geesten en dieren is veeleer Jungiaans dan Freudiaans. Opmerkelijk is dat Damade - in Libération! - in licht-ironische termen over Malraux schrijft. Diens alter ego in de roman is weliswaar gechargeerd (zoals Du Perron zelf ook toegaf), maar de bereidheid van Héverlé om altijd maar de mensheid, het volk en de dood voorop te plaatsen moesten wel een zekere indruk van misleiding teweeg brengen bij de verteller. Damade vergelijkt die verteller met Célines verteller Ferdinand Bardamu. Om deze gelijkenis te staven citeert hij een cynische passage uit het laatste hoofdstuk van de roman:
‘Karakter betonen, grootheid... het is een zo treurige wetenschap dat het sterkste karakter in een koncentratiekamp gefnuikt kan worden. En het toneel in dit alles: grootheid met, of zonder toneel? Een grootse tijd en grote daden daarin: als je geen kind meer bent ruik je het toneel. Ik weet dat het toneel waarvoor men bloedt eigen wordt, dat men een zeker toneel echt kan maken; maar vandaar is het nog maar een stap om te zeggen: geen grootheid zonder teater. En het grootste is toch zonder, of zou het moeten zijn.’
Zo onderneemt ook Du Perron, met al zijn obsessies en onverzettelijke analyses, een ‘reis naar het einde van de nacht’. Ondanks bedenkingen die vooral de vorm betreffen, hebben Franstalige critici Het land van herkomst geprezen als een bijzondere, zelfs moderne roman. Het zal interessant zijn om zo'n dertig jaar later het oordeel van de kritiek te vernemen - als Philippe Noble toekomt aan de tweede, herziene druk van Le pays d'origine die hij in het vooruitzicht stelt.
| |
Literatuur
Brulez, Raymond. 1936. Bespreking van: E. du Perron, Het land van herkomst. In: Cassandre, jrg. 3, nr. 8, 22-2-1936 [gevolgd door een rectificatie in Cassandre, 21-3-1936]. |
Cahiers voor een lezer (E. du Perron Genootschap), nr. 17, November 2002 [over de receptie van Le pays d'origine, met vertalingen van de recensies van Bellour, Borzeix, Brincourt, Franck, Juin en Kovacs (door Paul Voorhoeve en Manu van der Aa) en het artikel van Malraux in een geannoteerde vertaling van Francis Bulhof]. |
Galen Last, H. van. 1981. ‘Du Perron in het buitenland’. In: NRC-Handelsblad, 7-1-1981. |
Malraux, André. 1953. ‘Sur Le pays d'origine’. In: Botteghe Oscure, Quaderno XII. De Luca Editore. Roma, p. 1119. |
Oversteegen, J.J. 1996. ‘Kwestie van lezen VIII’. In: Raster, nr. 76, p. 193-214. |
Perron, E. du. 1958. Bespreking van: Johannes Tielrooy, Panorama de la littérature hollandaise contemporaine [24-9-1938]. In: Verzameld werk VI, Amsterdam: G.A. van Oorschot, p. 311-316. |
Perron, E. du. 1980. Brieven VI, Amsterdam: G.A. van Oorschot. |
Perron, E. du. 1980. Le pays d'origine. Traduit du néerlandais par Philippe Noble. Paris: Gallimard. |
Snoek, Kees. 2006. ‘De Franse vertaling van Het land van herkomst: de geschiedenis van een lijdensweg’. In: ZL. Literair-historisch tijdschrift, jrg. 5, nr. 4, juli-aug.-sep. 2006, p. 26-41. |
Snoek, Kees. 2006. ‘Een kwestie van de juiste toon: de Franse vertaling van Het land van herkomst’ [met meer nadruk op technische kwesties]. In: n/f, nr. 6 (Association des néerlandistes de Belgique francophone), [november] 2006, p. 71-88. |
Tielrooy, Johannes. 1938. Panorama de la littérature hollandaise contemporaine Paris: Editions du sagittaire. |
Vries, Theun de. 1932. ‘Een narcissusproduct’. [Bespreking van: E. du Perron, Een voorbereiding]. In: De Stem, jrg. 12, nr. 4, april 1932, p. 459-461. |
Vries, Theun de. 1949. ‘Melancholie van het weerzien’ [Bespreking van: E. du Perron, Het land van herkomst]. In: Kroniek van kunst en kultuur, jrg. 10, nr. 4, april 1949, p. 127-132. |
| |
Bibliografie van de Franstalige besprekingen van Le pays d'origine
Yves Guérin, E. du Perron, Le pays d'origine. In: Revue de Littérature Comparée, jrg. 57, nr. 2, avril/juin 1980, p. 255. |
Jacques Franck, ‘De Multatuli à Malraux, le pays d'origine’. In: La libre Belgique, 25 juin 1980. |
Lucien Guissard, ‘Les écrivains venus d'ailleurs. Eddy Du Perron: le Pays d'origine; Nikos Kazantzaki, Espagne’. In: La Croix, 6-7 juillet 1980. |
Maurice Nadeau, ‘Un auteur à découvrir: Eddy Du Perron’. In: La Quinzaine littéraire, nr. 329, 16/30 juillet 1980. |
J.M. Borzeix, ‘Du Perron javanais de Paris’. In: Les Nouvelles littéraires, 24 juillet 1980. |
Hubert Juin, ‘Découverte d'Eddy Du Perron’. In: Le Monde, 8 août 1980. |
Jacques Damade, ‘Au pays des narrateurs. Le voyage au bout de la nuit d'un écrivain hollandais, Edgar Charles du Perron’. In: Libération, nr. 2045, 11 septembre 1980. |
André Brincourt, ‘Un Javanais à Paris’. In: Le Figaro, 12 septembre 1980. |
Raymond Bellour, ‘Un faux roman’. In: Le Nouvel Observateur, 6 octobre 1980. |
Laurand Kovacs, E. du Perron, Le pays d'origine. In: La Nouvelle Revue française, nr. 336, 1 janvier 1981, p. 161-164. |
Patrick Berthier, E. du Perron,Le Pays d'origine. In: Études. Revue mensuelle, tome 353/3, III, mars 1981, p. 413-414. |
Gilbert Hamonic, E. du Perron, Le Pays d'Origine. In: Archipel, nr. 23, 1982, p. 220-223. |
|
|