Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 56
(2007)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
Nederlandse klassieken in Duitsland
| |
[pagina 135]
| |
Het gaat in al deze gevallen om auteurs die al eerder in het Duits waren verschenen. Couperus verwierf vooral in de jaren twintig van de vorige eeuw met zijn historische romans bekendheid in Duitsland. Met eerdere Duitse vertalingen van Willem Elsschot (Kaas uit 1952), Villa des Roses (1993) en met Simon Vestdijk, van wie in de jaren veertig en vijftig werk in het Duits verscheen, leek het aanvankelijk niet te vlotten. Louis Paul Boon behoorde dan weer tot de eerste Nederlandse auteurs die in de jaren zeventig met meerdere werken in het Duitse taalgebied present waren, al was het bij diverse uitgevers.Ga naar eindnoot6 De jubileumvertaling van De Kapellekensbaan door Seferens (2002), vijftig jaar na verschijning van de eerste druk, is inmiddels al de derde Kapellekensbaanvertaling.Ga naar eindnoot7 In 1970 had Hanserverlag Eine Strasse in Ter-Muren uitgegeven, een vertaling van Jürgen Hillner op basis van de verminkte, door Boon zelf ingekorte versie van 1964. Er werden 1.200 exemplaren van verkocht, geen bestseller, hoewel nog altijd beter dan de 500 exemplaren die in diezelfde periode van Willem Frederik Hermans Tränen der Akazien (1968) over de toonbank gingen. De Süddeutsche schreef toen naar aanleiding van de Hermansvertaling dat de tijd van de ‘Trümmerliteratur’ en van het ‘Kahlschlag-Nihilismus’ voorbij waren.Ga naar eindnoot8 Ook in de jaren tachtig bleek het met deze beide groten in Duitsland nog niet echt te lukken. De tweede vertaling van De Kapellekensbaan, dit keer vertaald als Ein Mädchen aus Termüren (1986), was een typisch ideologisch gekleurde DDR-uitgave, die Boon weliswaar al wat bekender maakte, maar een succesverhaal werd deze vertaling evenmin. Ook Hermans slaagde er met Nie mehr schlafen in 1982 nog niet om door te breken in Duitsland. Hoewel verschillende critici van oordeel waren dat er meer werk van hem vertaald moest worden, verscheen pas in 1986 met Unter Professoren weer een Hermansboek, dat overigens net als Tränen der Akazien niet in het toenmalige tijdsklimaat bleek te passen.Ga naar eindnoot9 Van al zijn boeken werd trouwens alleen Die Dunkelkammer (2001) gelezen als een boek dat met zijn oorlogsthematiek aansloot bij een actueel probleem, namelijk het terrorisme. Het was dus niet alleen Hermans' verzet tegen vertalingen - hij hield de vertaling van Nooit meer slapen tegen vanwege de gebrekkige kwaliteit en liet dit vervolgens gelden voor al zijn werk - maar ook het feit dat zijn thematiek niet actueel werd gevonden, die een doorbraak in Duitsland tegenhielden.
Zoals gezegd kwam de grote nieuwe poging van Kiepenheuer Verlag in het begin van het nieuwe millenium, met als startschot | |
[pagina 136]
| |
De donkere kamer van Damokles (2001). Voor het nawoord tekende Cees Nooteboom, in Duitsland hét uithangbord van de Nederlandse literatuur. Al op het buikbandje werd de Duitse lezer gelokt met een Nooteboomcitaat: ‘Die niederländische Literatur ist ohne Willem Frederik Hermans undenkbar.’
Inmiddels heeft Hermans op de Duitse boekenplanken zoals gezegd het gezelschap gekregen van nog enkele illustere overleden collega's. Het is interessant om te zien hoe de Duitse recensenten nu op deze klassieken reageren. Inmiddels zijn ze al wat gewend aan Nederlandse auteurs in het Duits: Marcel Möring, Connie Palmen, Leon de Winter, Maarten 't Hart, A.F.Th. van der Heijden naast kaskrakers als Margriet de Moor en Cees Nooteboom.
Toch is het opvallend dat in de recensies van de genoemde klassieken nauwelijks aan hedendaagse Nederlandse auteurs wordt gerefereerd. En dat, terwijl in de jaren negentig vertalingen uit het Nederlands vaak via andere, al bekende namen bij het lezerspubliek werden geïntroduceerd, in de aard van ‘noch ein Roman aus dem Land von Cees Nooteboom’. Opvallend is dat de klassieken veeleer in een Europees referentiekader worden geplaatst. Dat was al het geval toen Boon in 1970 aan het Duitse letterenfirmament verscheen. Toen klonken de grote Europese namen in de vergelijkingen: ‘Es ist, als hätte Marcel Proust aus dem Blickwinckel von James Joyce heraus geschrieben oder D.H. Lawrence mit der Feder von Zola. Aber auch Gogol und Doderer, Faulkner und Krieza, Vittorini und Lewis Caroll, Jean Paul und Henry Miller sind literarische Geschwister.’Ga naar eindnoot10 Ook in 2002 werden ter vergelijking de grote namen van stal gehaald. De haast obligate referentie aan Der Blechtrommel van Günther Grass, die zich volgens Ludger JorissenGa naar eindnoot11 op De Kapellekensbaan zou hebben geïnspireerd, daargelaten, wordt Boon op het niveau geplaatst van André Gide, Diderot en Lawrence Sterne, een boek van ‘Hrabals formaat’ oordeelt een recensent, een ‘Glanzstück der modernen niederländischen Literatur’, dat naast Hugo Claus' Het verdriet van België op de boekenplank thuishoort.Ga naar eindnoot12 Dorothea Dieckmann van de Neue Zürcher Zeitung, die in de inleiding van haar recensie over Der Kapellekensweg wel de vele vertalingen van Nederlandse boeken in Duitsland ter sprake brengt, geeft daar meteen een kritische bedenking bij: ‘Seit einigen Jahren erfährt die niederländische Literatur in deutscher Übersetzung mehr Beachtung als im eigenen Land, dessen Kritiker diese Entwicklung mit Freude, aber auch Befremden betrachten. Denn der Boon spiegelt keineswegs die Qualität der heimischen Literatur. Gefällige Unterhaltung à la Margriet de Moor oder Maarten 't Hart überschwemmt den Markt, während etwa der Stern der niederländischen Nachkriegsliteratur, W.F. Hermans, erst kürzlich übersetzt wurde.’Ga naar eindnoot13
Meestal werd over Der Kapellekensweg in superlatieven geschreven: geniaal, grandioos, ‘eines der wuchtigsten, kühnsten, fantasievollsten und fabulierfreudigsten, mithin also interessantesten Bücher der niederländischsprachigen Literatur, ein Roman, der zu Recht den Rang eines Klassiekers der literarischen Moderne innehat.’Ga naar eindnoot14 Een enkeling in Der Tagesspiegel meent dat hij Boon een goeie raad had kunnen geven om het boek een steviger structuur (!) te bezorgen: het tot het Ondinekeverhaal beperken.Ga naar eindnoot15 Maar over het algemeen worden zowel Boon, Hermans als Elsschot als literaire hoogvliegers beschouwd, waarvan men hoogst verbaasd is die niet eerder ontdekt te hebben. De intro bij de recensie in de Frankfurter Allgemeine Zeitung van Die Dunkelkammer van Hermans liegt er niet om: ‘Ein Buch, das dreiundvierzig Jahre lang nicht aus dem Niederländischen ins Deutsche übersetzt wurde, das kein Buchmessenschwerpunkt aus der Versenkung hervorholen konnte, keine noch so große Renaissance der niederländischen Literatur in Deutschland und das jetzt also im Herbst erscheint, was kann man von einem solchen Buch erwarten? Eigentlich nicht viel. Denn so verschlafen ist die deutsche Verlagslandschaft doch nicht, daß sie sich über vierzig Jahre lang ein Meisterwerk aus dem Nachbarland entgehen ließe. Und doch ist genau das geschehen: “Die Dunkelkammer des Damokles” ist ein meisterhafter Roman des 1995 verstorbenen Willem Frederik Hermans, und er ist jetzt erstmals auf deutsch zu lesen.’Ga naar eindnoot16 Of deze ‘grandiose’ ontdekkingen ook tot grandioze verkoopcijfers leiden, is een andere vraag.
Frans Laarmans' vrouw kreeg in elk geval gelijk: Kaas marcheert altijd, ook al moest men lang op de Duitse doorbraak wachten. Dat de lancering van Käse in het jaar 2004 een succesverhaal werd, was vooral te danken aan Elke Heidenreich. Zij had het in haar populaire TV-programma ‘Lesen!’ een goeie 150 seconden lang over Käse en prees het als volgt aan: ‘Wer mal so richtig lachen wille beim Lesen, sollte sich an diesem Auftritt des Edamers in der Weltliteratur versuchen.’Ga naar eindnoot17 Dat was genoeg om Elsschot wekenlang een plaats in de Spiegel-bestsellerlijst te bezorgen. Kaas bereikte dit succes weliswaar pas na een tweede aanloop. In 1952 had Kalmann-Matter Kaas al in het Duits vertaald, maar pas een halve eeuw later bleek het Duitse publiek de Edammergeschiedenis te kunnen smaken.Ga naar eindnoot18 Gert Busse, die de vertaling uit 2004 maakte, baseerde zich overigens voor een groot deel op de eerdere vertaling uit 1952. Een jaar later lag Leimen in de Duitse boekhandels. De critici bleken echter vooral gewonnen voor Kaas, het eerste boek van deze ‘Vlaamse satiricus’, dat hen aan Franz Kafka en Erich Kästner deed denken. Käse werd als een hedendaags boek ervaren, terwijl men tegenover Leimen wat meer reserve aan de dag legde. Sommigen vonden de taal | |
[pagina 137]
| |
wat te stoffigGa naar eindnoot19, ze hadden problemen met de oppervlakkige psychologisering of vonden dat Elsschot in Lijmen de handeling te weinig had uitgewerktGa naar eindnoot20, wat soms leidde tot een slotoordeel enigszins in mineur, zoals in de FAZ: ‘Nur Boorman würde Elsschots kleinen Roman als Meisterwerk der flämischen Literatur rühmen. Aber eine unterhaltsame Satire, die den Leser zu keiner Zeit leimt, ist auch ihr Geld wert.’Ga naar eindnoot21 Opvallend is hoe sterk Kaas in de Duitse context wordt gelezen als een satire op maatschappij en kapitalisme: ‘Wirtschaftskrise, Arbeitslosigkeit und politische Polarisierung bilden das gesellschafltiche Umfeld des kleinen Angestellte Laarmans, der... stets über seine unmassgebliche Rolle als politisches Subjekt philosophiert: ‘Büroschreiber sind bescheiden, viel bescheidener als Arbeiter, die sich durch Aufsässigkeit und ihre Einigkeit etwas Achtung ertrotzt haben. Man sagt sogar, dass sie in Russland die Herren geworden sind.’Ga naar eindnoot22
Over Der kupferne Garten (2005) van Vestdijk zijn de recensies erg schaars - een klassiek boek uit de Nederlandse literatuur ‘mit buddenbrookschem Flair’, zo wordt uit de perstekst overgeschreven - en hetzelfde geldt, zij het in iets mindere mate, voor Die langen Linien der Allmählichkeit (2002) van Couperus. Het succes dat Couperus haast een eeuw geleden in Duitsland te beurt viel, blijkt moeilijk te herhalen. In deze recente vertaling vielen de critici de grandiose atmosfeerbeschrijvingen op, de meesterlijke weergave van dialogen, maar ook een wat al te nadrukkelijk spel met de titelmetafoor.Ga naar eindnoot23 Deze honderd jaar oude roman ‘hat etwas unerwartet Bewegendes’, vond de Süddeutsche Zeitung, en de FAZ schreef dat het verleden uit deze roman nog erg nabij lijkt. Grote waardering, maar geen recensies die hoge verkoopcijfers doen verwachten.
Erg verheugend is dan weer dat in de receptie van deze klassieke romans veel aandacht en lof te vinden is voor de kwaliteit van de vertalingen. Dat was vroeger niet zo: over de vertalers en hun prestaties werd nauwelijks gerept, tenzij bij een opvallend slechte vertaling. Die aandacht heeft niet zozeer met de recensenten als wel met de uitstekende vertalingen te maken. Nagenoeg in elke bespreking van De Kapellekensbaan wordt de vertaalkwaliteit geprezen: met ‘indrukwekkende zorgvuldigheid’ heeft Seferens Boon in een heldere, hedendaags en vitaal Duits omgezet. Ook Brusses Elsschotvertalingen werden geloofd en Waltraud Hüsmert kreeg zoals gezegd in de periode van haar Hermansvertalingen de Nijhoffprijs. Het valt te hopen dat de Duitse uitgevers op deze weg verder durven gaan, want de Duitse lezers kennen al veel middelmatigs uit de Nederlandse literatuur, het is tijd om onze klassieken boven te halen. |
|