| |
| |
| |
Over de randen van mijn handen
of hoe de bloemlezing Más allá de mis manos. Siete poetas flamencos tot stand is gekomen
Stefaan van den Bremt
Over de randen van mijn handen
tasten mijn handen
naar mijn andere handen
onophoudelik
Paul van Ostaijen
Bovenstaand citaat uit het nagelaten gedicht ‘Jong landschap’ van Paul van Ostaijen, dat ook het motto is van Stefan Hertmans' nieuwste poëziebundel Kaneelvingers (De Bezige Bij, 2005), deed me een prachtige titel cadeau voor deze beschouwingen over een in Mexico verschenen bloemlezing met poëzie van zeven Vlaamse dichters (Roland Jooris, Leonard Nolens, Stefan Hertmans, Miriam Van hee, Luuk Gruwez, Benno Barnard en ondergetekende) in een tweetalige editie (Nederlands/Spaans) en waarvan de titel Más allá de mis manos een vrije vertaling is van alweer diezelfde versregel van de Antwerpse avant-gardist. Enigszins voorbijgaand aan de bedoelingen van Van Ostaijen, zou men kunnen stellen dat, ook al zou de schrijvende hand niet meteen tasten naar de vertalende hand, het omgekeerde toch zeker het geval is, omdat de vertaler tastenderwijs op zoek gaat naar een adequate vertolking in de doeltaal van de poëtische zegging uit de brontaal.
| |
Context
Laat ik vooraf iets zeggen over de omstandigheden waarin dit vertaalproject gestalte kreeg.
In de periode mei-juni 2005 verbleef de Mexicaanse literaire duizendpoot (dichter-essayist-vertaler naast romancier, schrijver van verhalen en columns, en bloemlezer) Marco Antonio Campos (oMexico-stad, 1949) in de residentie van Passa Porta voor buitenlandse schrijvers in het Vlaams-Brabantse Vollezele. Uit eigen beweging had hij het plan opgevat om, samen met mij, enkele hedendaagse Vlaamse dichters in het Spaans te vertalen. Omdat de Mexicaan, die weliswaar noties heeft van het Duits, geen Nederlands kent, zou ik de dichters kiezen en de door henzelf uit eigen werk geselecteerde verzen zo getrouw mogelijk in het Spaans overzetten, waarna Campos samen met mij aan een volwaardig poëtisch equivalent in de taal van Neruda en Paz zou laboreren. Door de beperkte termijn waarover we beschikten om het werk tot een goed einde te brengen kon er geen sprake van zijn een overzicht van de belangrijkste nog levende Vlaamse dichters van vandaag te willen bieden. Campos had oorspronkelijk gerept van vier, vijf dichters; door mijn toedoen werd het aantal een beetje opgerekt tot zeven, waarvan de oudste - Roland Jooris - geboren was in 1936 en de jongste - de door Vlaanderen geadopteerde Nederlander Benno Barnard - in 1954: een spanningsboog van bijna twintig jaar, zodat je niet echt van een dichtersgeneratie kunt spreken. De opvallendste verwantschap tussen de uitverkorenen bestaat allicht uit het feit dat ze allen een poëzie beoefenen die de spreektaal als vertrekpunt kiest (Jooris, Van hee, Gruwez en ondergetekende) of vanuit een neo-symbolistische (Hertmans, Barnard) of neo-experimentele (Nolens) poëtica geëvolueerd is naar een parlando-achtige versvorm. De samensteller aarzelde aanvankelijk om ook werk van zichzelf op te nemen; dat hij dat toch deed gebeurde slechts aan het eind van Campos' verblijf in Vollezele, toen bleek dat er geen tijd meer overbleef om nog een zevende gegadigde (gedacht werd aan Hugo
Claus die echter geen gevolg gaf aan ons verzoek tot medewerking) bij het project te betrekken. Op aandringen van mijn Mexicaanse medevertaler die me voordien al geholpen had om een kleine keuze uit eigen poëzie in het Spaans te vertalen onder de titel Palmo de Tierra / Een Mootje Land, koos ik daaruit een zevendelige cyclus en voegde daar nog een andere, ietwat kortere en nog niet vertaalde gedichtenreeks aan toe. De overige zes dichters zijn allen met minstens twaalf zelfgekozen gedichten in de bloemlezing vertegenwoordigd. Van de meeste had ik al een werkvertaling klaar toen Marco Antonio Campos zijn intrek nam in Vollezele.
Het was niet de eerste keer dat ik samen met een collega aan een vertaalproject werkte. In 1993 en 1999 had ik een beroep gedaan op de medewerking van hispanist Guy Posson om poëzie van Octavio Paz te vernederlandsen. Onze werkwijze was toen dat we de te vertalen gedichten onder elkaar verdeelden en, zodra we allebei klaar waren met het huiswerk, de resultaten vergeleken, elkaars vertalingen bekritiserend, met als doel tot een homogene vertaalstijl te komen (wat bijvoorbeeld impliceerde dat beide vertalers één zelfde kernwoord op identieke wijze dienden over te brengen). Toen ging het echter om vertalen vanuit het Spaans in onze eigen moedertaal. Voor een samenwerking met een medevertaler in omgekeerde richting - uit het Nederlands in het Spaans - had ik als enig precedent de eerder vermelde selectie eigen gedichten die, onder de titel Palmo de Tierra, in het najaar van 2005 in Mexico zouden verschijnen. Mijn inbreng bij dat vertalen van eigen werk was toen groot: de Spaanse versies van eigen gedichten die ik via email naar Campos had gestuurd, streefden geen letterlijkheid na, maar waren pogingen tot een volwaardige poëtische weergave in de taal van...
| |
| |
Ilustración de portada: Rafael H.H.
El bastón en la ilustración de portada pertenece al poeta Rubén Bonitaz Nuno, autor del libro As de oros.
zal ik zeggen: Cervantes? nee, liever houd ik het bij Ramón López Velarde die door vele Mexicanen als de ‘nationale dichter’ van het land wordt beschouwd. Natuurlijk had Marco Antonio Campos als ‘native speaker’ in heel wat detailkwesties alternatieven uitgewerkt, die ik nagenoeg altijd had gehonoreerd. (Vergelijk de eerste Spaanse versie van mijn gedicht ‘Nachtmuziek over Ter Kameren’ in El Jardín de los Cuatro Vientos met de tweede, die het resultaat is van mijn samenwerking met Marco Antonio Campos in Palmo de Tierra).
| |
Zeven dichters
Voor het nieuwe project zeven Vlaamse dichters in Spaanse vertaling rekende ik op een veel grotere inbreng van mijn compagnon. Zelf zou ik in het Spaans een woordelijke weergave van de originele teksten aanreiken, waarna de Mexicaan tijdens zijn verblijf in Vlaanderen de vertaling poëtische kwaliteiten zou proberen mee te geven. Amper had ik mijn eerste werkvertalingen doorgemaild, of mij werd duidelijk dat ik toch nog steeds te veel had willen interpreteren in plaats van zo neutraal mogelijk te signaleren wat er in de brontaal stond. Gedeeltelijk kwam dat voort uit angst om té experimenteel met de Spaanse taal om te springen. Het neologisme uit de titel van Jooris' gedicht ‘Moedertalig’ had ik nooit als ‘Lengua maternalmente’ durven weergeven. Pas toen ik met Campos in Vollezele aan tafel was gaan zitten en hij aandrong op een nauwkeurige vertaling van Nederlandse woorden die bij hem reminiscenties aan het Duits opriepen, waarna hij allerlei synoniemen op een rijtje begon te zetten, kwamen we - na veel ‘taal-/ springen, klankstoten,/ letterlallen,’ tot een ‘stameldichtende’ verspaansing van:
Moedertalig
uit krampachtigheid vandaan
naar vingers grijpen, taal-
letterlallen, dit vlezige
onverstaanbaar hulpeloze, dit
stameldichtende dat opgekropt
stampt in het gedicht: een hunkering
naar de zeggingskracht van
Lengua maternalmente
de la mano crispada, ese brincar
del idioma, chocarsonidos,
en labios carnosos, tropezando
lo incomprensiblemente indefenso,
ese tartamudeopoetizando reprimido
que patea en el poema: una ansia
un apetito terrenal en idioma
Onnodig te zeggen dat men vruchteloos termen als ‘chocarsonidos’, ‘letrasendelirio’ of ‘tartamudeopoetizando’ in een Spaans woordenboek zal opzoeken: het gaat hier om nieuwvormingen, ontstaan uit het aaneenschrijven van afzonderlijke Spaanse woorden en die stuk voor stuk equivalenten aanbieden van gelijkaardige neologismen in het Nederlandse origineel. Of hoe letterlijkheid soms op een verrassende wijze een poëtische meerwaarde kan creëren.
Alleen al bij het idee om Leonard Nolens in het Spaans te gaan omdichten hield ik mijn hart vast. Zijn taalgebruik is zo idiosyncratisch dat men het nauwelijks waagt zich voor te stellen wat voor vervormende spiegeleffecten dit in een andere taal kan opleveren. Nolens stuurde me de nieuwste uitgave van Laat alle deuren op een kier, zijn Verzamelde gedichten (Querido, 2004), en - in tegenstelling tot de andere dichters die zelf een selectie uit hun oeuvre maakten - liet hij het aan mij over om daaruit een keus te doen. Na enig aarzelen opteerde ik voor een reeks op
| |
| |
elkaar volgende gedichten uit de afdeling ‘Liefdesverklaringen’ van de gelijknamige bundel uit 1990. Door hun afstandelijke en schroomvolle benadering van het thema liefde leken deze gedichten me beter vertaalbaar dan vele andere waarin de dichter dreigt te verdwalen in het labyrint van zijn ego. Achteraf bleek ik bij die keus een goede hand te hebben gehad: alsof deze verzen er al die tijd op hadden zitten wachten om in het Spaans te mogen klinken. Een voorbeeld:
Ik ruk haar gezicht naar me toe
En lik en slik al haar tranen.
Ik eet haar zo gulzig de krop
Uit de keel dat zij snikt diep in mij.
Y lamo y trago todas sus lágrimas.
Como con tanta gula su manzana,
Que solloza profundamente en mí.
Een ‘krop’ (in de keel) is in het Spaans ‘una manzana’ (letterlijk: ‘een appel’), wat hier een perfect lijdend voorwerp vormt van het werkwoord ‘Como’ (‘Ik eet’). Iets gelijkaardigs vond plaats bij het vertalen van het gedicht ‘De naamloze tuin’, dat begint met de versregel ‘Het luidende hart van de zondagse stad heeft ons langzaam verlaten’ (‘El corazón de la ciudad dominical que tañe, nos ha dejado lentamente’) en eindigt ‘bij de piepende poort/ Van de naamloze tuin die ons traag overgroeit met een klokhuis van licht’ (‘perca del portón crujiente/ Del jardín sin nombre que lento nos invade con un corazón de luz’). In het Nederlandse origineel wordt de kring hier gesloten doordat het klokhuis aan het einde terugwijst naar het ‘luidende hart’ (met andere woorden: het klokgelui) uit de beginregel; in het Spaans wordt de cirkel rond gemaakt door de herhaling van ‘corazon’ (dat ook ‘klokhuis’ kan betekenen).
Veruit het grootste aantal problemen bracht de vertaling van Stefan Hertmans met zich mee. Dat lag hem vooral aan de subtiele intertextuele verwijzingen in zijn poëzie (hij stuurde me twaalf gedichten uit de toen nog niet verschenen bundel Kaneelvingers), die me ertoe brachten hem om nadere toelichting te vragen. Dit leidde tot volgend spelletje van vraag-en-antwoord via email (ik cursiveer de antwoorden van Hertmans):
‘Beste Stefan,
Ik heb je 12 gedichten uit Kaneelvingers in het Spaans omgezet, maar stuitte daarbij op enkele problemen in [...] ‘Bladervingers’:
- | strofe 1, regel 4: als ik ‘bladerhand’ letterlijk vertaal (‘mano de hoja’) verdwijnt niet alleen de connotatie met ‘naderhand’ (en ‘bladerrand’), maar krijg ik ook problemen in strofe 2 (‘Haar handen om de nek van/ De slapende leeuw’): een (blader)hand met haar handen om...? |
- | In feite is dit een gedicht over de ‘verschijning’ van Eurydice aan de door het bos wandelende Orpheus (vandaar ook het beeld van de leeuw, die ze als in een droom zelf omarmt); bladerhand is een woordspelletje met naderhand, misschien iets wat je moet laten vallen in het Spaans en gewoon door naderhand vertalen (het herfstige bos suggereert de voorbije liefde) |
- | strofes 3, 4 en 5: ‘Want zij’/ ‘Of zij’/ ‘Noch hij’ kun je in het Nederlands interpreteren als een herhaalde negatie (‘Want noch zij’/ ‘Noch zij’/ ‘Noch hij’); als dit echt jouw bedoeling is, moet ik in het Spaans drie keer ‘Ni’ gebruiken (‘Pues ni ella’/ ‘Ni ella’/ ‘Ni él’) |
- | Tja... de gedichten in deze bundel hebben vaak van die doelbewust ontsporende syntaxis, die ontreddering, verlies, melancholie etc in en door de vorm moet evoceren. Hoe dat in het Spaans, met zijn totaal andere poëtische tradities, moet worden aangepakt, is mij niet duidelijk... |
- | slotstrofe: ‘Ach jij, dat wou het niet’: waar verwijst die ‘het’ naar? |
- | Dat wordt doelbewust in het midden gelaten, maar men kan er natuurlijk verschillende dingen voor invullen: het lot, het leven, de gebeurtenissen, alles wat dit tragisch verhaal tot stand heeft gebracht (dat aan de basis ligt van alle orfische liefdeslyriek; men kan ook zeggen: dat wou dit verhaal toch niet, zulke pijn, zulk een gemis? |
Hoe incorporeer je als vertaler zovéél amper uitgesproken dichtersbedoelingen? Onze strategie bestond erin zo dicht mogelijk bij de Nederlandse tekst in heel zijn raadselachtigheid te blijven, waarbij Marco Antonio Campos waakte over de syntactische aspecten (zo nodig liet hij ook de Spaanse syntaxis lichtjes ontsporen) en over de welluidendheid van het geheel.
Maar zelfs toen de drukproeven eraan kwamen, was de kous nog niet af, zoals ik even wil illustreren met volgende mailtje van de dichter aan zijn vertaler:
‘Beste Stefaan,
er is sowieso een probleem, omdat ik je blijkbaar nog een versie stuurde van voor de eindredactie (waarin alle hoofdletters werden verwijderd die niet “noodzakelijk” waren binnen de zinsbouw; dat betekent dat de automatische hoofdletters bij elk regelbegin systematisch werden weggehaald in de uiteindelijke publicatie van Kaneelvingers en alleen de hoofdletters die gelden als begin van een zin, werden behouden. Ik weet niet in hoeverre die nog kunnen worden weggehaald in dit stadium. Bovendien heb ik nog kleinere, maar vaak veelzeggende wijzigingen aangebracht in sommige gedichten. In de reeks die wordt opgenomen in de Spaanse bloemlezing, is de belangrijkste wellicht die in De blinde proever, waar het beest (dat de geest is), op drie in plaats van op vier poten kruipt (te weten de drie “redes” van Kant - zuivere ratio, praktisch-morele rede, en esthetische aanschou-
Stefaan van den Bremt voorlezend in het “Conservatorio de las Rosas” in de stad Morelia (Mexico), tijdens poëziefestival “Encuentro de Poetas del Mundo Latino”, oktober 2006.
| |
| |
Stefaan van den Bremt en Benno Barnard in Mexico tijdens het poëziefestival “Encuentro de Poetas del Mundo Latino”, oktober 2006.
wing- maar zonder het vierde element, dat het begrip van de mens omtrent zijn existentie vertegenwoordigt). De geest loopt dus wat manker in de definitieve versie, dat herinnert meer aan het raadsel van de sfinx...’
Uiteindelijk raakte ik het met Hertmans eens over een aantal wijzigingen in de drukproeven, maar toen ik enkele dagen later van zijn uitgever de bundel Kaneelvingers kreeg toegestuurd, kwamen daarin toch nog andere kleine verschillen voor met de versie die ik van de dichter had gekregen en samen met hem in het zetwerk gecorrigeerd...
Bij Miriam Van hee ging het hem vooral om het treffen van de juiste toon die ook in het Spaans haar aarzelende taal vol eigengereide gedachtensprongen een alchemistische verandering zou laten ondergaan. Dat bleek gelukkig een kolfje naar de hand van Marco Antonio Campos die met trefzekere intuïtie en professionele vaardigheid de eigen stijl van iedere dichter zocht te reconstrueren. De groteske verbeeldingswereld van Luuk Gruwez ontlokte hem geregeld een homerische schaterlach. Detypisch Belgische scoubidou uit het gedicht ‘De arenden’ noodzaakte ons tot het plaatsen van een voetnoot, evenals de drie gedichten met hun aan Petrarca ontleende Italiaanse titel uit de cyclus ‘Lore, Laura, Lorelei’ die op bestelling van Paul Van Nevel, dirigent van het Huelgas Ensemble, tot stand was gekomen. Ook bij Benno Barnard kon de Spaanstalige lezer af en toe de behoefte voelen aan een voetnoot: bij ‘Een kus in Brussel’ waarin naar Jos de Haes wordt geknipoogd, bij ‘Moedertaal’ waar de spin Sebastiaan van Annie M.G. Schmidt even uit een hoek van het (taal)web komt gluren, en vooral bij de aan de zestiende-eeuwse Johannes Goropius Becanus ontleende Antwerpse stamouders van het menselijk geslacht uit het gedicht ‘Hier’. Hoe dan ook, een voetnoot is gauw geplaatst. Andere koek is een vers zo van het blad te lezen dat het bekt in een andere taal. Nooit vergeet ik die vele halve of hele werkdagen in Vollezele, wekenlang, om die zeven inheemse merels en lijsters te leren zingen met Latijnse melismen en Azteekse trillers.
| |
Bibliografie
Stefaan van den Bremt en Marco Antonio Campos, Más allá de mis manos. Siete poetas flamencos, México, D.F., Editorial Colibrí, colección ‘As de Oros’, 2006, 281 p. |
Stefaan van den Bremt, El Jardín de los Cuatro Vientos, Barcelona, Ediciones del Bronce, 1999. |
Stefaan van den Bremt, Palmo de Tierra / Een Mootje Land, México, D.F., Ediciones El Tucán de Virginia, 2005. |
Octavio Paz, Nachtmuziek over San Ildefonso en andere gedichten, Amsterdam, Meulenhoff, 1993. |
Octavio Paz, Verhaal van twee tuinen / Gedichten 1935-1996, Amsterdam, Meulenhoff, 1999. |
|
|